Dit is een samenvatting van het vak Primaire Omgeving. In deze samenvatting wordt het volledige leerstof behandeld, waaronder de artikelen. Deze samenvatting is geschreven in 2023.
Samenvatting primaire omgeving
Artikel werkalliantie:
De werkalliantie:
gaat om een gezamenlijke inspanning in de begeleiding, heeft een einddoel en is beperkt in tijd. Het
staat voor de kwaliteit van partnerschap en samenwerking tussen de werker en de cliënt. De
werkalliantie ontwikkelt zich en verandert gedurende het contact en heeft constant aandacht nodig.
De werkalliantie in de vrijwillige hulpverlening bestaat uit drie kenmerken:
- Het bereiken van overeengekomen doelen. Verschillen in ideeën over deze doelen tussen
cliënt en sociaal werker worden openlijk besproken en beide streven naar als voldoende
ervaren overeenstemming.
- Ten tweede gaat het ook over de manier waarop de overeengekomen doelen gewerkt gaat
worden, oftewel de taken.
- Tenslotte is het belangrijk dat beide zich in voldoende mate verbonden voelen met elkaar en
het gezamenlijke traject. Deze binding (vergelijkbaar met het begrip relatie) moet sterk
genoeg zijn om openlijk te kunnen onderhandelen over de taken, doelen en taken. Dit is van
belang omdat uit onderzoek naar voren komt dat wanneer hetgeen de hulpverlener wil en
doet door de cliënt niet als helpend of kloppend wordt ervaren, iedere interventie
uiteindelijk toch als niet-effectief geëvalueerd wordt.
De theory of change (expliciete en impliciete theorieën over problemen, de oorzaken, de
terugkerende patronen, prognoses en mogelijke oplossingen) van zowel de hulpverlener als cliënt
dienen dus op elkaar afgestemd te worden om tot een positief resultaat in de hulpverlening te
kunnen komen
Voorbeelden van kenmerken van de werkalliantie:
- Het contact tussen de werker en de cliënt is doelgericht, het is geen vrijblijvend contact
tussen kennissen of vrienden, de cliënt wil iets bereiken met het contact en daarom gaat hij
een alliantie aan met de sociaal werker waarin om succesvol te zijn doelen zijn
overeengekomen.
Verschillende factoren spelen een rol bij het opbouwen van een werkalliantie:
- De sociaal werker moet betrouwbaar zijn voor de cliënt: zeggen wat je doet en doen wat je
zegt.
- Een goede werkalliantie omvat niet alleen een goede band, maar ook overeenstemming over
de doelen en de wijze waarop aan deze doelen gewerkt wordt. Regelmatig overleg over het
doel van de begeleiding en over de wijze waarop gewerkt wordt waarbij de visie van de cliënt
centraal staat, bevordert een goede werkalliantie.
- De werkalliantie is gebaat bij het regelmatig bespreken van de feedback van de cliënt. Dit
blijkt een zeer effectief instrument te zijn in de bestendiging van een goede werkalliantie. Het
vereist vaardigheden om deze feedback open en zonder oordeel aan te nemen en de
begeleiding aan te passen aan de wensen van de cliënt. Andersom blijkt ook dat het
openstaan voor en serieus nemen van cliëntfeedback de binding tussen sociaal werker en
cliënt op zijn beurt in belangrijke mate versterkt.
- Een werkalliantie is een gezamenlijke inspanning, de clieent speelt ook een rol in het
opbouwen van een werkalliantie. Persoonlijkheidskenmerken van de clieent zoals
, vijandigheid, wantrouwen, onvriendelijkheid, egoïsme en dergelijke bemoeilijken de vorming
van een werkalliantie. Ook voor de cliënt geldt dat de vaardigheid om een relatie aan te gaan
de vorming van een werkalliantie bevordert. Verder verschillen cliënten in de vaardigheden
om begeleiding te ontvangen zoals motivatie, veranderbereidheid en verwachtingen van de
begeleiding.
Hoofdstuk 4
Leren betekent altijd verandering. Leren is een verandering of aanpassing in gedrag, kennis of
waarden als gevolg van ervaring. Ten grondslag aan het leren liggen nieuwe verbindingen tussen
neuronen.
Er zijn 4 belangrijke aspecten te onderscheiden bij de meeste definities van leren:
- Leren veroorzaakt een relatief permanente verandering: degene die iets leert is tot iets
anders of nieuw in staat.
