Samenvatting Multifactoriële stoornissen II
CONGENITALE SLIKSTOORNISSEN Handboek ‘Eet- en drinkproblemen bij jonge kinderen’
Terminologie
- Voedingsstoornis = dysfagie = eet- en drinkgedrag dat gevolgen heeft voor de gezondheid en
ontwikkeling, kan congenitaal of verworven zijn
- Voedingsprobleem = feeding: problemen met het opnemen en verwerken van voedsel
- Eet- en drinkmoeilijkheden = lastige en moeilijke eter, niet graag eten
- Eetstoornis = anorexia, boulemia, … deze term wordt niet gebruikt bij jonge kinderen met
congenitale slikstoornis
Classificatie
Kinderen kunnen congenitale slikstoornissen vertonen omwille van één of meerdere van
onderstaande redenen.
o Kenmerken: weinig voeding binnenkrijgen ondanks langdurig zuigen, vacuüm niet vast
kunnen houden aan borst, veel niet-voedende zuigbewegingen, fles kan gemakkelijk uit de
mond worden gehaald.
o Kenmerken: niet-ritmisch zuigen, onregelmatige zuigreeksen, benauwdheid tijdens het
drinken, saturatiedalingen tijdens drinken, hoofd wegdraaien, snuiven met de neus tijdens
drinken (met soms als gevolg fles of borst weigeren).
1) O.b.v. problemen met vaardigheden
- Onvoldoende kunnen drinken van borst of fles
- groot probleem als je je kind niet kan voeden, zorgt voor veel stress bij de ouders.
o Door onvoldoende coördinatie tussen zuigen, slikken en ademhalen
Kenmerken: niet-ritmisch drinken, onregelmatige zuigreeksen, benauwdheid
tijdens het drinken, saturatiedalingen tijdens drinken, hoofd wegdraaien, snuiven
met de neus tijdens drinken (met soms als gevolg fles of borst weigeren)
o Door zwakke zuigbewegingen
Kenmerken: weinig voeding binnenkrijgen ondanks langdurig zuigen, vacuüm niet
vast kunnen houden aan de borst, veel niet-voedende zuigbewegingen, fles kan
makkelijk uit de mond worden gehaald.
o Door kaakklemmen of verhoogde tonus bij zuigen
Kenmerken: mond wordt niet geopend bij aanbieden borst of fles, geen of weinig
bewegingen bij pogingen tot zuigen.
o Door anatomische afwijkingen
Kenmerken: nasale regurgitatie (door schisis), benauwd worden door vergrote
neusamandel, terugliggende tong, choane atresie (geen verbinding tussen de neus
en de keelholte), oesofagusatresie (afsluiting slokdarm ontstaan tijdens
zwangerschap) of tracheamalacie (wand luchtpijp onvoldoende stevig, waardoor,
waardoor de luchtpijp niet goed open blijft staan tijdens de uitademing).
o Door verslikken bij drinken
Kenmerken: hoesten of rochelig worden tijdens of na drinken, waterige rode ogen.
o Door ontstaan van problemen met drinken na een goede start
1
,Samenvatting Multifactoriële stoornissen II
Kenmerken: na enkele weken ontstaan er problemen (bij overgang reflexmatige
naar willekeurige zuigmotoriek), slechts gedeeltes voeding drinken, beter drinken
in slaperige toestand, kokhalzen, zoekende bewegingen en onrust bij start of
herstart drinken, afnemende intake.
- Problemen met lepelvoeding
niet afhappen, niet verwerken in de mond, niet kunnen doorslikken.
o Door mondmotorische problemen
Kenmerken: onvoldoende mondopening bij zien van lepel, geen afhappen, tong
komt naar buiten bij transport naar achter in de mond en bij slikken, verslikken.
Verslikken bij eten van lepel.
o Door problemen met prikkelverwerking
Kenmerken: kokhalzen bij aanbieden voeding via lepel, weigeren en afweren met
handen.
