Stad en ruimte
Inhoud
College 1 - Hidden dimension ................................................................................................................ 1
College 2 - Abstractieniveau’s tijd en ruimte........................................................................................... 4
College 3 - Triade (driedeling): publiek, parochiaal, privaat.................................................................... 6
College 4 - Gated communities ............................................................................................................ 10
College 5 – Stedelijke mozaïek ............................................................................................................ 13
College 6 - NIMBY ................................................................................................................................ 18
College 7 - Environmental justice, climate justice ................................................................................. 23
College 8 – Territoriale ordening versus ruimtelijk netwerk denken (micro/macro) .............................. 27
College 9 – Globalisering en ruimte (en de rol van global cities) .......................................................... 32
BEGRIPPEN GOED KENNEN EN TOEPASSEN OP THEMA’S. EXAMEN DUURT EEN
KWARTIER. 3 VRAGEN
VOOR HET EXAMEN 3 VRAGEN EN DAN ZIE JE
College 1 - Hidden dimension
1
, Edwart Hall, B. Jessop, Löw, Giddens, Lefebere, Massey, Bourdieu, Loffland, Gieryn
Hidden dimension Niet altijd bewust van de ruimte, het is niet zichtbaar, maar wel aanwezig.
Proxemic patterns Vier hoofdgroepen met 8 afstanden; territorium gedrag bijv. familiebanden,
kastensysteem.
Situationele persoonlijkheid speelt een rol: onze persoonlijkheden verschillen.
Hoog abstractieniveau micro Afstanden van Hall (intiem, persoonlijk, sociaal, publiek)
Hoog abstractieniveau meso Bijv. lay-out buitencampus jaren 70
Hoog abstractieniveau macro Grenzen van natiestaten, etnische en andere enclaves.
Ruimtelijk-determinisme Fysieke factoren verklaren van het menselijk gedrag en van het samenleven.
De aard van de samenleving wordt verklaard door bijv. geografische
omstandigheden.
Presence availabillity Samenleving is afhankelijk van de mate waarin mensen tegelijkertijd bij elkaar
aanwezig zijn.
Politieke constructie Ruimtelijke organisatie van politiek bestuur bijv. Paleis van Justitie
Economische constructie Ruimtelijke organisatie van productiefactoren en -wijzen bijv. de Meir
Sociaal-culturele constructie Ruimtelijke organisatie van saamhorigheid en integratie.
Territorium Onderscheid maken tussen wij en zij en een constructie van binnen / buiten
verdeling
Plek Identiteit geven aan een plek bijv. wijk of gemeenschap (ruimtelijke inbedding),
op basis van arbeidsindeling of bijvoorbeeld op basis van activiteiten in de
ruimten bijv. slaapkamer, woonkamer.
Schaal Verticale differentiatie van dominant naar centraal
Netwerken (wederzijdse) Afhankelijkheid en vertakkingen, het bouwen van netwerken.
Samenvatting
Edwart Hall zegt dat mensen ‘silent language’ gebruiken om om te gaan met afstanden, hierbij speelt
een hidden dimension de rol. Binnen de VS-middenklassen zijn proxemic patterns:
1. Intieme afstand: mensen die je knuffelt; je kunt ze horen ademen, ruiken en zien.
2. Persoonlijke afstand: bekende, onbekende, oogcontact en van kop tot teen zien; adem ruiken.
3. Sociale afstand: geen lichamelijk contact; blik tussen ogen en lippen; hele aanzicht.
4. Publieke afstand: details niet zichtbaar; bijv. niet zien dat iemand huilt.
Met betrekking tot afstanden zijn er culturele verschillen. Deze zijn zichtbaar in zakenverkeer,
architecten en stedenbouw en sociologisch onderzoek.
2
,E. Hall heeft waarneming en zingeving opgenomen in zijn werk: er is een fysiek systeem waarbij
zintuiglijke waarneming een rol speelt bijv. lichaamswarmte stelt de grens tussen intieme en niet-intieme
afstanden. Binnen het sociaal systeem bepalen de relatiesoort en de activiteit de afstand.
Hogere abstractieniveaus voor ruimte zijn: micro-, meso- en macroniveau. Ruimte als categorie stelt
voorwaarden aan handelen, maar zonder te vervallen in ruimtelijk-determinisme. RD insueert dat de
invloed van ruimte bepaald is, voor sommige auteurs is ruimtelijk-determisme alles bepalend. Het komt
vandaag nog wel voor; bijv in criminologie / omgevingspsychologie. Maar ook in de sociologie: wat
faciliteert bepaald menselijk gedrag? Het biedt kansen; ruimte structureert en reproduceert het sociaal
systeem. Een fysiek systeem stelt condities. Volgens Löw zijn dat beperkende factoren en zijn er
fysische voorwaarden ondanks veel technologie. Volgens Giddens is er een presence-availabillity. Je
kunt fysiek maar op één plek aanwezig zijn en het delen van ruimten vergt afspraken (ruimtelijke
organisatie). Dit laatste treft zowel het samenleven op micro-, meso- als op macroniveau. Een ruimte is
ook faciliterend, structurerend en nodig. Het is een medium voor sociale organisatie. Bijvoorbeeld de
plaats waar je woont, op vakantie zeg je dan ‘ik woon vlakbij Eindhoven’. Ruimtes hebben
eigenschappen (grondvormen) en gradaties:
1. Alles en alle handelen is lokaliseerbaar (uniek toerekenbaar, altijd ’ergens’ relational attribute,
spatial framing)
