Architectuurgeschiedenis
0. Inleiding
0.1 Inhoud
Europese architectuur van de late Middeleeuwen tot (bijna) nu
Leerdoelen: kennis + inzicht
Werkvormen: zelfstudie, hoorcolleges, studiebezoek (in Brussel), oefening (paper),
werksessies
Evaluatie: 30% oefening + 70% mondeling examen
4 april: geen les maar op een ander moment studiebezoek/excursie
2 werksessies in april/mei
0.2 Studiemateriaal
Vooral lesnotities
Slides op Canvas
Handboek: David Watkin, De westerse architectuur, een geschiedenis
o €59 in de vubtiek
o Ook beschikbaar in de bibliotheek
o Of in het Engels: A history of Western Architecture (€26 op bol.com)
o Eerste deel valt in principe weg; ~ eerste helft minder uitgebreid
Lijst met termen, gebouwen en architecten (allemaal kennen voor het examen) op
Canvas
Lesopnames op Canvas/Panopto
Handig maar niet verplicht: handboek Bouwkundige termen in de bibliotheek
0.3 Beoordeling
Opdracht: 30% (6 punten): beschrijven, analyseren en contextualiseren van een
gezien gebouw (handboek, les)
o Korte paper met tekst en illustraties
o Voldoende nodig om te slagen
o Begin april 1e versie inleveren via Canvas
o Feedback van prof. Martens en medestudenten (werksessie)
o Mei definitieve versie inleveren via Canvas: beoordeling proces en
eindresultaat
o De definitieve versies worden leerstof voor het examen voor iedereen
Examen: 70% (14 punten): mondeling met 20 min. voorbereiding
o Vraag 1 (5 punten): 5 gebouwen identificeren en beschrijven aan de hand van
een afbeelding (plattegrond, foto, details…)
o Vraag 2 (5 punten): open vraag over de leerstof (bespreken/vergelijken)
o Vraag 3 (2 punten): vraag over de theorie, concept, stroming…
o Vraag 4 (2 punten): terminologie verklaren (uit de lijst op Canvas)
Samen 1 eindcijfer (20 punten) maar voor beide delen is een voldoende nodig
,0.4 Wat is architectuurgeschiedenis?
Geschiedenis van architectuurgeschiedenis: het is al een oude discipline
Overzicht van (Europese) architectuur door de tijd
Nikolaus Pevsner (1943): onderscheid tussen gebouwen en architectuur
(monumenten)
o “Architectuur is ontworpen om esthetisch aantrekkelijk te zijn”
o Architectuur als deel van de kunstgeschiedenis (traditionele opvatting)
De architectuurgeschiedenis bestaat in ieder geval al sinds Giorgio Vasari (le Vite)
o Zo ongeveer het eerste kunsthistorische werk
o Aandacht voor schilders, beeldhouwers en architecten
o Focus op disegno (≈ design): tekening + ontwerp/concept; gemeenschappelijk
voor alle kunstvormen
o Veel kunstenaars zijn actief als schilder, beeldhouwer en architect (bijv.
Michelangelo)
Hedendaagse opvatting: architectuur is niet enkel het esthetische maar alle aspecten
o Alle gebouwen zijn evenwaardig, tellen mee als architectuur
o Niet enkel focus op de canon maar alle mogelijke bouwwerken (volledig
beeld)
o + sociale, technologische (bouwkundige) en economische context
o = ‘de gebouwde omgeving’
Maar in handboeken ligt de focus vaak op de canon, de belangrijke monumenten
o Nodig om vervolgens stijlen in detail te bekijken
1. Klassieke fundamenten
1.1 De Griekse tempel: de zuilenorden
(In dit hoofdstuk voorbeelden vooral herkennen, niet exact kennen)
Typisch voorbeeld: het Parthenon in Athene
Veel Griekse tempels zijn in het geheel bewaard op Sicilië
Gelijkaardige opbouw; weinig verschillen behalve het formaat
Zuilen helemaal rondom een afgesloten ruimte
Verschillen in grootte = verschillen in het aantal zuilen (4, 6 of 8 op de korte zijde)
o Voorbeeld Parthenon: 8 zuilen vooraan
o Regelmaat: zuilen op de lange zijde = meestal 2x het aantal van de korte zijde
+ 1 (hoeken tellen voor beide zijden)
o Eerder voor praktische redenen, niet voor symboliek
o Altijd een even aantal zuilen aan de voorkant: dan staat er geen zuil voor de
ingang (praktisch/esthetisch)
, Constructie: monoliet of zuiltrommels
o Monoliet: zuil uit één stuk steen (meer prestige want de uitvoering is moeilijk,
het is zeldzamer)
o Zuiltrommels: zuil uit meerdere (grote) stukken steen (eenvoudiger maar nog
steeds lastig)
o Methode is zeer goed zichtbaar bij omgevallen tempels
o Veel tempels zijn nu ruïnes: de constructie/onderdelen zijn goed zichtbaar
o Steen vanuit de groeve naar de locatie van de tempel (heel zwaar): er zijn
constructies aan de binnenkant van de stenen om daarmee met touwen het
stuk steen te verplaatsen (dit was niet zichtbaar als de tempel af was)
