De leraar in interactie – samenvatting
1. De leraar als coach
1.1 Hoe kan ik ervoor zorgen dat mijn stempel minder doorklinkt in de klas?
Kinderen zijn van nature nieuwsgierig en stellen veel vragen.
Vragen die groeien vanuit ervaring en beleving: ze willen weten, ze willen
ondernemen om antwoorden te vinden. Coachen impliceert dat mensen
groeien van afhankelijkheid, over geleide zelfstandigheid, naar
zelfstandigheid.
=> zelfregulerend of zelfgestuurd leren.
3 fasen zelfregulerend leren
- De lerende weet wat wordt verwacht, er worden samen doelen gesteld.
De voorkennis wordt geactiveerd. De competenties worden
gecontroleerd. De motivatie wordt duidelijk gemaakt.
- Plannen in tijd en ruimte: Tijdens het leren zal de leerling moeten
beschikken over een aantal leerstrategieën zoals memoriseren, linken
leggen, organiseren, begrijpen. Ondertussen worden
motivatiestrategieën aangesproken en wordt er beroep gedaan op
doorzetting, flexibiliteit, concentratievermogen, …
- Evalueren van successen en falen: Hier is de attributietheorie een
handig hulpmiddel. Dit is een theorie over hoe mensen dingen
verklaren.
co-constructief proces (learning by dialogue) => constructief proces
(learning by understanding) => proces gericht op instructie (learning by
teaching)
Coachen is een begeleidingsvaardigheid naast mentoring, supervisie,
intervisie, studiebegeleiding en naast het begeleiden van
onderwijsprocessen. Coachen zoekt een evenwicht tussen
leerkrachtgestuurd onderwijs en leerlinggestuurd onderwijs. Bij coachen
optimaliseert de leerkracht het zelfregulerend vermogen van de leerling.
Zelfregulerend leren als onderwijsdoel heeft een positieve invloed op de
leerresultaten, op de schoolloopbaan, op het levenslang leren.
Het is objectief waarnemen en feedback geven.
1
,SOFTEN:
non-verbaal: communiceren via houding, expressie en stemgebruik
verbaal: communicatie via spreken, de woorden die je gebruikt
Lees 14-15/48
Gesloten vragen:
- Ja/nee-vragen
- feitenvragen (1 juist antwoord)
Open vragen:
- informatievragen (W-vragen)
- hypothesevragen (stel dat, wat als)
- meningsvragen (wat vind je van)
- gevoelsvragen (hoe ervaar je)
- actievragen (wat ga je doen)
- rotondevraag (de reden dat ik dit vraag, is…)
Categorieën waarbij het belangrijk is om door te vragen:
- niet-gespecificeerde woorden of zinsdelen: er, het, men, situatie, naar
gevoel, soms, sommige, wel eens
- generalisaties: altijd, nooit, niemand, de groep
- weggelaten woorden of zinsdelen
- vage of overtollige bijwoorden
2
,1.2 Hoe kan ik de motivatie van mijn leerlingen optimaliseren
Motieven = beweegredenen
Zelfbeschikkingstheorie: er zijn drie psychologische basisbehoeften die we
in elke cultuur terugvinden. Dit is een zeer toegankelijke motivatietheorie
die steunt op meer dan 30 jaar experimenteel onderzoek. Deze theorie legt
uit hoe en wanneer mensen enthousiast en gemotiveerd functioneren.
De drie basisbehoeften:
- De behoefte aan autonomie: zelf kunnen beslissen over de
inspanningen die we willen verrichten, zaken die ons verplicht worden
opgelegd, negeren we.
- De behoefte aan verbondenheid: Verbondenheid bevordert het
zelfvertrouwen, het sociaal gedrag en de zelfcontrole.
- De behoefte om competent te zijn: succeservaringen stimuleren de
zelfwaardering en de verdere ontwikkeling.
3
, Om tegemoet te komen aan de behoefte aan autonomie, kunnen we:
- leerlingen aanmoedigen zelf initiatieven te nemen
- leerlingen zelf hun doelen laten kiezen; deze doelen samen SMART maken
S Specifiek betekent concreet
M Meetbaar betekent dat je verandering moet kunnen vaststellen
A Aanvaardbaar betekent dat je aanvaardt om ervoor te gaan, dat het
haalbaar lijkt
R Realistisch of realiseerbaar betekent dat het mogelijk moet zijn (budget,
capaciteiten, …)
T Tijdsgebonden betekent dat je het afbakent in de tijd (tegen uiterlijk een
bepaalde datum)
- leerlingen voldoende vrijheid geven in de keuzes die ze maken
- leerlingen mee verantwoordelijk maken
Intrinsieke motivatie: een actie ondernemen omdat je de actie aangenaam vindt.
Extrinsieke motivatie: de activiteit is niet het doel maar een middel om iets te
bereiken.
Autonome motivatie: Mensen kunnen ook van binnenuit gemotiveerd zijn om
extrinsieke doelen na te streven. Er is een innerlijke drijfveer en een externe prikkel.
Lees 28-29
Weerstand herkennen en benoemen:
- status-quo taal ombuigen naar verandertaal
- kosten-batenanalyse maken
- versterken van effectiviteitsgevoel
1.3 Het enneagram van de 9 persoonlijkheidstypes
Het Enneagram is een dynamische cirkel die 9 persoonlijkheidstypes en
hun onderlinge interacties beschrijft.
Type één is principieel, doelgericht, zelfbeheerst en perfectionistisch: de
perfectionist, hervormer Basisangst: Corrupt/slecht, onvolkomen te zijn
Kernovertuiging: ik ben niet goed genoeg Basisverlangen: Goed zijn,
integriteit hebben, evenwichtig zijn
Type twee is gul, demonstratief, behagend en bezitterig: de helper, gever
Basisangst: Ongewenst zijn, onwaardig om van gehouden te worden
Kernovertuiging: ik ben niet om van te houden Basisverlangen: Voelen dat
er van hen gehouden wordt
4