- Problemen met kauwen
er zijn kinderen die gewoon slikken of op elk brokje gaan wurgen.
o Door mondmotorische problemen
Kenmerken: voeding wordt alleen tegen palatum geplet en niet naar zijkanten
gebracht, voeding wordt onvoldoende fijn gekauwd, te grote stukken worden
doorgeslikt, samengestelde consistenties (glad met stukjes erin) kunnen niet
verwerkt worden. Verslikken bij kauwen vast voedsel.
o Door problemen met prikkelverwerking
Kenmerken: bij het in de mond brengen van kleine stukjes vast voedsel direct
kokhalzen, geen of nauwelijks reactie op vast voedsel.
- Problemen met drinken uit een beker
o Door mondmotorische problemen
Kenmerken: knoeien bij drinken, sabbelen, tong uit mond of onder bekerrand, niet
in serie kunnen drinken, verslikken.
- Problemen die meerdere vaardigheden treffen
o Sterke prikkelbaarheid of gedragsproblemen gedurende de voeding
Kenmerken: snel afgeleid, huilen, motorische onrust tijdens voeding, hoofd
wegdraaien, opstrekken, fles of lepel wegslaan of wegduwen.
o Voedingstijden die langer duren dan 30-40 minuten
Kenmerken: langdurig drinken, veel pauzes nodig hebben, voeding moet in
meerdere kleine porties gegeven worden.
o Beperkt eetrepertoire
Kenmerken: alleen bepaalde voeding, consistenties of smaken accepteren
gedurende lange tijd, bij accepteren nieuwe smaak of consistentie valt een andere
weer af.
o Voedselweigering en slecht groeien
Kernmerken: veelvuldig resten van voeding (meer dan 50% laten staan), hele
voeding weigeren, weinig honger- of dorstgevoel.
o Verslikken
Kenmerken: hoesten tijdens eten en drinken, rochelen tijdens en na voeding.
o Voeding aspireren
Kenmerken: veelvuldig terugkerende longontsteking of infecties van onderste
luchtwegen na starten orale voeding.
- Problemen met speekselcontrole
2
,Samenvatting Multifactoriële stoornissen II
als je in aanraking komt met kwijlen, waarbij het al weg moet zijn, probleem met motoriek en
sensibiliteit
o Kenmerken: langdurig en veel kwijlen, verslikken in speeksel.
2) O.b.v. onderliggende oorzaak
- Prematuur geboren kinderen (voorbijgaande aard)
baby is levensvatbaar vanaf 24-26 weken zwangerschap
afwezigheid van de of een onvoldoende ontwikkelde zuigslikreflex kan zorgen voor
problemen: nog niet alles ontwikkeld om zelfstandig te kunnen zuigen en slikken
- Kinderen met aangeboren afwijkingen thv organen met betrekking tot eten
vb. gespleten tong
- Kinderen met genetische afwijkingen
vb. te grote tong (macroglossie) bij Downsyndroom
- Kinderen met neurologische afwijkingen
CP en dyspraxie
- Kinderen met ASS
veel kinderen met ASS hebben congenitale dysfagie, wat vaak te maken heeft met
sensibiliteit, maar soms ook met motoriek.
- …
3) O.b.v. ICF
- Houding en beweging valt onder ‘anatomie en functies’
- Menselijk functioneren en de invloed op dagelijkse activiteiten (vb. van een lepel kunnen eten)
en participatie (vb. participeren in een klassituatie)
- Omgevingsfactoren (vb. in de klas, thuis, bij oma en opa …) en persoonlijke factoren
Weet hoe je eet: observeren van de mondfuncties
tijdens het eten
- Hoe eet je?
o Voeding naar de mond brengen.
o Kaakgradatie aanpassen aan de hoeveelheid voedsel.
o Afbijten met de snijtanden en terwijl de lippen sluiten tot tegen het voedsel.
o Proberen het voedsel op onze tong te krijgen (ligt er vaak al door af te bijten).
o Het voedsel lateraal verplaatsen, naar links of rechts.