- Leren produceert nieuwe gedragsmogelijkheden en nieuwe kennis. De term
gedragsmogelijkheden geeft aan dat het gedrag niet per se vertoond hoeft te worden. We
kunnen iets leren zonder het resultaat (de mogelijkheid) te laten zien. Soms kan leren zelfs
leiden tot iets niet meer kunnen of durven.
- Bij leren spelen de gevolgen beloning of straf vaak een rol. Als we iets leren, wat toevallig kan
verlopen, dan bepalen de gevolgen of het gedrag vaker, noot meer of zo nu en dan vertoond
gaat worden. Ook wel reinforcement genoemd. Bij hogere leervormen, zoals redeneren en
kennis vergaren door na te denken, kan dit proces op zichzelf als belonend of vervelend
ervaren worden.
- Bij leren speelt oefening vrijwel altijd een rol. Leren kan pas plaatsvinden als er sprake is van
oefening. Door oefening kan het gedragsrepertoire uitgebreid en vervolmaakt worden. Een
goede manier om belangrijke zaken goed in de hersenen te verankeren is om de betreffende
kennis of vaardigheden in veel verschillende situaties en op veel verschillende manieren te
gebruiken en te oefenen.
De leerpsychologie die al het leergedrag van de mens en dier probeert te verklaren noemt men de
stimulus-responspsychologie.
3 Leermechanismen:
- Klassiek conditioneren: stimulus-responspsychologie.
De relatie tussen de ongeconditioneerde stimulus en ongeconditioneerde respons is een
reflex. De relatie tussen de geconditioneerde stimulus en geconditioneerde respons is
aangeleerd.
- Operant conditioneren: stimulus-responspsychologie.
- Sociaal leren
,Klassieke conditioneren:
Klassiek conditioneren: een eenvoudige vorm van leren die automatisch verloopt. De ene
gebeurtenis (stimulus) wordt met een andere geassocieerd, doordat zij meerdere keren gelijktijdig
plaatsvinden en vervolgens dezelfde reactie (respons) uitlokken.
Stimulus: een prikkel
Respons: het gedrag (de reactie) dat door de stimulus wordt uitgelokt.
- Overte respons: openlijke respons. Als die zichtbaar is, zoals bij huilen of bij het omhooggaan van
het been.
- Coverte respons: bedekte respons. Als het antwoord niet zichtbaar is. Gevoelens zoals verdriet om
iemand die overleden is.
Het behaviorisme heeft het stimulus-responsdenken gemeengoed
De relatie tussen de ongeconditioneerde stimulus en ongeconditioneerde respons is een reflex. De
relatie tussen de geconditioneerde stimulus en geconditioneerde respons is aangeleerd.
Ongeconditioneerde stimulus: De prikkel die een reflex in gang zet. Erop volgt altijd de
ongeconditioneerde respons. Het is een aangeboren, niet-geleerde relatie.
De ongeconditioneerde respons: het eindgedrag van een reflex. Deze wordt altijd in gang gezet door
een specifieke prikkel: de ongeconditioneerde stimulus.
De geconditioneerde stimulus: een prikkel die door een organisme verbonden (geassocieerd) wordt
met de ongeconditioneerde stimulus en eenzelfde reactie uitlokt. Het is een geleerde prikkel.
De geconditioneerde respons: een geleerde respons die wordt opgeroepen door een
geconditioneerde stimulus.
Associatie: een relatie. Associatief leren houdt in dat iemand twee situaties, of een situatie en
gedrag, of gedrag en het gevolg op het gedrag met elkaar verbonden heeft.
Fobie: iemand met een fobie wil zo snel mogelijk weg zijn van de angstwekkende situatie of stimulus
Generaliseren: met generaliseren wordt verbreding bedoelt.
Bij de klassieke conditionering gaat het om stimulusgeneralisatie. Prikkels die lijken op de
geconditioneerde stimulus blijken dezelfde reactie te kunnen uitlokken.
> Stimulusgeneralisatie: de respons die geassocieerd is met een bepaalde prikkel ook gaat
verschijnen bij prikkels die lijken op de oorspronkelijke prikkel.
> Een angstreactie op een slang gegeneraliseerd worden naar alle slangen en ook dieren die erop
lijken zoals hagedissen
> Als mensen klassiek geconditioneerd worden met een bel, dan kan het woord bel dezelfde
geconditioneerde reactie uitlokken.
