Non-Profitsector accounting
Hoofdstuk 1: De basis en werking van de vermogensboekhouding
1. Het principe van de vermogensboekhouding
1.1 De balans
= De balans geeft op een bepaald ogenblik weer enerzijds hoe het vermogen is aangewend
(=activa), anderzijds wat de bronnen zijn van dat vermogen. (=passiva).
Vermogensboekhouding = Voor de eerste maal opzetten van een beginbalans per
begindatum van het eerste boekjaar.
Balans per 31/12/20N0
Activa Passiva
Vaste activa: (>1 jaar) Eigen vermogen: (>1 jaar)
Terreinen en gebouwen Kapitaal
Machines en uitrusting Reserves
Rollend materieel Overgedragen resultaten
Vreemd vermogen op LT: (> 1 jaar)
Vlottende activa: (<= 1 jaar) Leningen
Voorraden goederen
Klantenvorderingen Vreemd vermogen op KT: (<= 1 jaar)
Liquide middelen Kaskrediet
Leveranciers
Totaal Actief T Totaal Passief T
VORDERINGEN, SCHULDEN
BEZITTINGEN
Aanwindingen van het Bronnen van het
VERMOGEN
Klantenvorderingen = zaken die we nog te goed hebben
Eigen vermogen Niet opeisbaar
Vreemd vermogen op LT en KT Wel opeisbaar
Verschil tussen LT en KT:
- Bij KT moet je sneller geld op tafel leggen dan bij LT
- Ze hebben andere karakteristieken
- Op LT is de kost zachter en minder stress (bv. een huis kopen op 3 jaar is niet
haalbaar!)
BALANSEVENWICHT: Totaal Actief = Totaal Passief
Hetzij: Activa – Vreemde schulden = Eigen Vermogen
De Balans is een momentopname van het vermogen, bv. per 31/12/20N0
,Tijdens het boekjaar zal de balans wijzigen ten gevolge van de financieel-economische
verrichtingen van de onderneming
Tijdens het boekjaar komt ook een resultatenrekening tot stand die de wijzigingen van het
eigen vermogen registreert:
Activa = Vreemd vermogen + Eigen vermogen
+ Opbrengsten
-0Kosten
De balans is een momentopname en wijzigt constant:
Dit zijn verrichtingen
die uitgevoerd worden EINDBALANS
Welke zijn de soorten financieel-economische verrichtingen?
- Aankopen, investeringen (bv. onderneming koopt grondstoffen 2 000 of koopt een
vrachtwagen 300 000)
- Verkopen (bv. onderneming verkoopt handelsgoederen)
- Ontvangsten (bv. onderneming ontvangt de betaling van haar vordering, onderneming
ontvangt een geleende som van 100 000 van een bank.)
- Uitgaven (bv. onderneming betaalt factuur, onderneming betaalt belastingen)
- Loonadministratie (bv. onderneming berekent wedde personeelslid en stuurt
weddestraat door.)
- Diverse posten (bv. onderneming berekent haar afschrijvingen)
- …
Financieel-economische verrichtingen kunnen tot gevolg hebben dat:
- Enkel de balans wijzigt
- Balans en resultatenrekening wijzigen
1.2 De resultatenrekening
= Rapporteert hoe het eigen vermogen in de afgelopen periode (boekjaar) is toegenomen of
gedaald, hetgeen een winst, respectievelijk een verlies inhoudt.
OPBRENGSTEN – KOSTEN = RESULTAAT (wint/verlies)
Zie HB pg 5-8 voor een voorbeeld van de balanswijzigingen.
,2. Praktische werkwijze vermogensboekhouding
2.1 De rekening
Niet na elke transactie is er informatie over de jaarrekening nodig! Daarom stappen we
over op een boekhoudsysteem met rekeningen.
Jaarrekeningen worden opgesplits in rekeningen (=tweezijdige staat) die elk een bepaald
onderdeel van de balans of resultatenrekening vertegenwoordigen.
- Actiefrekeningen
- Passiefrekeningen
- Opbrengstenrekeningen
- Kostenrekeningen
Elke rekening wordt op dezelfde wijze ingedeeld met een debet- en een creditzijde. Deze
vorm wordt ook wel een T-rekening genoemd.