o Kauwen: onderkaak licht van links naar rechts en van boven naar onder bewegen
(rotatoire beweging). Er zit altijd een klein beetje ruimte tussen de boven- en onderkiezen
tijdens het kauwen. Soms zit er voedsel tussen, maar ze staan nooit op elkaar. Kauwen is
de hoogste beweging die we met onze mond kunnen maken.
o Het voedsel met een laterale beweging terug naar het midden van de tong brengen.
o Tongpunt richting de alveolen en maken van een afwikkelende tongbeweging.
o Lippen zijn gesloten en je maakt negatieve druk.
o Vanaf het voedsel de gehemeltebogen raakt, maak je een automatische slik. Op het
moment dat de larynx dan naar boven wordt geheven, gaat de slokdarm open.
- Bij het observeren van het eetgedrag bij een patiënt voelt hij/zij zich bekeken, waardoor hij ook
anders gaat eten. Kijken naar eten heeft altijd een repercussie op degene die eet.
- Wat is er anders aan drinken dan aan eten?
o Je kauwt niet.
o Je maakt nog meer negatieve druk, waardoor het lijkt op een aanzuigbeweging.
3
, Samenvatting Multifactoriële stoornissen II
o Je maakt een kuiltje in de tong waar het water in blijft, om dan te slikken.
Normale ontwikkeling (primaire) mondfuncties
1) Motoriek
Motoriek voeding is gekoppeld aan de totale ontwikkeling van motoriek en sensibiliteit.
Zuigen (p.46)
- Borst-/flesvoeding
o Voordelen van borstvoeding voor moeder en baby (zie handboek)
- Voedend en niet-voedend zuigen
o Voedend zuigen: vb. borst- en flesvoeding
o Niet-voedend zuigen: vb. fopspeen, vinger
- Tot 3 mnd reflexmatig problemen rond het zuigen komen naar boven wanneer de
zuigmotoriek bewust moet worden ipv het nog een reflex is (> 3 maand).
- Coördinatie ademhaling
- Tepelzuigen
o Pompzuigen = onderkaak laten zakken en negatieve druk maken
o Likzuigen = met de tong de melk uit de tepel zuigen (zoals een kat melk drinkt)
- Rietjeszuigen = een toegevoegde functie die pas later, vanaf ongeveer 2 jaar, ontwikkeld + niet te
vergelijken met het zuigen van een baby
Slikken
- De zuigslikreflex moet zich ontwikkelen tot een slik. Op het moment dat de reflex verdwijnt
worden het zuigen en slikken van elkaar losgekoppeld.
- Zuigslikreflex ontwikkelt tot slikreflex
o T.h.v. de gehemeltebogen7
o Start van de faryngeale fase (onwillekeurige fase)
- Niet elke zuigbeweging leidt tot een slik
Fases van het slikproces (p.10-11)
1. Bewust en willekeurig: orale fase
2. Bewust en onwillekeurig: faryngeale fase
3. Onbewust en onwillekeurig: oesofageale fase
Kauwen
- Bijtreflex naar willekeurig verticale bewegingen
- Wurgreflex trekt naar achteren:
o Wurgreflexen gaan verminderen/veranderen omdat het zenuwstelsel in de hersenen veel
meer ontwikkelt, de cortex zich ontwikkelt, maar ook omdat het kind speelgoed in hun
mond steken, waardoor de wurgreflex naar achteren trekt.
- Ontwikkeling van rotatoire bewegingen
- Ontwikkeling van de transverse tongreflex naar laterale tongbewegingen je moet met je tong
lateraal links en rechts kunnen gaan, wat een baby nog niet kan.
- Volwassen kauwen zie je pas op de leeftijd van 3 à 4 jaar
Lepelvoeding
- Rond de leeftijd van 6 maand
- Van sabbelen tot afhappen
- Belang van de lipfunctie: lippen nodig om af te happen eerst gaat de baby zuigen/sabbelen
om dan te leren afhappen.
- Voedsel naar buiten duwen bij de start (tongprotrusie)
4