Inleiding
Inhoudelijke situering
Vermaatschappelijking van de zorg
ondersteunen van mensen in hun leefomgeving
gemeenschapsgerichte werkvormen
veranderende positie en rol van professionele hulpverlener
Transculturaliteit
Maatschappelijke context
Demografische transitie in Belgische samenleving onder invloed van:
Migratie
Mondialisering
Migratie (zo oud als mensheid):
= geen nieuw fenomeen, maar vandaag wel complexer en gediversifieerder
meer diversiteit in samenleving
Herkomst vroeger homogene stromen, beperkt aantal landen, nu verschillende landen
Routes vroeger eenzelfde route, nu verschillende routes, ook illegale routes
Drijfveer vroeger vooral economisch, nu vooral voor politiek (voelen zich onveilig (bv asielzoekers,
vluchtelingen, …))
Statuut krijgen ze tijdelijke of permanente verblijfsvergunning (sommigen illegaal)
Grote migratiestromen:
Inkomende migratiestroom = naoorlogse periode = industriële opbouw
migratiestroom vanuit Zuid-Europa (Italië, Turkije, …)
Uitgaande migratiestroom = red star line
bewoners uit Antwerpen gingen naar VS
Migratie komt vooral voor in stedelijke gebieden, minder in landelijke gebieden
in Antwerpen meer inwoners met migratieachtergrond dan zonder (minderheid = meerderheid geworden)
Mondialisering/globalisering (eind 20e, begin 21e eeuw):
= delen van wereld intenser samenwerken zorgt voor onderlinge relaties tussen gebieden
= internationale uitwisseling van mensen, goederen, geld en informatie
Economische integratie: bv levering van gas = prijzen afspreken
Politieke integratie: bv Verenigde Naties, Europese Unie, handelsverdragen, Schengen
Culturele integratie: bv invloed van buitenlandse taal die wereldwijd gesproken wordt, muziek/eten niet meer
cultureel gebonden
Globale interafhankelijkheid alles is met elkaar verbonden en heeft invloed op elkaar en op dagelijkse leven
Transnationalisme leven in netwerken ipv traditioneel afgebakende gemeenschappen
Toenemende sociaal-culturele differentiëring in Belgische samenleving
veranderd profiel van bevolking in samenleving
diversiteit als integraal onderdeel van socio-culturele landschap
,Superdiversiteit:
= diversiteit is heel divers, niet meer 1 profiel moet rekening mee gehouden worden
Kwantitatieve dimensie
= cijfermatige groei van diversiteit
= grote regionale verschillen vooral stedelijk fenomeen + diversiteit grootst bij jongste generaties
majority-minority societies (MMS) = de minderheid behoort tot de meerderheid (bv Brussel)
Kwalitatieve dimensie
= groeiende diversiteit binnen diversiteit
= complexere en gediversifieerdere migratiepatronen
verschillende domeinen: etnisch, taalkundig, religieus, cultureel,
economisch, …
Kruispuntdenken/intersectionaliteit
= iedereen heeft verschillende identiteitskenmerken, obv daarvan worden
verschillende identiteitsprofielen gecreëerd
Assen van differentiatie gaan gepaard met machtsverhoudingen en sociaal-
maatschappelijke positie
bepaalt aansluiting/uitsluiting in relatie tot maatschappelijke norm
zorgt voor privileges en achterstellingsmechanismen
Als je bij profielen bij meerderheid hoort beter leven, meer voordelen
Als je afwijkt van profiel achterstelling, uitsluiting (combinatie van
kenmerken)
Implicaties voor hulpverlening
Over landsgrenzen heen situering lokale praktijken en ontwikkelingen binnen internationale praktijken en
ontwikkelingen
Binnen landsgrenzen toenemende sociaal-culturele differentiëring in hulpverleningslandschap
je moet kunnen werken in en met diversiteit
Hulpverleners
Lost in translation hulpverleners ervaren taal als drempel, zorgt voor onwennigheid
handelingsverlegenheid
Confrontatie met cultureel diverse referentiekaders, betekenisverlening, gedragsrepertoria op micro-, meso- en
macroniveau
impact op wetgevend kader (bv vreemdelingenrecht) statuut – rechten
Personen met een migratiehistoriek
kwalitatief en kwantitatief verschillend zorggebruik
uitdaging om te streven naar hulpverlening die uitgaat van eigenheid en diversiteit cliënten
Norm-groep wordt verschoven er is een diverse groep van mensen
grootste groep van mensen = mensen met migratieachtergrond (MMS)
‘grootste psychologische omschakeling van onze tijd’
Cultuur
Wat is cultuur?
