Deze samenvatting gaat over de tentamenstof van het onderdeel Wet van het tentamen Jeugd en Zorg en Wet. Het is een uitgebreide samenvatting.
De volgende tentamenstof wordt behandeld:
- Boek Mens en recht: 7.4 t/m 7.8 & 9.3 t/m 9.5
- Boek Jeugdrecht in de praktijk: H1 t/m H7
- Artikel over het mee...
Samenvatting Jeugdrecht in de praktijk H1-6 / Pedagogiek / Leerjaar 3
Samenvatting Boek Jeugdrecht In De Prakijk
Bundel van hoorcolleges en (verplichte) literatuur J&L
Tout pour ce livre (38)
École, étude et sujet
Hogeschool Windesheim (HW)
Social Work
Jeugd en wet
Tous les documents sur ce sujet (1)
3
revues
Par: Jimmysr • 3 année de cela
Par: lott04 • 4 année de cela
Par: fie4ever • 4 année de cela
Vendeur
S'abonner
Melissa1998
Avis reçus
Aperçu du contenu
Samenvatting Jeugd en Wet
Week 3
Jeugdrecht in de praktijk H2: Jeugdhulp
Sinds 1 januari 2015 is er een nieuwe Jeugdwet in werking. Gemeenten zijn sindsdien
verantwoordelijk voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij
opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. Verder is de gemeente
verantwoordelijk voor de voorzieningen op het terrein van de AWBZ, voor voorzieningen op het
gebied van de Wmo en voor de uitvoering van de Participatiewet. Gemeenten hebben sinds augustus
2014 ook te maken met de invoering van de Wet passend onderwijs.
Sinds de invoering van de Jeugdwet zijn er van verschillende kanten zorgen naar voren gebracht.
Volgens de gemeenten gingen de forse bezuinigingen ten koste van kwetsbare groepen ouderen en
jongeren. Verder waren er veel zorgen rond privacykwesties en soms leek het belang van het kind
ondergeschikt aan financiële of organisatorische belangen. Sommige instellingen voor specialistische
jeugdhulp zijn verdwenen door geldgebrek, andere moeten een beroep doen op extra geld. Er zijn
opnieuw wachtlijsten ontstaan, de toegang tot de jeugdhulp blijkt niet altijd optimaal.
Een nieuwe wet
Met de nieuwe Jeugdwet wordt twee dingen beoogd. Het gaat om een eenvoudiger en effectiever
stelsel van jeugdzorg, met optimale samenwerking tussen hulpverleners rond gezinnen en adequate
vroege ondersteuning bij opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. Daarnaast
gaat het ook om efficiency. Er wordt beoogd om te komen tot ‘demedicalisering’ en ‘ontzorging’ van
de jeugdsector. Er wordt gestreefd naar minder dure zorg.
Het uitgangspunt van de Jeugdwet is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig
opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt. De gemeenten moeten zich
richten op het scheppen van voldoende voorzieningen voor ouders en jeugdigen die het op eigen
kracht niet redden. Het is aan de gemeenten om te bepalen of en zo ja welke voorziening een
jeugdige of een gezin nodig heeft. Dit zorgt voor verschillen tussen gemeenten.
Er zijn ook vergelijkingen met andere landen gedaan. In Denemarken is in 2007 op vergelijkbare
gronden overgestapt op decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten. Dit ging echter op twee
punten cruciaal anders. Ten eerste was er meer voorbereidingstijd. Ten tweede werd er in de
voorbereiding het aantal gemeenten gereduceerd. In Noorwegen is juist een omgekeerde beweging
te zien. In 2004 werd daar besloten om alle jeugdzorg te centraliseren bij de nationale overheid, om
zo in het hele land passende en gelijkwaardige zorg van hoge kwaliteit te garanderen. In Engeland ligt
sinds 2004 de nadruk op de plicht van de lokale overheid om jeugdzorg te verlenen in plaats van op
het recht van ieder kind op jeugdzorg. Daarentegen hebben in Duitsland alle kinderen, jogneren en
ouders recht op jeugdzorg. Zij mogen zelf kiezen uit de faciliteiten en diensten van de verschillende
aanbieders en instellingen van jeugdzorg.
