Achtergrond
Er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende niveaus van biologische organisaties (van moleculen tot
organismen). De klassieke toxicologie bestudeerd de relatie tussen toxische stoffen & de respons op het individuele
organismen (de mens). De effecten worden nagegaan op moleculair, cellulair & op niveau van weefsel, organen en
het heel individu.
De voedselketen is van primair belang in de blootstelling aan toxische stoffen waardoor alle lagen van een
ecosysteem een belangrijke rol spelen in de toxiciteit van chemicaliën.
Doelstellingen
1. De student kent de verschillende fasen van toxicologie.
Expositiefase (= blootstelling)
Toxicokinetiek
Toxicodynamiek
2. De student kan de verschillende origines van toxische componenten beschrijven en kan
hiervan voorbeelden geven.
Fysiek, chemisch en biologisch
- fysiek → UV stralen van de zon
- Chemisch → Chemische brol zoals medicatie
- Biologisch → wiet, paddo’s of een giftig insect of slang ofso
3. De student kan de verschillende basisbegrippen van een dosis-responscurve bespreken en
weet wat een basisvoorwaarde is om een dosis-responscurve op te stellen.
Dosis-respons curve kan pas opgesteld worden als er een causaal verband is tussen het effect
en de stof. het geeft namelijk weer hoe de dosis van een stof een invloed heeft op het
waargenomen effect
- LD
- TD
- ED
- NOEL/LOEL
- therapeutische index = LD50/ED50 → Kan gevaarijk zijn, dus nemen we de margin of
safety (MAS) = LD1/ED99
4. De student kan beschrijven welke eigenschappen van een chemische stof bepalen of de
verspreiding van deze stof in de omgeving risico’s inhoudt.
chmische en fysische eigenschappen van een stof → een stof wordt opgenomen via passieve
diffusie, ionkanaln of -pompen, maar ook via een posie of paracellulair (tussen de cellen door,
doorheen de intracellulaire juncties)
- inisatiegraad → ion gaat moeilijk doorheen membraa. HH berekenen (pH = pKa + log
(A/HA)
- molecuulgrootte
- Kow
- Lipofiliteit
- Temperatuur
- concentratiegradiënt
In de omgeving is een stof niet echt shadelijk. Meestal worden ze snel afgebroken. Een
persistente stof wordt niet snel afgebroken, maar is daarom ook nog niet schadelijk. Het kan
dan gewoon leker veel ophopen waardoor de hoge concentratie uiteindelijk schadelijk is (?)
2
, -
5. De student kan de processen bespreken die de persistentie van een contaminant in de
omgeving beïnvloeden.
Persistentie wordt beïnvloed door de chemische stabiliteit van een stof. Als een stof persistent
is, kan het degradatieprocessen weerstaan. Een chemische stabiele stof kan makkelijker
overleven in de omgeving & degradatieprocessen dus makkelijk overwinnen/vermijden. Het
wordt afgebroken op 3 manieren;
1. biotische afbraak → microieel (schimmel of bacterie) Een enzym breekt een
(an)organisch component af door het te gebruiken als een elektronen donor, acceptor
of als voedingsbron
2. Abiotische afbraak → abraak van een stof door hydrolyse (waterstof toevoegen) of
fotolyse (lichtafbraak)
a. fotolyse is afhankelijk van hoe goed de moleceulen licht absoreert & van de
lichtintensiteit
3. eliminatie → het verwijderen van een stof door middel an evapotranspiratie of
sorptie (= ene substantie hecht aan de andere).
6. De student kan het verschil tussen biotische en abiotische afbraakmechanismen van
chemicaliën bespreken en kan hiervan voorbeelden geven.
Zie doelstelling 5
7. De student kan bioaccumulatie beschrijven en kan de factoren bespreken die dit proces
beïnvloeden.
Bioaccumulatie is het ophopen van de stof in het lichaam. Wordt vooral opgehoopt in het vet.
Het is afhankelij van
- persistentie
- lipofiliteit
- biobeschikbaarheid
- Biotransformatie → zorgt ervoor dat een stof meer hydrofiel wordt, waardoor de
lipofiliteit daalt en dus de bio accumulatie ook daalt.
8. De student kan het verschil bespreken tussen acute en chronische toxiciteit van
chemicaliën en en kan beschrijven hoe deze gekwantificeerd worden.
Acute toxiciteit = korte blootstelling aan een hoge concentratie. Dit geeft meestal een direct
effect
- kantificatie via LD
Chronische toxiciteit = lange blootstelling aan een lage concentratie wat op lang termijn voor
schade kan zorgen (vb asbes)
- kwantificatie via DV/LD50
- CV = chronische value → Vloel*noel
9. De student begrijpt de beperkingen van het experimenteel bepalen en kwantificeren van
chronische toxiciteit van chemische stoffen en kan deze bespreken.
beperkingen zijn dat de mens en het dier niet genetisch verwant zijn, dus een dier kan anders
reageren dan een mens. Een ander nadeel is dat er geen rekening wordt gehouden met de
interacties (abiotisch-abiotisch, biotisch-abiotisch & multipollulent).
3
, Algemene basisbegrippen
o Milieutoxicologie = lot & effecten van chemische stoffen in de omgeving.
o Ecotoxicologie = effecten van contaminanten op ecosystemen staan centraal
o Xenobiotica = vreemde substantie die in het lichaam wordt opgenomen. Kan voordelig of nadelig zijn
(medicijn of drug)
o Substantie van eigen lichaam in te hoge concentratie
o Toxicant = substantie die negatieve effecten heeft
o Organische = groot moleculen, afgeleid van levend organisme
o Anorganisch = klein moleculen, niet afgeleid van levend organismen
o Toxine = geproduceerd door levende organisme, geeft onmiddellijk effect (vb paddo’s) = ALTIJD van
biologische oorsprong
o Vergif = toxicant die onmiddellijk dood/ziekte veroorzaakt.
Kwalitatieve aspecten van toxiciteit
Een component kan toxisch zijn voor de ene soort, maar onschadelijk voor een andere soort. Soms is een stof enkel
schadelijk in bepaalde omstandigheden.
o Agens 🡪 chemisch, fysisch & biologisch; 2 BELANGRIJKE VRAGEN;
o Productie 🡪 welk is de bron van vervuiling (= productiefase)
o Omgevingsfactoren 🡪 hoe gebeurt de transfer en eventuele transformatie van de toxische stof (=
milieukinetische fase).
o Doelorganisme 🡪 MO, plant, dier, mens. Deze wordt weergegeven in 3 FASE
o Expositiefase 🡪 blootstelling
o Toxicokinetische fase 🡪 ADME
o Toxicodynamische fase 🡪 dit is het eigenlijke toxische effect dat wordt waargenomen
Kwantitatieve bepaling van toxiciteit
= om schadelijke effecten op levende organisme te beschrijven; een drug wordt in fracties gegeven zodat het
lichaam van een dosis herstelt voordat een volgende dosis wordt gegeven.
Dosis respons
= gegevens van blootstelling wordt gerelateerd met data van de geïnduceerde effecten
o No-effect level = niet werkzame dosisniveau (NOEL)
o LC50 = 50% sterfte bij deze dosis
o TD50 = deze concentratie is toxisch voor 50% van de populatie
o ED50 = deze concentratie heeft een effect voor 50%.
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur lisecardinaels. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €17,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.