o Voorbeeld Segesta (Sicilië): geen ruïne maar onvoltooid
Nog geen cannelures want dat werd later ter plaatse gedaan
Uitstulpingen op de traptreden en stenen (gewoonlijk werden deze
later afgekapt) voor de verplaatsing van de stukken steen
o Legoblokken-idee (stenen die op elkaar liggen zonder cement of een andere
vorm van ‘lijm’)
o Balk op kolommen (in de klassieke Griekse architectuur zijn dit zuilen): zelfde
principe bij o.a. Stonehenge, de Leeuwenpoort in Mycene (veel ouder)
architraafbouw
Kenmerkend voor de klassieke Griekse architectuur: uiterlijke kenmerken,
zuilenorden: Dorisch, Ionisch, Korintisch (minder belangrijk; eigenlijk een ontwikkeling
van de Ionische orde) en kleinere orden
o Dorisch: fronton (driehoek bovenaan), hoofdgestel/entablement (bestaand uit
een kroonlijst, fries en vlakke architraaf), stylobaat (de basis van zuilen),
kapiteel (kenmerkend kussenvormig), zuilschacht (de daadwerkelijke pilaar)
en geen voetstuk (voor termen zie lijst achteraan)
o Ionisch: geen trigliefen, architraaf verdeeld in 3 horizontale stroken, kapiteel
met voluten (krullen), met voetstuk, iets slankere zuilen (zuilschachten)
o In de klassieke Griekse architectuur zijn dit regels die niet worden gemengd
o Dorisch = mannelijk; Ionisch = vrouwelijk
o Hoogte van de zuilen: bij Dorische zuilen 5x de diameter (basisprincipe); bij
Ionische zuilen 8x de diameter (inclusief het voetstuk)
o Hetzelfde principe bestaat in de klassieke Griekse beeldhouwkunst van
mannen en vrouwen (mannen = 7x de grootte van het hoofd; vrouwen = 8x de
grootte van het hoofd en dus slanker)
o De zuilen zijn een ‘abstractie’ van de mannelijke/vrouwelijke beeldhouwkunst
o Kariatide: vrouwenbeeld in de positie van een zuil
o Atlant: mannenbeeld in de positie van een zuil (minder bekend/voorkomend)
Voorbeeld: Agrigento (Sicilië)
De mannen dragen de tempel zoals Atlas de wereld draagt
o Cannelure: verticale groef in de zuilschacht
Dorisch: breed (20 stuks) met een scherpe rand
Ionisch: smaller (24 stuks) met een vlakke strook ertussen
De cannelures hebben geen praktische functie maar werden toegepast
voor het optisch effect: ze benadrukken de verticaliteit, de visuele
eenheid van de zuil (die meestal uit stukken bestaat), ze maskeren de
horizontale lijnen van de zuiltrommels
Voorbeelden te kennen voor examen: Parthenon, Erechtheion en Propyleeën
, 1.2 Het klassieke fundament: Romeins
‘Constructieve eerlijkheid’ in Griekse tempels: onderscheid tussen zuil en muur:
worden zelden gecombineerd, beide hebben altijd een dragende functie
Romeinse architectuur: gebruik van halfzuilen (halve zuil met half kapiteel) en
pilasters (‘platte’ zuilen) tegen de muur aan: zuil zonder dragende functie, als
decoratief element
o Driekwartzuil: op de hoek van een tempel
o Volgen dezelfde compositieregels als standaard zuilen: ze lijken dragend,
staan op een voetstuk
Een Griekse tempel is aan alle zijden open, een Romeinse tempel heeft een
duidelijke voorkant en de rest is gesloten
Een Griekse tempel heeft traptreden helemaal rondom, een Romeinse tempel staat
op een podium en heeft een trap aan de voorkant
Romeinse tempels zijn grotendeels van hetzelfde type maar de grootte kan
veranderen (meer of minder zuilen)
Variaties: bijv. het Pantheon (Rome): portiek (rechthoekig, gelijkaardig) + ronde
hoofdruimte met een koepel
Bibliotheek van Celsus (Efeze): zuilen met een dragende functie + achter elke zuil
een pilaster als decoratie: komt veel voor in de Romeinse architectuur en latere
bouwstijlen (bijv. Renaissance)
Triomfboog van Constantijn: triomfboogmotief: smal-breed-smal (of laag-hoog-laag)
in de doorgangen
o Hier decoratieve zuilen (dragen wel deels de standbeelden bovenaan) en
pilasters
o Vrijstaande zuilen, bijna los van het bouwwerk
Triomfboog in Timgad: triomfboogmotief met zuilen die losstaan maar toch iets
dragen (uitbouw van bogen)
Vooruitblik: Renaissance: klassieke regels maar met veranderingen. Voorbeelden:
o Sant’Andrea, Mantua, Leon Battista Alberti (kerk): triomfboogmotief en
tempelmotief; geen zuilen maar enkel pilasters (decoratief maar lijken
dragend)
o Biblioteca Laurenziana, Florence, Michelangelo: bewust volle zuilen in een nis
geplaatst, niet op voetstuk maar op een console; zorgt voor ambiguïteit; de
zuilen worden sculpturale elementen (≈ abstracte beeldhouwkunst)