Toegang tot goede zorg
Het feit dat er veel verschil is in jeugdzorg tussen verschillende gemeenten, roept de vraag op of de
decentralisatie van de jeugdzorg niet botst met de fundamentele kinderrechten. Zo verlangt artikel 2
IVRK dat alle kinderrechten zonder uitzondering voor álle kinderen beschikbaar zijn. In artikel 3 IVRK
staat dat het belang van het kind voorop moet staan. In artikel 4 IVRK wordt dit nog eens krachtig
herhaald. Hierin staat dat de kinderrechten gerealiseerd moeten worden.
Er wordt in het IVRK ook over de zorg voor kinderen met een geestelijke of lichamelijke handicap
gesproken. In artikel 23 IVRK staat dat een geestelijk of lichamelijk gehandicapt kind een volwaardig
,en behoorlijk leven dient te hebben, in omstandigheden die de waardigheid van het kind verzekeren,
zijn zelfstandigheid bevorderen en zijn actieve deelneming aan het gemeenschapsleven
vergemakkelijken. Ten slotte verlangt artikel 24 IVRK dat het kind de zo goed mogelijke
gezondheidszorg krijgt.
Kortom, het feit dat gemeenten zelf kunnen beslissen over de omvang, duur en aard van de
jeugdzorg roept de vraag of op de staat zich hiermee niet onttrekt aan zijn verantwoordelijkheid,
zoals onder meer vastgelegd is in internationale verdragen.
Privacybescherming
Een tweede kritische kwestie in de Jeugdwet heeft betrekking op de privacy. De Jeugdwet schiet op
dit punt te kort. Twee herstelwetten zijn hierop in 2015 gevolgd, maar er zijn nog veel twijfels over
de uitvoering van de privacybescherming. Dit komt enerzijds door gebrek aan duidelijke, centraal
geformuleerde regels en aan controle op dit punt, anderzijds door de sterke focus op integrale
samenwerking.
Aanbieders van jeugdzorg hebben de plicht om een dossier aan te leggen over de zorg die ze bieden.
In dit dossier moet alle relevante informatie over de jeugdige en diens gezinssituatie worden
vastgelegd. Kinderen hebben het recht om dit in te zien en ze mogen er ook zelf een verklaring aan
toevoegen. Het is echter de vraag of de jeugdige altijd en tijdig van deze rechten op de hoogte wordt
gesteld.
Privacybescherming hangt direct samen met het beroepsgeheim. De toestemming van de jeugdige
of zijn ouders om informatie aan anderen te geven betreft gericht toestemming over bepaalde
informatie. Het gaat hier om het principe van doelbinding. Het is de vraag hoe dit principe zich in de
praktijk verhoudt tot het principe van een integrale aanpak. Zo mag de jeugdhulpverlener andere
zorgprofessionals die bij dezelfde casus zijn betrokken wel informatie geven over zijn cliënt, maar dat
mag alleen informatie betreffen die noodzakelijk is voor de jeugdhulp. Artsen hebben daarentegen
toestemming nodig van de jeugdige en/of ouders voor overleg met jeugdzorgprofessionals. Ook voor
het delen van informatie over de jeugdige of het gezin met andere deelnemers aan het wijkteam of
een ander overleg van professionals die geen jeugdhulp bieden, is toestemming nodig.
Klachten en beroep
Bezwaar en beroep
De Jeugdwet heeft geen eigen bezwaar- en beroepsprocedure. Cliënten zijn daarvoor aangewezen op
de Awb, die een algemene regelgeving biedt voor bezwaar en beroep tegen beschikkingen van
bestuursorganen. Deze wet biedt echter geen eigen rechtsingang voor minderjarigen. Alleen ouders
of voogden kunnen dus bezwaar maken bij het college van B&W of een beroep instellen bij de
rechtbank. De kinderrechter is wel bevoegd in deze beroepszaken.
Voor de niet vrije vormen van jeugdhulp is een Verleningsbesluit van het college van B&W nodig. Als
het Verleningsbesluit gegeven wordt, kan daar volgens de Awb binnen zes weken bezwaar tegen
aangetekend worden. Vervolgens kan de cliënt nog in beroep gaan bij de kinderrechter. Daarna is er
nog de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep in Utrecht.