3 verschillende benaderingen:
, Coherentie-model = verbinding, dat wat mensen gemeenschappelijk hebben en delen
standaarden, normen, waarden, regels ‘normaliteit’
Differentiatie-model = verscheidenheid (en contradicties) binnen 1 cultuur
cultuur als dynamisch proces: ‘vertrouwdheid’ met inherente verschillen
Cohesie-model = erkenning van interne eenheid én differentiatie
Focus op Cohesie-model
Cultuur
eigen aan menselijke collectieven op verschillende sociale niveaus
- Grote niveaus = bv Amerikaans, Europees, …
- Kleine niveaus = subgroepen bv studenten, wonen in zelfde stad, …
dynamisch = onderhevig aan interne en externe veranderingsprocessen
gedifferentieerde uitingsvormen van culturen (‘creolisering’)
- Creolisering = proces van wisselwerking tussen culturen zodat door wederzijdse beïnvloeding en interactie
nieuwe cultuur ontstaat
Multicollectiviteit: simultaan tot verschillende gemeenschappen behoren
verschillende etniciteit en nationaliteit
Identiteit
meervoudige identificatie hybride identiteiten (=wanneer persoonlijke beleving van eigen cultuur met publieke
participatie samenkomt)
identificatie/identiteitsgevoel is beter dan identiteit identiteit staat te vast, moet veranderlijk kunnen zijn
moet los staan van traditionele kaders, maar eerder persoonlijke beslissingsvrijheid en autonomie
Cultuur is onzichtbaar zolang je er zelf inzit we zijn ermee opgegroeid
je bent pas bewust vanaf je in contact komt met andere culturen
Verschillende culturen vormen je tot wie je bent:
Geografie
Generatie
Levensbeschouwing
Gender
Vrijetijdsbesteding
Etniciteit
Opleiding
1/9 van cultuur is zichtbaar (bv huidskleur, kledingstijl, religie, taal, …)
8/9 van cultuur is verborgen je ontdekt het pas wanneer je in interactie gaat (bv rituelen, waarden en normen, …)
Cultureel diverse referentiekaders/culturele systemen van classificatie en representatie bepalen notie van welzijn
Cultureel ingebedde ideeën over, uitdrukkingen van, en reacties op stress, onderdrukking en ondersteuningsnoden
Diversiteit in hulpverlening en ondersteuningsvragen:
Kunnen etnisch-culturele componenten bevatten (1 cirkel)
Kunnen gerelateerd zijn aan andere dimensies van diversiteit die iemands positie binnen samenleving bepalen
(combinatie van cirkels)
Naar transculturele-cultuursensitieve ondersteuning
Zoeken naar gemeenschappelijk doel/gemene delen (bv welzijn van kinderen)
Bepalen van vrijheidsgraden om praktijk en achterliggende kaders in vraag te stellen
Exploreren van alternatieven om doel te bereiken
, Bekijken van mogelijkheden om deze alternatieven sociaal-cultureel waardevol en haalbaar te maken
Interne sociale dynamiek benutten om verandering te faciliteren
zeker niet eigen referentiekaders gaan opdringen
maar erkennen van bricolage (=geknutsel) in zoeken naar welzijn(sbevordering)
Do’s Don’ts
Attitude: open houding en exploratieve benadering Culturele feiten = stereotypes
hoe minder je weet hoe beter = nieuwsgierig
Vaardigheden: ‘trans’-processen stimuleren Essentialisering = stereotypes
Uitwisseling, beïnvloeding en confrontatie obv als mensen worden gecategoriseerd obv wat men
erkende gelijkwaardigheid en diversiteit essentie vinden
Veranderingen onder invloed van uitwisseling veronderstelling dat essentie oorzaak is van gedrag
Kennis: ‘culturele intelligentie’ Overculturalisering
= vermogen om iets te bereiken wanneer je met = cultuur wordt gezien als standaardpakket van
mensen omgaat die andere culturele achtergrond normen en waarden
hebben cultuur wordt als verklaring beschouwd wat voor
= (zelf)reflectie moeilijk loopt in contact
= metacognitieve processen = nadenken over eigen
leerproces en sturing geven
Leefwereldgericht handelen
Ondersteuningsvragen zijn geworteld in ervaringen van alledaagse levensomstandigheden
subjectieve beleving kan anders zijn tussen jou en cliënten
Leefwereldgebonden betekenisverleningen
vaak gaan we teveel uit vanuit hulpverlening, meer richten naar leefwereld (moet vertrekpunt zijn)
Ondersteuning van alledaagse inspanningen om waardig leven te leiden
bewust zijn van verschillen in levensomstandigheden, maar ook van verschillen in perceptuele omstandigheden
van individuen
vraagt veel empathie, inleven en begrijpen waarom mensen zo doen
TRANSculturaliteit
Transactie = uitwisseling, beïnvloeding en confrontatie obv erkende gelijkwaardigheid en diversiteit
Transformatie = veranderingen onder invloed van uitwisseling
= trans-processen:
Engagement om bruggen te slaan, bewust naar elkaar toe bewegen
Wederkerige en actieve uitwisselingscomponent
Aangeven vrijheidsgraden en grenzen
Temporele co-creatie ‘nieuwe’ cultuur
Nieuwe impulsen aan cultuurontwikkelingen (collectief) en culturele identiteitsvorming (individueel)
Transculturele competentie = generieke basiscompetentie
doel = vermogen om ontbrekende normaliteit tot stand te brengen en daardoor samenhang in situatie creëren
Geen gelijkheid nastreven maar streven naar gelijkwaardigheid tussen partijen
wel valkuil van superioriteit
3 intergerelateerde componenten:
Affectief aspect (‘sensitivity’)
Gedragsmatig aspect (‘adroitness’)