Complexe opvoedingssituaties II
Thema 3: complexiteit: factoren op MESO niveau
Seminarie 12: Vrije tijd
1. Introductie
Opdracht
Op welke domeinen kan je problemen verwachten als SRW-er in het domein vrije tijd?
Eigen ervaringen vanuit expertise in jeugdbeweging, stagesetting, vrijetijdsorganisatie?
Interessant: De Ambrassade, bureau voor jonge zaken
2. Situering
Historische evolutie
Het onderwerp “vrije tijd” krijgt nu meer aandacht in onze maatschappij
Tot 19de eeuw: enkel voorbehouden voor de elite
o Zij konden profiteren van de arbeid van anderen + zich ‘vrij’ stellen van activiteiten
die nodig waren om te overleven
Helft 19de eeuw: maatschappelijke positie van kinderen veranderde meer belang gehecht
aan de ‘kindertijd’ als aparte levensfase
Mijlpaal: Internationaal verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) met het recht op vrije
tijd artikel 31 van het Kinderrechtenverdrag
o Elk kind heeft recht op vrije tijd, rust en ontspanning
De overheid moet het aanbod van culturele, artistieke, recreatieve en vrijetijdsactiviteiten
aanmoedigen
o Vooral de participatiegedachte staat centraal in de vrijetijdsbesteding van kinderen
en jongeren : focus op empowerment, emancipatie en participatie (actieve burger
worden)
Cf pedagogie1: pedagogisering en professionalisering
Terreinen pedagogisering:
o 1ste opvoedingsmilieu: gezin
o 2de: school
o 3de: vrije tijd
Visie op vrije tijd: kinderen en jongeren moeten mogelijkheden krijgen tot ontplooiing
Beleid focust op georganiseerde vrijetijdsbesteding (jeugd- en sportverenigingen) vanwege
positieve effecten (zie verder)
1
, Algemeen maatschappelijke tendensen op macro-niveau:
o Verschuivingen in ons tijdsgebruik: flexibilisering van werktijden,
arbeidsduurvermindering, nieuwe mogelijkheden van vrijetijdsbesteding
o Maatschappelijke processen: vergrijzing, individualisering en digitalisering hebben
een sterke invloed op ons tijdsbestedingspatroon
De vrijetijdsinvulling voor kinderen/jongeren
Formeel vrijetijdsaanbod: georganiseerde vrijetijdsactiviteiten
Informeel vrijetijdsaanbod: alle vrije tijd buiten het georganiseerde aanbod
Vb.:
o Sport: sportclubs, bewegingsinitiatieven, circusschool,…
o Cultuur: muziekscholen, toneelverenigingen, musea, concerten, lezen, bioscoop, …
o Jeugdwerk: jeugdbewegingen, jeugdkampen, speelpleinwerking, vakantiekampen,…
Belang van vrije tijd
Belangrijke factor in normale ontwikkeling van elk(e) kind/jongere
o Oefenen van sociale vaardigheden
o Zelfbeeld en identiteitsontwikkeling
o Effect op weerbaarheid, veerkracht en steunbronnen
o Leerschool om te experimenteren, kansen te krijgen tot zelfontplooiing
o Gezonde, evenwichtige groei tot volwassenheid
o Zorgt voor betere schoolprestaties en verminderd probleemgedrag
o …
Icf. Classificatiemodel van het menselijk functioneren (cf. pedagogie)
Opdracht
Wat zouden verschillen kunnen zijn tussen kinderen/jongeren die een invloed uitoefenen op
vrijetijdsbesteding?
Zoek voorbeelden op vlak van sociale klasse, afkomst, geslacht, leeftijd, onderwijsvorm,
residentiële setting en bijzondere doelgroepen. Bespreek met elkaar.
2
,3. Mogelijke invloeden – beïnvloedende factoren
Sociale klasse
Onderwijsniveau ouders + sociaal-economische klasse invloed op maatschappelijke
participatie van kinderen
o Hoge sociale klassen: vrije tijd in het formeel, georganiseerd vrijetijdsaanbod
o Lage sociale klassen: vrije tijd meer in het informeel aanbod
Ongelijke toegang tot georganiseerd vrijetijdsaanbod
Vrijetijdsstress of tijdstekort: vooral bij de hogere sociale klasse in onze maatschappij
Afkomst
Jongeren met migratieachtergrond zijn in de minderheid in het georganiseerd aanbod
Zwakkere maatschappelijke positie van allochtonen
Allochtonen gaan wel veel sporten, maar niet in clubverband
Allochtone families vaak meer gericht op vrije tijd binnen eigen familie-en vriendenkring
Geslacht
Meisjes
o Meer actief in sociale en culturele verenigingen
o Besteden meer vrije tijd thuis en helpen mee in huishouden (creatieve hobby’s en
thuisactiviteiten)
o Spenderen meer tijd aan familieleden
Jongens
o Meer lid van sportverenigingen
o Doen vaker buitenhuisactiviteiten
Leeftijd
Vrijetijdsbesteding verschilt doorheen de levensloop
o In adolescentenperiode meer een sociaal gebeuren
Bij ouder worden blijken ongeorganiseerde activiteiten een grotere rol te gaan spelen
(vriendenkring)
Drop-out in jeugd- en sportverenigingen neemt toe vanaf secundaire school
Onderwijsvorm
Groot effect op maatschappelijke participatie
Studierichting is in grote mate bepalend voor dagelijkse vrijetijdsruimte
o Bso en Tso beschikken over meer vrije tijd dan Aso
3
, o MAAR Bso en Tso lagere deelname aan georganiseerde vrijetijdsactiviteiten
zij maken meer gebruik van commerciële aanbod (cafés, bioscoop, …)
Residentiële setting
Vrije tijd binnen een ‘onvrije context’: afhankelijk van voorziening (vaak controle hierop)
Plaatsing zorgt voor een belemmering op vrijetijdsbesteding
Belemmering van
o Gebruik van sociale media of ‘uitgaansleven’
o Praktische (vb. leefgroepbegeleider kan niet iedereen voeren naar zijn vrijetijdsbesteding) en
financiële belemmeringen binnen een leefgroep
Gebrek aan continuïteit: passend vrijetijdsaanbod maar kan niet verder gezet worden na
einde verblijf of verhuis
Bijzondere doelgroepen
Kinderen uit residentiële settings: jeugdhulp, VAPH,…
Kinderen met emotionele en of gedragsproblemen
Kinderen met een ontwikkelingsstoornis: ASS, mentale of fysieke beperking, ADHD, …
Extra factor die belemmerend kan werken naar participatie
4. Vrije tijd en jeugdhulp
Opdracht
Studiedag “Gewoon complex”: dossier dat is samengesteld voor kinderen in complexe
opvoedingssituaties waarbij de zorgfactor complex is noden ervan samengebracht
Vanuit dat dossier adviezen opgesteld naar het beleid toe, vb.
o Voor kinderen in de JH: meer aandacht naar onderwijs en vrije tijd
Wat is het belang van vrije tijd volgens kinderrechtencommissaris Caroline Vrijens?
o Gewoon kind/jongere kunnen zijn
o (continuïteit in) sociale contacten
o Vertrouwensfiguur (cf. netwerkgericht werken)
5. Terugkoppeling casuïstiek
Opdracht casussen
Hoe zou je hier als leefgroepbegeleider mee kunnen omgaan?
Denk eens na over een gepast vrijetijdsaanbod voor het kind/de jongere (formeel/informeel)
Wat zou je als begeleider kunnen bedenken voor alle belemmerende factoren?
Welke pedagogische ondersteuning zou belangrijk kunnen zijn op het terrein zelf?
4