Instemming
Bij kinderen onder de 12 jaar is voor vrijwillige jeugdhulp de instemming vereist van de ouder of
voogd. Als de jeugdige tussen de 12 en 16 jaar oud is, moeten de ouder of voogd en de jeugdige zelf
instemming. Vanaf 16 jaar beslist de jeugdige zelf over de jeugdhulp, tenzij hij hier niet toe in staat is.
,Vertrouwenspersoon
In de Jeugdwet staat dat alle jeugdzorginstellingen een vertrouwenspersoon moeten hebben. Een
vertrouwenspersoon moet onafhankelijk zijn van de directie of de medewerkers, en jeugdigen en
hun ouders ondersteunen als ze niet tevreden zijn over de manier waarop ze behandeld worden.
Klachtencommissie
De Jeugdwet verlangt dat alle jeugdhulpaanbieders en -instellingen een klachtencommissie hebben.
De klachtencommissie moet onafhankelijk van de leiding van de instelling een oordeel over de
klachten van de cliënt geven. Het is gebruikelijk dat er een hoorzitting wordt gehouden, waarop de
klager en de medewerker over wie geklaagd wordt de gelegenheid krijgen mondeling hun kant van
de zaak toe te lichten. De klachtencommissie geeft daarna een oordeel over de gegrondheid van de
klacht. Tegen het oordeel kan binnen zeven dagen beroep worden ingesteld bij de onafhankelijke,
landelijke Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming.
Jeugdrecht in de praktijk H6: Medische behandeling
Informed consent
De relatie tussen een patiënt en een arts of andere hulpverlener hoort gebaseerd te zijn op
wederzijds vertrouwen. Meestal is dat ook zo, maar er zijn wel een aantal wettelijke bepalingen
beschreven in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). De WGBO schrijft
voor dat een medisch onderzoek en een medische behandeling alleen uitgevoerd mag worden als de
patiënt daar toestemming voor heeft gegeven. De behandelaar heeft daarbij de verplichting om
ervoor te zorgen dat een patiënt alle informatie krijgt die hij nodig heeft om een beslissing te kunnen
maken. Dit wordt aangeduid als informed consent. De toestemming moet in principe expliciet
gegeven worden, maar soms kan de hulpverlener uit de handelwijze van het kind en/of de
ouders/voogden afleiden dat zij akkoord gaan. Dit mag niet bij ingrijpende verrichtingen.
Kinderen onder de 12 jaar
Voor kinderen tot en met 11 jaar geldt dat de ouders/voogden toestemming moeten geven voor een
medische behandeling, tenzij de tijd voor het vragen daarvan ontbreekt. Toch zijn de wat oudere
kinderen in deze leeftijdscategorie vaak al heel goed in staat om mee te denken over hun gezondheid
en de problemen die daarmee te maken hebben. Volgens het IVRK moeten ouders/voogden en
hulpverleners daarom ook rekening houden met de opvattingen en de wensen van het kind zelf. De
WGBO vereist dat het kind in begrijpelijke taal wordt uitgelegd waar het om gaat en wat het voor
hem/haar betekent. De ouders kunnen daarbij ook het medische dossier in zien en als ze willen
kunnen zij dit dossier, of een gedeelte daarvan, met het kind doornemen.
Wanneer ouders hun kind een bepaalde behandeling willen laten ondergaan, kan de hulpverlener
besluiten om aan deze wens geen gevolg te geven als hij van mening is dat de behandeling niet in het
belang van het kind is. Om dezelfde reden kan hij ook weigeren dat de ouders het medisch dossier
kunnen inzien of dat ze aanwezig zijn bij een ingreep of therapie.
Soms zijn er ook ouders die geen toestemming geven voor een bepaalde behandeling. Die weigering
kan in sommige gevallen het leven van het kind in gevaar brengen. De hulpverlener kan de rechter
dan vragen om tijdelijk het gezag van de ouders over het kind te beperken om de behandeling toch
mogelijk te maken.
Wanneer ouders en hulpverleners een behandeling nodig vinden, kan het kind deze niet weigeren.
