KWALITATIEVE
EN
GEMENGDE
METHODEN
Psychologie 1ste bachelor KUL
,
, KWALITATIEVE EN GEMENGDE METHODEN KORTE SAMENVATTING
COLLEGE 1: INLEIDING EN BELANG EN FUNCTIES KWALITATIEF ONDERZOEK
WAAROM METHODEN?
Wetenschappelijke kennisclaims:
Steunen op wetenschappelijk onderzoek
Onderscheiden zich van:
o Persoonlijke ervaringen en meningen
o Sociale normen (“iedereen ziet toch dat”)
o Informatie van experts
Wetenschappelijke kwaliteitscriteria:
Transparantie: precies weten hoe je aan die kennis komt
Men moet onderzoek kunnen nakijken, kunnen repliceren
Kunnen beoordelen of de conclusies legitiem zijn
Psycholoog moet vertrouwd zijn met wetenschappelijke methoden om:
- Psychologische kennis kritisch te beoordelen
- Verantwoord te gebruiken
- Eventueel zelf onderzoek te doen
WAT IS KWALITATIEF ONDERZOEK
Kenmerken van kwalitatief onderzoek:
Rijke data = weinig preselectie
Perspectief van het individu = betekenis van de ervaring insiderperspectief
Natuurlijke setting belang van context en ecologische validiteit
Ideografisch
Diepere band met onderzoeker-participant
Relatief ongestructureerd
Geen hypothese toetsing, maar theorieën en concepten uitdenken
Onderscheid tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek:
Kennistheoretische benadering ander doel van onderzoek
Methoden van dataverzameling en -analyse zijn specifiek voor dit onderzoek
Onderzoeksproces andere accenten in de empirische cyclus
KENNISTHEORETISCHE BENADERING IN KWALITATIEF ONDERZOEK
Logisch positivisme (Compte)
- Periode van verlichting
- Theologische fase metafysische fase wetenschappelijke fase
- Er bestaat objectieve kennis
- Onderzoek brengt ons dichter bij de “waarheid”
- Neutrale onderzoeker: kennisproductie is onafhankelijk van de onderzoeker
- Determinisme: leven gebonden aan fysische wetten
Sociaal constructivisme, relativisme en postmodernisme
, - Er bestaat geen objectieve kennis meerdere manieren om werkelijkheid te kennen
- Kennis is gebaseerd op interactie
- Onderzoek leidt tot waardevolle interpretatie van de werkelijkheid
- Perspectief van de onderzoeker heeft invloed op geproduceerde kennis
- Nadruk op agency: zelf werkelijkheid scheppen door interactie
- Soorten onderzoekstijlen
o Focus op interactie, microniveau: visie op wereld bepaald door interacties
o Focus op maatschappij, macroniveau: visie bepaald door sociale structuren
KWALITATIEF ONDERZOEK IN DE EMPIRISCHE CYCLUS
Kwalitatief onderzoek = inductief
COLLEGE 2: ZELFRAPPORTAGE DEEL 1 – INTERVIEWS
,INLEIDING
Casusanalyse= samenvatting per casus
Procesanalyse= kijken welk proces terugkomt in die casus
Deductie: reeds bestaande procesmodellen toetsen a.d.h.v. casus
1. Strain theory (vb. pesten als stressgevolgen)
o Strain (frustratie) actief destructieve coping frustratie-agressie dader van
pesterijen
2. Conflict theory (vb. pesterijen als geëscaleerde conflicten
o Taakconflict of relationeel conflict destructieve conflicthantering conflict
escaleert verliezer conflict als slachtoffer pesterijen
Bij inductief gaan we enkele elementen toevoegen om een volledig beeld te krijgen
1. Strain theory (vb. pesten als stressgevolgen)
o Strain (frustratie) actief of passief destructieve coping frustratie-agressie of
schending normen dader of slachtoffer van pesterijen
2. Conflict theory (vb. pesterijen als geëscaleerde conflicten
o Taakconflict of relationeel conflict destructieve conflicthantering conflict
escaleert meer/minder macht verliezer conflict als slachtoffer en dader
winnaar pesterijen
ZELFRAPPORTAGE
= enige manier om te weten te komen over hoe mensen iets ervaren en wat gevoelens en
gedachten zijn
