Werken in Team
Thema 1
Groepsdynamica vormt het raakpunt tussen psychologie en sociologie, waarbij de
belangrijkste thema's individu, groep en samenleving nauw met elkaar verbonden zijn. De
term "groepsdynamica" heeft twee betekenissen: ten eerste als de wetenschappelijke
studie van groepen, waarbij sociaalpsychologische experimenten worden uitgevoerd om
thema's zoals groepsontwikkeling, communicatie, leiderschap en feedbackmechanismen te
onderzoeken. Ten tweede verwijst het naar de algemene term voor processen in groepen
en de interventies die kunnen worden toegepast. Dit omvat de gereedschapskist om
groepen te analyseren en op basis daarvan interventies uit te voeren, waarmee
groepsdynamica in de praktijk wordt gebracht.
Groepsdynamica, ook wel bekend als de 'psychologie van de kleine groep', richt zich op de
onderlinge invloed binnen groepen. Er bestaat echter weerstand tegen het idee dat
groepsdynamica een aparte wetenschapstak vormt. Sommigen blijven ervan overtuigd dat
individuen vooral bepalen wat er in groepen gebeurt. Deze weerstand heeft historische
wortels, bijvoorbeeld in het individualistische denken van Flloyd Henry Allport in de jaren '20
en het latere tegenwicht van sociale wetenschappers zoals Charles K. Warriner in de jaren
'50. De focus verschoof naar het bestuderen van groepsprocessen op zichzelf, los van louter
individuele verklaringen.
De definitie van groepsdynamica omvat de studie van gedrag in groepen. Een groep wordt
omschreven als een verzameling van twee of meer mensen die in zekere mate afhankelijk
zijn van elkaar om hun doel te bereiken, gemeenschappelijke uitgangspunten hebben en
elkaar wederzijds beïnvloeden. Belangrijke kenmerken zijn directe interactie, gezamenlijke
uitgangspunten, groepsstructuur en interdependentie.
Groepen kunnen op verschillende manieren worden gekarakteriseerd, zoals primaire en
secundaire groepen, formele en informele groepen, en lidmaatschapsgroepen tegenover
referentiegroepen. Het ingroup-outgroup fenomeen, dat een wij/zij-verhaal
vertegenwoordigt, kan sterker worden ervaren bij groepen met grote cohesie, waarbij de
ingroup hechte relaties heeft en de outgroup wordt afgewezen.
EXTRA UITLEG
Primaire groepen en secundaire groepen zijn twee concepten die sociologen gebruiken om
verschillende soorten sociale relaties te beschrijven. Hier zijn de belangrijkste kenmerken
van beide:
Primaire Groepen
1. Intieme Relaties: Primaire groepen kenmerken zich door nauwe en persoonlijke relaties
tussen de leden. De interacties zijn vaak diepgaand en gebaseerd op wederzijdse zorg en
betrokkenheid.
2. Langdurig: Leden van primaire groepen hebben vaak langdurige relaties en investeren
emotioneel in elkaar. Familie, beste vrienden, en andere hechte sociale kringen zijn
voorbeelden van primaire groepen.
, 3. Persoonlijke Identiteit: Primaire groepen dragen bij aan de vorming van persoonlijke
identiteit. Ze bieden een gevoel van eigenwaarde en bevestiging door middel van sociale
interactie.
4. Kleine Omvang: Primaire groepen zijn doorgaans klein in omvang, waardoor elk lid directe
invloed heeft op de anderen.
Secundaire Groepen:
1. Instrumentele Relaties: Secundaire groepen hebben vaak meer formele, instrumentele
relaties. Leden komen samen om een specifiek doel te bereiken, zoals een taak voltooien,
informatie delen, of een project uitvoeren.
2. Tijdelijk: In tegenstelling tot primaire groepen zijn de relaties in secundaire groepen vaak
tijdelijk en doelgericht. Zodra het doel is bereikt, kan de groep uiteenvallen.
3. Gespecialiseerde Functies: Leden van secundaire groepen hebben vaak gespecialiseerde
rollen en functies, gericht op het bereiken van het specifieke doel van de groep. Werkteams,
klasgenoten die samenwerken aan een project, of een commissie zijn voorbeelden van
secundaire groepen.
4. Grotere Omvang: Secundaire groepen kunnen variëren in grootte, maar ze hebben vaak
meer leden dan primaire groepen. De omvang van de groep kan de persoonlijke relaties
tussen leden verminderen.
In het dagelijks leven zijn mensen vaak lid van zowel primaire als secundaire groepen, en
deze groepen vervullen verschillende functies in hun sociale leven. Het begrijpen van deze
concepten helpt sociologen en anderen bij het analyseren van sociale structuren en
menselijke relaties.
De kracht van groepen komt naar voren in groepsmaatschappelijk werk, waarin groepen van
cliënten door maatschappelijk werkers worden begeleid. Er zijn tien therapeutische factoren
in groepen geïdentificeerd, waaronder aanvaarding, universaliteit, altruïsme en hoop. De
groep wordt beschouwd als een bron van positieve verandering en ondersteuning, zoals
geïllustreerd in praktijkvoorbeelden waar groepswerk een verschil maakt bij het aanpakken
van problemen zoals schuldenproblematiek. De groep als krachtbron biedt acceptatie,
erkenning van gedeelde ervaringen, zelfonthulling, en bevordert de uitwisseling van
positieve feedback en onderlinge steun.
Thema 2
Elke groep functioneert op verschillende niveaus. Het is snel zichtbaar dat een groep een
bepaalde taak heeft en op dat niveau functioneert, bijvoorbeeld bij het implementeren van
een nieuw registratiesysteem of bij het verstrekken van informatie. Naast dit duidelijke
taakniveau is er een minder opvallend procesniveau. Het procesniveau verwijst naar de
manier waarop groepsleden met elkaar omgaan en samenwerken aan de taak.