De hulpverlener kan wel bij wijze van uitzondering gevolg geven aan de wens van het kind om een
bepaalde behandeling niet te ondergaan. Hij moet er dan wel van overtuigd zijn dat het kind in staat
is om dit zelf te beslissen.
, Kinderen van 12 tot 16 jaar
Voor kinderen van 12 tot 15 jaar geldt dat naast de ouders ook het kind zelf toestemming moet
geven. Een kind heeft nu ook het recht om zijn eigen medisch dossier in te zien. De ouder die
toestemming af voor de behandeling, heeft ook het recht om geïnformeerd te worden. De
hulpverlener kan echter vanuit het principe van goed hulpverlenersschap beslissen om deze ouder
niet te informeren.
Wanneer de kind en de ouders met elkaar van mening verschillen, kan de mening van het kind in
principe de doorslag geven. Dit hangt wel af van het bevattingsvermogen van het kind. Als de
behandeling of het onderzoek uitgevoerd wordt zonder toestemming van de ouders, dan hebben de
ouders alleen recht op informatie en inzage in het dossier als het kind hiermee instemt. Het kind kan
ook wensen dat zijn ouders niet geïnformeerd worden en dat er niet om toestemming wordt
gevraagd. De hulpverlener kan aan deze wens gevolg geven als hij vindt dat het kind oud en wijs
genoeg is om hier zelf over te beslissen.
De Nederlandse wet houdt ook in dat de verstrekking van anticonceptiemiddelen, behandeling van
geslachtsziekten en abortus vanaf 12 jaar in principe mogelijk zijn zonder toestemming van de
ouders.
Kinderen van 16 jaar en ouder
Voor kinderen van 16 jaar en ouder geldt dat de toestemming van de ouders niet meer nodig is en
dat het kind zelfstandig kan beslissen of ze toestemming geven voor een medisch onderzoek of
behandeling. Hierbij is het wel van belang dat ze in staat worden geacht tot een redelijke afweging
van voors en tegens daarvan, ook wel ‘wilsbekwaam’ genoemd.
Jongeren van 16 en 17 hebben er recht op volledig te worden geïnformeerd. De ouders worden
alleen geïnformeerd met toestemming van de jongere. De jongere mag ook zelf en op eigen initiatief
een huisarts en tandarts consulteren.
Toestemming ouders
Het uitgangspunt van de WGBO is dat de arts voorafgaand aan een medische behandeling van het
kind altijd toestemming moet hebben van beide gezaghebbende ouders. Als één van de ouders het
kind begeleidt bij een verzoek om een reguliere behandeling of ingreep, mag de arts ervan uitgaan
dat deze mede namens de andere gezaghebbende ouder spreekt. Alleen als de aanwijzingen heeft
dat de niet-aanwezige ouder een andere mening heeft, moet hij deze ook expliciet om toestemming
vragen. Hetzelfde geldt voor een verwijzing voor of een advies voor een behandeling.
Ouders die gezamenlijk gezag hebben, moeten met elkaar overleggen. Als dit niet lukt, moeten zij
zelf contact zoeken met de arts en een eventuele concrete weigering kenbaar maken. In geval van
twijfel, bij een zeer ingrijpende of ongebruikelijke medische behandeling of als de weigerende ouder
het kind feitelijk aan de behandeling onttrekt, kan de kinderrechter om een beslissing gevraagd
worden. Dit kan door de ouder(s) of door de arts. Volgens de WGBO mag een arts onder
omstandigheden ook voorbij gaan aan de weigering van een gezaghebbende ouder op basis van goed
hulpverlenersschap. Het belang van het kind staat hierbij voorop. De arts moet wel de weigerende
ouder zo veel mogelijk vooraf over het voornemen tot behandeling informeren.
Beroepsgeheim
Het beroepsgeheim betreft de plicht tot geheimhouding van wat als geheim wordt toevertrouwd of
als geheim mag worden verondersteld. Het doorbreken van het beroepsgeheim kan strafbaar zijn. De
bestaande wetgeving biedt echter mogelijkheden om de geheimhoudingsplicht te doorbreken.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Melissa1998. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.