vaak met likert-schaal of open vragen met meer diepgang
DEF
= informatie die persoon zelf geeft over gevoelens en gedachten, perspectief van persoon op
bepaald moment in bepaalde context
altijd contextualiseren
HOOFDSTUK 3: ZELFRAPPORTAGE DEEL 2, INTERVIEWS EN NARRATIEVEN
,Gestructureerd onderzoek:
- Vooraf bepaalde lijst gesloten vragen
- Kwantitatief
- Niet opgenomen
- Vraag stellen en opschrijven
- Deductief
- Gestandaardiseerd
VOORAFGAAND AAN INTERVIEW
1. Onderzoek conceptualiseren
2. Voorbereiding van de interview guide
o = kapstok waaraan bepaalde topics en belangrijke vragen hangen
o Flexibiliteit nodig en niet TE breed gaan
o Onderzoeker is actieve luisteraar
3. Gepastheid van en aanpassing aan steekproef voor diepte-interview
o Niet alle groepen zijn even gemakkelijk te interviewen
Pas taalgebruik aan aan doelgroep en gebruik piloot studies
4. Interviewtrails: piloting
5. Tussen-interview-vergelijking
o Ervaring van jezelf of collega’s uit eerdere interviews gebruiken om te anticiperen
op dingen die fout kunnen gaan
6. Communicatie tussen interviewers
o Oplossing= meer structuur
7. Steekproefcollectie
o Sneeuwbalsteekproef: iemand uit doelgroep die je kent, die je namen kan geven
8. Managing van participanten ervoor zorgen dat ze opdagen
9. Interviewlocatie
o Neutraal gebied, thuis bij pp, werkplek interviewer
TIJDENS INTERVIEW
1. Interview opnemen
2. Oriëntatiefase interview
o Zeggen wie je bent, wat je doel is,…
3. Wat onderzoekers tijdens interview doen:
o Geen nota’s nemen
o Praat zelf niet te veel en interviewde bepaald richting van interview
o Actief luisteren en stiltes gebruiken
4. Beëindigen van interview
o Bedanken en debriefing
NA INTERVIEW
1. Hulp voor interviewer (emotioneel)
2. Databeheer en databescherming
3. Datatranscriptie
KWALITATIEVE INTERVIEWS
,Interview= conversatie waarin vragen gesteld worden en antwoorden gegeven worden
Verschillende soorten vormen:
1. Volledig gestructureerd, vnl. kwantitatief
o Vaste vragen en mogelijke antwoorden vooraf bepaald
o Voordeel: makkelijk kwantificeren en vergelijken, consistente vragen
o Nadeel: geen nieuwe ontdekkingen, geen mogelijkheid voor interviewde om info
toe te voegen
o Wanneer?
Als je al weet wat de belangrijke onderwerpen zijn
Als het voordelen heeft om mondeling te doen i.p.v. op papier
2. Ongestructureerd
o Onderwerpen aangeven maar geen specifieke vragen
o Voordeel: interview heeft vrij en natuurlijk verloop, onverwachte antwoorden
o Nadeel: moeilijk achteraf te analyseren
o Wanneer?
Als er weinig kennis is over het onderwerp
Als er interesse is in spontane gedachtegang
3. Semi-gestructureerd
o Interviewer kan precieze verwoording en volgorde van vragen veranderen in
functie van verloop van interview, laten leiden door geïnterviewde
Verschillende typen vragen:
- Essentiële vragen: onderwerp onderzoek
- Extra/parallelle vragen: zelfde als essentieel maar anders geformuleerd
- Weggooivragen: afleidingsmanoeuvre bij gevoelige onderwerpen
- Probes: verder en dieper vragen over een antwoord
geen suggestieve vragen stellen of veronderstellingen maken
Soorten probes:
- Open-ended: meer detail
- Open-ended: meer verduidelijking
- Gerichte bijvragen: voor meer details en gegevens
NARRATIEVEVN
= verhaalde ervaring van gebeurtenis in heden of verleden, of van ervaringen met mensen
Interview als narratief, interviewer als co-narrator
- In loop van interview komt wederzijdse geaccepteerde visie van verhaal tot stand
= co-constructie
- Interview kan beschouwd worden als 1) vorm van narratief of 2) methode om
narratief te bespreken
Waarom narratieven voor psychologen?
