PROF. TOURNOY
GERIATRISCHE SYNDROMEN
ALGEMEEN
1. vergrijzing van de bevolking
❖ het aantal ouderen groeit snel
❖ de wereldbevolking leeft langer
2. gezondheid op oudere leeftijd
❖ continuüm van gezondheid:
➢ "successful aging” ↔ frailty (kwetsbaarheid) en multimorbiditeit
❖ behoud van gezondheid:
➢ medische aandoeningen, functionaliteit, cognitie-emotie en sociaal
3. kenmerken van veroudering
❖ veroudering:
➢ veranderingen in lichaamssamenstelling
➢ onbalans energie productie en gebruik
➢ homeostatische ontregeling
➢ neurodegeneratie
❖ fysieke en cognitieve kwetsbaarheid:
➢ loopstoornissen, vallen, invaliditeit, comorbiditeit, urine-incontinentie, decubitus
ulcera, slaapstoornissen, delier en cognitieve stoornissen
4. de geriatrische patiënt
❖ complexiteit → geriatrische evaluatie of comprehensive geriatric assessment (CGA)
❖ = een multidimensioneel interdisciplinair diagnostisch proces voor het in kaart brengen
van de medische, psychologische en functionele mogelijkheden van kwetsbare (frêle)
ouderen met als doelstelling de ontwikkeling van een gecoördineerd en geïntegreerd
plan voor behandeling en lange-termijn opvolging
1
, DEMENTIE
1. dementie in cijfers
❖ elke 4 seconden krijgt iemand ergens ter wereld dementie
❖ volgens de Wereldgezondheidsorganisatie is dementie prioriteit nummer 1
❖ de meest voorkomende vorm van dementie is de ziekte van Alzheimer (ongeveer 70%)
❖ leeftijd is de belangrijkste risicofactor voor dementie, het risico op dementie neemt
sterk toe met de leeftijd: >10% bij 65+, >20% bij 80+ en >40% bij 90+
2. dementie als syndroom
❖ dementie is geen ziekte, maar een syndroom met verschillende oorzaken
➢ functioneel
■ bADL: aankleden, toilet, wassen, eten, drinken, slapen, …
■ iADL: huishouden, mobiliteit, telefoneren, administratie, …
➢ cognitief
■ geheugen en aandacht
● aandachtsstoornis: sterke verstrooibaarheid, vragen moeten herhalen,
een eenvoudige taak niet kunnen afwerken en abstract denken (het
denken over zaken die je niet kan zien)
■ corticale functiestoornissen:
● afasie = stoornis in het spreken en het begrijpen van de taal →
woordvindingsmoeilijkheden, parafasieën en gestoorde benoeming
● apraxie = stoornis in het uitvoeren van eenvoudige en complexere
bewegingen → aan- en uitkleden, zich wassen, eten, …
● agnosie = verlies van het vermogen om personen, voorwerpen,
geluiden, geur, … te herkennen
■ stoornis executieve functies: planmatig handelen en mentale flexibiliteit
➢ (neuropsychiatrisch)
■ gedragsverandering: humeurschommelingen, decorumverlies en
paranoïde/psychotische kenmerken
■ psychologisch
❖ dementie = traag progressief en bij intact bewustzijn
3. diagnose en differentieel diagnose
❖ anamnese:
➢ met aandacht voor het tijdsverloop, ernst en impact op het algemeen functioneren
en welzijn van de patiënt
➢ systeemanamnese, sociale en familie anamnese, heteroanamnese (anosognosie!)
❖ volledig internistisch en neurologisch klinisch onderzoek
❖ schalen: MMSE, bADL en iADL, Geriatric Depression Scale (GDS)
❖ biochemie
❖ beeldvorming hersenen
2
,4. vroege functionele verschijnselen
❖ een belangrijk teken is verandering in de tijd in de mate van functioneren
❖ al voordat de klinische diagnose wordt gesteld, functioneren mensen op een lager niveau
❖ naarmate het voortschrijdt, neemt het vermogen om alledaagse handelingen te doen af
❖ vermogen om normale activiteiten te verrichten neemt al af in de predementiefase
❖ vermogen om normale activiteiten te verrichten verslechtert naarmate AD voortschrijdt
5. symptomatologie
❖ BPSD = symptomen van verstoorde perceptie, verstoorde gedachteninhoud, verstoorde
stemming en verstoord gedrag frequent voorkomend bij dementie
❖ symptoomclusters:
➢ apathie: (sociaal) teruggetrokken, gebrek aan interesse en amotivatie
➢ agitatie: ijsberen, herhalende handelingen, aan- en uitkleden, rusteloos en angstig
➢ agressie: fysiek, verbaal en weerstand tegen zorg
➢ depressie: verdrietig, huilerig, hopeloos, schuldig, angstig, prikkelbaar,
schreeuwerig en suïcidaal
➢ manie: euforie, druk spreken en prikkelbaar
➢ psychose: hallucinaties, wanen, verkeerde identificatie en achterdocht
❖ evaluatie:
➢ verkrijg een duidelijke beschrijving van het probleemgedrag, tijdstip, verloop,
omstandigheden, wat zet de BPSD aan?, …
➢ beoordeel het vermogen om basisbehoeften te uiten (honger, dorst, moe, pijn!)