Discrimineren: is het tegenovergestelde van generaliseren. Bij discrimineren wordt juist geleerd om
de geconditioneerde stimulus uitlokt te specificeren.
> Pavlov conditioneerde zijn hond op een zeer speciaal belgeluid.
Reinforcement: Bekrachtiging. Een reinforcer versterkt de associatie die geleerd wordt. Zonder
reinforcement is er geen leren.
> Bij het klassiek conditioneren vormt de oorspronkelijke ongeconditioneerde stimulus de
, bekrachtiging die de respons uitlokt. Bij de hond bekrachtigt het geven van vlees de aanmaak van het
speeksel.
> Als er bekrachtigd wordt, dan moet dat wel vlak na de te conditioneren stimulus plaatsvinden
anders kan het organisme de associatie niet maken.
> Via reinforcement wordt het discrimineren geleerd
Extinctie: Uitdoving. Het geleerde gedrag wordt niet meer getoond als de ongeconditioneerde
stimulus uitblijft. De geleerde verbinding tussen de geconditioneerde stimulus en de
geconditioneerde respons wordt dan afgeleerd. Als er na de bel geen eten komt, dan zal de
geconditioneerde respons (speeksel) van de hond stoppen.
Operant conditioneren
Operant conditioneren: het leerproces waarin het gedrag van een mens verandert als gevolg van de
consequenties die het gedrag oproept. Zijn de consequenties prettig, dan zal het gedrag herhaald
worden. Zijn er geen of onprettige consequenties, dan zal het gedrag stoppen.
Wet van het effect: houdt in dat gedrag (een respons) in frequente zal toenemen, als het gevolgd
wordt (consequentie) door een prettige gebeurtenis voor het organisme
Trial-and-errorleren: iets uitproberen en leren van de gevolgen die het oproept. Zijn het wenselijke
gevolgen, dan wordt het gedrag voortgezet; zijn het onwenselijke gevolgen, dan stopt het gedrag. Het
is verwant aan het operant conditioneren. Gedrag wordt doelbewust en actief uitgeprobeerd door
het organisme. Het resultaat bepaalt hierbij of het gedrag wordt voorgezet.
Skinner-box: een instrument waarmee de verandering van diergedrag door operante conditonering
wetenschappelijk (op gestandaardiseerde wijze kan worden onderzocht.
Net als bij klassiek conditioneren verloopt het leerproces bij operant conditioneren automatisch.
Degene die iets leert (of die getraind wordt) hoeft dat helemaal niet door te hebben.
Generaliseren: Houdt in dat de respons die in een specifieke situatie bekrachtigd wordt, ook gaat
optreden in situaties die lijken op die specifieke situatie- mits ook hier het gedrag bekrachtigd wordt.
De respons die in een specifieke situatie bekrachtigd wordt, gaat ook optreden in situaties die lijken
op de specifieke situatie (mits ook hier het gedrag bekrachtigd wordt).
> De hond die bij zijn baas leert om een pootje te geven en dit bij de eerste de beste bezoeker ook
doet, generaliseert het geleerde gedrag van de ene persoon naar de andere persoon.
Discriminatieve stimulus: Een situatie of prikkel waarbij het organisme heeft geleerd dat juist dan er
een positieve bekrachtiging volgt op gedrag.
> de baas bevindt zich in een bepaalde situatie (bvb in een stoel) en hij zegt iets speciaals op een
bepaalde toon, met een bepaalde blik. Alleen in die situatie moet de hond de vereiste respons geven.
Discrimineren: Bij operant conditioneren houdt dit in dat het organisme leert dat alleen bij specifieke
kenmerken van de discriminatieve stimulus het gedrag bekrachtigd wordt. Dus de situatie of
gebeurtenis die het gedrag uitlokt wordt steeds specifieker. Bij discrimineren leert iemand in welke
situatie hij wel het geleerde gedrag moet vertonen en in welke situaties niet.
Reinforcement: Bij de operante conditionering vindt reinforcement plaats na het gedrag. Associatie
wordt alleen gelegd als het reinforcement vlak daarna wordt gedaan. Betekent versterking of
bekrachtiging bij operant conditioneren. Het is het gevolg op het gedrag (zoals een beloning) dat
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur rianne2357. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,39. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.