Bedrijfseconomie – samenvatting, januari examens
Hoofdstuk 5 kringlopen
1. macro-economische grootheden
1.1 economische activiteit -bbp
Doelstellingen van macro-economie:
de economische groei bevorderen
de werkloosheid zo laag mogelijk brengen/houden
en de inflatie, ook wel stijging van het algemeen prijspeil, onder controle houden
Activiteit en inzet van mensen en middelen (input: kapitaal en arbeid)…
… om productie (output) van G en D tot stand te brengen (het bbp)…
… dat tot een inkomen leidt en tot een vraag naar goederen en diensten
activiteit van mensen en middelen om productie van goederen en diensten tot stand te brengen
dat tot een inkomen leidt en tot een vraag naar goederen en diensten = economische activiteit
De waarde van de totale stroom afgewerkte goederen en diensten die de economie van een land /
gebied over een periode van een jaar produceert = bbp
BBP: bruto binnenlands product
GDP: gross domestic product
Het bbp wordt gebruikt om de economische activiteit te meten.
Factoren die de grootte van de economische activiteit bepalen kunnen worden ingedeeld in …
aanbodfactoren (supply-side)
vraagfactoren (demand-side)
als rentevoeten hoog liggen, durven mensen niet te lenen, waardoor de consumptie laag ligt.
Macro-economie
Aanbodfactoren effect op productiecapaciteit = structurele- of langetermijnfactoren
(bevolking, kapitaal, technologie, onderwijs)
Evenwicht V en A op alle markten (ook ospaar saldodop arbeidsmarkt, tewerkstelling)
Vraagfactoren conjuncturele factoren
(is afhankelijk van de vraag van gezinnen, bedrijven, overheid, buitenland)
1.2 indicatoren vanuit verschillende invalshoeken
nominale bbp = bbp tegen lopende prijzen
reële bbp = bbp aan constante prijzen / kettingeuro’s
,BBP per capita = bbp / aantal inwoners
Als het bbp van een land hoog ligt wilt dat niet zeggen dat een inwoner van dat land het gemiddeld
goed heeft.
(bv: het bbp van china is veel groter dan belgie, maar een belgd verdiend gemiddeld per jaar meer
dan een chinees)
het bbp geeft een verkeerd beeld, daarom berekenen we het bbp per capita.
BBP heeft beperkingen! Houdt geen rekening met:
vervuiling groene bbp
de grootte van de bevolking bbp per capita
gezondheid, scholingsgraad, koopkracht per capita HDI
ontbreken van activiteiten zoals thuisarbeid, vrijwilligerswerk.
2. economische kringloop
2.1 van vereenvoudigde economische kringloop naar open kringloop met overheid, banken en
buitenland
Economische kringlopen: een schematische weergave van de goederen- en geldstromen in een land
of regio dus op macro-economisch niveau
Geldstroom en goederenstroom: in de economie stroomt er geld en goederen
De kringloop is een abstracte voorstelling van de relaties tussen de gezinnen, bedrijven, overheid,
banken en buitenland in een land.
Het helpt ons bij…
het vinden van verklaringen voor economische groei en recessie
hoe het bbp te meten
de vereenvoudigde kringloop
, standaard, economische kringloop (werken, inkomen, consumeren, produceren)
Hier geldt dat Y = C en gaan we ervan uit dat het volledige inkomen wordt geconsumeerd.
Gesloten kringloop met banken, zonder overheid
sparen en investeren wordt mee opgenomen in de voorstelling.
Wanneer consumenten ook hun inkomen sparen, deel van het inkomen wordt gespaard, deel wordt
geconsumeerd.
Banken lenen geld uit aan bedrijven, bedrijven gebruiken dat geld om te investeren. Ons spaargeld is
gelijk aan het bedrag dat bedrijven investeren (in deze veronderstelling)
Consumenten spenderen niet totale inkomen aan consumptie, maar gaan ook sparen.
nieuw bestedingsvergelijking = Y = C + S
Producten verkrijgen hun inkomende geldstroom niet enkel van de consumptie, maar ook van de
bank in de vorm van investeringen.
nieuw bestedingsvergelijking = Y = C + I
DUS = S + I
(inkomen = consumptie + sparen)
(inkomen = consumptie + investeringen)
Gesloten kringloop met banken en overheid
, de overheid wordt mee opgenomen in de voorstelling.
Gezinnen kunnen hun geld besteden aan:
consumptie
sparen (bank)
belastingen betalen (overheid)
OPEN kringloop – overheid, banken, buitenland
kringloop met alle mogelijke uitg. en ink. van geld: bank, overheid, buitenland, consumptie.