➢ zoek naar delirium - acute/snelle verandering (uitdroging, UTI, longontsteking,
angina, constipatie, pijn, ongecontroleerde DM)
➢ let op stemmingsstoornissen (verdriet, prikkelbaarheid en/of terugtrekken)
➢ controleer veranderingen in medicatie - verdenk altijd de medicatie
➢ vraag naar omgevingsfactoren: verandering in routine, kamergenoot, verzorger,
overstimulatie/onderstimulatie, andere storende patiënten, ziekte in de familie
➢ behandelplan
❖ prevalentie over ziekteverloop: 90%
➢ mild cognitive impairment (MCI) → tot 40%
➢ eerste stadia van dementie → tot 60%
➢ afhankelijk van type en duur van dementie
❖ gevolgen:
➢ voortijdige opname, directe en indirecte kosten, bijkomende disfunctie
(bADL – iADL), levenskwaliteit, stress voor de mantelzorger en de hulpverlener
6. oorzaken van dementie
3
, ❖ dementie met Lewy Bodies
➢ progressieve cognitieve achteruitgang: aandacht, frontale functies en visueel
ruimtelijke vaardigheden
➢ kernsymptomen: de eerste drie verschijnen typisch vroeg en persisteren
■ fluctuaties in cognitie, aandacht en alertheid
■ recidiverende visuele hallucinaties
■ REM slaapstoornissen, die de cognitieve achteruitgang kunnen voorafgaan
■ tekenen van parkinsonisme (niet veroorzaakt door medicatie)
➢ andere symptomen die diagnose versterken:
■ frequent vallen, syncope, tijdelijk verlies van bewustzijn, overgevoeligheid
voor neuroleptica, wanen, autonome dysfunctie, hypersomnie, hyposmie en
niet-visuele hallucinaties
➢ indicatieve biomarkers
■ verminderde dopamine transporter uptake in de basale ganglia aangetoond
door PET of SPECT
■ abnormaal lage 123 Iodine-MIBG myocardscintigrafie
■ polysomnografische bevestiging van REM slaap zonder atonie
➢ supportieve biomarkers
■ relatieve preservatie van mediamediotamporale kwab op CT/MRI
■ veralgemeende lage uptake op SPECT/PET met verminderde occipitale
activiteit
■ prominente lage golf activiteit posterior met periodieke fluctuaties in het
pre alpha/theta spectrum
❖ de ziekte van Alzheimer
➢ criteria
■ waarschijnlijk ZA: geleidelijk ontstaan over maanden tot jaren en duidelijke
achteruitgang van cognitieve vaardigheden
● met evidentie voor pathofysiologische markers: amyloïd en/of
neuronale degeneratie of schade
■ mogelijk ZA: atypisch verloop OF etiologisch gemengde presentatie
● met evidentie voor pathofysiologische markers: criteria voor een
andere dementie, maar wel positieve biomarkers of neuropathologie
➢ modernisering van de diagnose
■ cognitieve achteruitgang
● presymptomatisch: pathologische biomarker
● prodromaal: pathologische biomarker en cognitie
● dementie: pathologische biomarker, cognitie en functie
■ vermoedelijke aanwijzingen voor het pathofysiologische proces
● enkel voor personen die voldoen aan de klinische kerncriteria
● biomarkerbewijs dmv. onderzoeksstudies en/of klinische onderzoeken
● als optionele klinische hulpmiddelen voor gebruik waar beschikbaar en
wanneer de clinicus dit nodig acht
➢ farmacologische therapie
■ oorzakelijk: drugs in ontwikkeling (disease modifying drugs DMDs)
→ bv. Lecanemab
■ symptomatisch: Donepezil (Aricept), Galantamine (Reminyl), Rivastigine
(Exelon) en Memantine (Ebixa)
4