, Laten individuele perspectieven zien
Laten sociale onderhandelingen zien; hebben sociale context….
Zoeken verklaringen voor iets dat afwijkend of moeilijk te begrijpen lijkt
Communiceren normen/evaluaties
Conclusie:
- Narratieven zijn niet neutraal, maar perspectieven op de wereld
- In co-constructie wordt perspectief onderhandeld en goedgekeurd
- Interviews als manier om narratieven te verkrijgen
HOOFDSTUK 4: FOCUSGROEPEN
,WAT ZIJN FOCUSGROEPEN
= doelgericht discussie die door onderzoeker wordt ingeleid over een bepaald onderwerp
DOEL= nagaan van spontane reacties/ideeën die ontstaan in sociale interactie tussen
groepsleden, wanneer ze op een gestructureerde manier discussiëren over bepaalde focus
denken als sociale activiteit
- Hoe mensen met elkaar praten over thema laat zien hoe ze denken, hoe ze meningen
vormen, rechtvaardigen en tegenspreken
- Sluit aan bij sociaal constructivisme
Eigenheid van focusgroepen:
- Interactie tussen groepsleden staat centraal
- Onderzoeker als moderator/facilitator; geen rol interviewer
- Groepsleden selecteren ifv optimale kwaliteit van discussie; geen random steekproef
Kenmerken focusgroepen:
Alledaagse taal
Meningsverschillen: hoe mensen elkaar bevestigen en tegenspreken
Zoeken naar consensus: gedeelde aannames binnen een groep
Verschillende manieren om focusgroepen te gebruiken:
Explorerend: info opdoen over nieuw domein
Klinisch: poging tot begrijpen waarom mensen doen wat dat ze doen
Fenomenologisch: standpunt van andere groepen in maatschappij begrijpen
focusgroepen zijn ontworpen door Robert Merton
WANNEER GEBRUIKEN WE FOCUSGROEPEN
- Focusgroep als onderzoek op zich = primair
Bestuderen dagelijks taalgebruik in natuurlijke sociale interacties in groepen
- Focusgroep in functie van ander onderzoek = secundair
HOE VERLOOPT FOCUSONDERZOEK
- Participanten en groepen
o Minstens 4 mensen, maximum 12 mensen
o Homogene groepen (zelfde leeftijd, status,…) niet TE homogeen
o Meestal geen bekenden van elkaar
o Zelfde kennisniveau (geen arbeider met een expert
DOEL= vruchtbare discussie
Soorten designs:
, Multiple category design
o Verdeling groepen in verschillende types respondenten
Single categorie design
o Slechts 1 groep
Double-layered design
o Groepen verschillen op 2 dimensies, 4 verschillende soorten groepen
(man/vrouw, Turks/Marokkaans)
Broad-involvement design
o Betrekking van verschillende groepen die mogelijk iets bij te dragen hebben
- Praktisch:
o Locatie: niet te groot, niet te klein, goede akoestiek
o Zitplaatsen: cirkel, dominante deelnemers langs de moderator, verlegen er
tegenover
o Aantal: 3-4 groepen per categorie
Volgorde van vragen: opening inleiden overgangsvragen kernvragen afronden
Online focusgroepen:
- Moderator = operator
- 5-8 participanten
- Voordeel= direct log-file
Probleemboom:
= visuele voorstelling van groepsconsensus
Wortels (oorzaak), stam (probleem), takken (gevolgen)
HOOFDSTUK 5: OBSERVATIESTUDIES