2. Begrensbaar / opdeelbaar (grenzen, barrières)
3. Ruimtelijke exclusiviteit (medegebruik uitsluiten, natiestaat, gemeente)
4. Uitgestrektheid (omvang, oppervlakte van erf, landschap)
5. Nabijheid en afstand (groepeer- of concentreerbaar; dichtheid) (geeft hiërarchie weer).
Het sociale systeem kent betekenissen toe, het praktiseert en het herinterpreteerd het bestaande
daarnaast materialiseert het. Bijvoorbeeld is er in een andere cultuur een andere snelweg: in India is er
geen wegscheiding. Daarnaast reproduceert ruimte, het stabiliseert het sociale leven door status. In
bijvoorbeeld sociale relaties geef je fysieke ruimte, arme kinderen ontmoeten nooit rijke kinderen.
• Lefebere 1974: reproductie in sociale relaties
• Massey 1984: ‘layers’ verwijst naar lagen die dus bestaan in arbeidsverdeling en gender
• Bourdieu 1963;1989: Op basis van feiten gebouwen beoordelen (oud, nieuw, verwaarloosd)
• Loffland 1998: gelijkheid en ongelijkheidsstatus
• Löw 2008: geproduceerde en producerende ruimten
• Gieryn 2002: Status op basis van kennis
Reproductie van ruimte (constructieprocessen) bestaan uit: politieke-, economische en sociaal-culturele
constructies. Ruimte is dus niet één passieve geografische omgeving waarin het sociale leven
plaatsvindt.
B. Jessop (2008): er zijn 4 dimensies van socio-spatiale relaties: het territorium, de plek, de schaal en
de netwerken.
Er zijn 5 hoofdpunten in de sociologie voor een hidden dimension: een late belangstelling, de sociologie
is jong en volgt de agendering van maatschappelijke vraagstukken en sociale kwesties, het is deels
verstopt in thematische sociologieën, het is multidisciplinair en er is een keerpunt van ‘hidden’
Sociologie is onafhankelijk geworden van natuurwetenschappen, emancipatie heeft een rol gespeeld in
het ontstaan van sociologie. Sociologie oriënteerde zich vooral op de factor ‘tijd’, op evoluties in de
samenleving. De hidden dimension zit deels in thematische sociologieën als de human ecology en
stadssociologie, de literatuur van globalisering, en sociologie van milieu. Er waren weinig
(administratieve) databronnen, camera’s in de stad zijn bijvoorbeeld niet verkrijgbaar voor onderzoek
van sociologen en werkloosheid is alleen zichtbaar wanneer je in het werkloosheidsregister staat.
Hidden dimension is multidisciplinair, er zijn exclusieve domeinen, maar ook steeds meer vervagende
grenzen van domeinen. Het keerpunt van hidden dimension is zichtbaar door stedelijke cultuur,
dagelijkse ruimten in plaats van space-ordering structures (de plaats van de wasmachine in de woning).
Ook zijn er steeds meer objecten die ons gedrag sturen. Ruimtes worden dus steeds minder hidden.
Dimensie van Principe van sociaal-ruimtelijke Geassocieerde patronen van
sociaal-ruimtelijke structurering sociaal-ruimtelijke relaties
relaties
3
, Territiorium Grenzen, begrenzen, verkavelen , Bouw van binnen / buiten
omsluiten scheidingen, Constitutieve rol van de
'buiten'
Plaats Nabijheid, ruimtelijke inbedding, Constructie van ruimtelijke
gebiedsdifferentiatie arbeidsverdelingen; differentiatie van
sociale relaties horizontaal tussen
'kern' versus 'perifere' plaatsen.
Schaal Hiërarchisatie, verticale Constructie van scalaire
differentiatie arbeidsverdelingen; differentiatie van
sociale relaties verticaal tussen
'dominante', 'nodale' en 'marginale'
schalen.
Netwerken/reticulatie Interconnectiviteit, onderlinge Netwerken van nodale connectiviteit
afhankelijkheid, transversaal van bouwen; differentiatie van sociale
'rhizomatische' differentiatie relaties tussen knooppunten binnen
topologische netwerken
College 2 - Abstractieniveau’s tijd en ruimte
N. Elias, Löw, Kauffman, Piaget, Smit, Pellegrino & Golledge, Lynch, Dürkheim, Castells
Fysiek systeem Natuur, fysische/absolute tijd en ruimte, object
Sociaal systeem Samenleving, sociale/ervaren of betekenisvolle tijd/ruimte, subject
Synthesevermogen Opeenvolging van gebeurtenissen zien; samenhang tussen gebeurtenissen is niet
altijd met tijd voorgesteld (verleden, heden, toekomst) verbinden door ervaring en leren
(over generaties heen), het is veranderlijk.
Synthese Het ervaren van een band
Senso-motorische 0-2 jaar, geen interne voorstelling (op basis van voorstelling weten waar een ruimte is,
nog geen plattegrond in het hoofd)
Pre-operationele 1.5-7 jaar, wat het kind zelf ziet, waarneming is nog belangrijk in het voorstellen hoe
een ruimte er uit ziet.
Concreet-operationele 7-11 jaar, logisch denken, maar nog gebonden aan waarneming (wij weten dat er nog
lagere bergen zijn achter hoge bergen, maar kinderen niet)
Formeel-operationeel 11-12 jaar, denken komt los van het waarneembare volgens Hart & Moore 1973
4