Debet Credit
2.2 Werking van de rekening
Activarekening
Debet Credit
Ontstaan (beginsaldo)
Stijging Daling
Passivarekening
Debet Credit
Ontstaan
Daling Stijging
Kostenrekening
Debet Credit
Stijging Daling
Opbrengstenrekening
Debet Credit
,Daling Stijging
Bovendien gelet op het duale karakter van het dubbel boekhouden, geldt steeds:
Totaal debiteringen = totaal crediteringen
Dus als men bepaalde rekeningen voor bepaalde bedragen debiteert, moet men andere
rekeningen voor bepaalde bedragen crediteren waarbij totaal debet = totaal credit!
Elk financieel-economische verrichting (bv. verkoop, inkoop, betaling,…) in de
onderneming geeft aanleiding tot een boeking op de rekeningen.
2.3 Grootboek – Journaal
Elk financieel-economische verrichting (bv. verkoop, inkoop, betaling,…) in de
onderneming wordt chronologisch geregistreerd in een (wettelijk verplicht) dagboek
(=journaal).
Journaal = een boek waarin de eerste aantekening van gegeven en verrichtingen gebeurt
met het oog op de verdere verwerking in de boekhouding.
Inschrijvingen in het journaal noemen wij JOURNAALPOSTEN
Zie HB pg. 10: Voorbeeld journaal.
Waarom een journaal?
Voor de betrouwbaarheid en chronologie zodat je niet zomaar zaken kan gaan
invoegen en verwijderen.
2.4 Proef- en Saldibalans
= Een controlemiddel om te onderzoeken of wij op de grootboekrekeningen geen foutieve
inschrijvingen deden en of wij geen inschrijvingen vergaten.
Periodiek kan een proef- en saldibalans worden opgesteld.
De proefbalans is een staat met alle rekeningen waarbij per rekening het debettotaal en het
credittotaal worden weergegeven. (minder belangrijk)
De saldibalans is een staat met alle rekeningen waarbij per rekening het debetsaldo of het
creditsaldo wordt weergegeven.
Gebruik van de Proef- en Saldibalans:
- Controlemiddel
- Resultaatbepaling
Voorbeeld zie HB pg 11
2.5 Inventaris
Per einde boekjaar wordt de inventaris opgesteld.
Dit betreft het inventariseren van de werkelijke bezittingen, vorderingen en schulden met het
oog op het regulariseren van de boekhouding.
,Inventarisverrichtingen hebben betrekking op o.a.:
- Voorraadopname
- Afschrijven vaste activa
- Dubieuze vorderingen, waardeverminderingen (mensen die niet meteen k betalen)
- BTW-afrekening
- Berekening winst en belastingschuld
- Resultaatverwerking
- Koersverschillen
- …
Op basis van de inventarisverrichtingen worde de rekeningen geregulariseerd en wordt de
definitieve proef- en saldibalans opgesteld, waaruit dan de jaarrekening voortvloeit.
2.6 Stappen boekhoudkundige verwerking
Verschillende stappen die worden doorlopen binnen de boekhoudkundige verwerking in het
boekjaar
START BOEKJAAR
1) Openen beginbalans = Eindbalans vorig boekjaar, dwz. Openingsjournaal en
bijwerken balansrekeningen voor de beginsaldi
TIJDENS HET BOEKJAAR
2) Analyse van de financieel-economische verrichtingen (bv. 3 000 aankoopfacturen,
2 000 verkoopfacturen, 1 500 bankuittreksels en kasafschriften, 300 diverse posten)
3) Journaliseren in het journaalboek
4) Bijwerken van de rekeningen in het grootboek
PER EINDE BOEKJAAR
5) Opstellen voorlopige proef- en saldibalans
6) Inventarisverrichtingen, regulariseren rekeningen en resultatenverwerking
7) Opstellen definitieve proef- en saldibalans
8) Opstellen en afdrukken jaarrekening
Proef- en saldibalans kan ook tussentijds (bv. semestrieel) worden opgesteld en kan
aanleiding geven tot een halfjaarlijkse staat volgens het schema van balans en
resultatenrekening.
2.7 Rekeningenstelsel (MAR)
= Een logische ordening van alle rekeningen die men in de onderneming gebruikt.
Volgens KB Minimumindeling Algemeen Rekeningstelsel (MAR) opgelegd.
Wat betekent Minimum?
= Alle ondernemingen die een dubbele boekhouding voeren (= middelgrote en grote
ondernemingen) gebruiken het wettelijk minimumrekeningenstelsel. Zij gaan dit
daarenboven zo nodig aanpassen en uitbreiden aan de aard en de omvang van de
onderneming.
,De wettelijke verplichtingen i.v.m. het rekeningstelsel kunnen wij als volgt samenvatten:
1) De kleine ondernemingen hebben geen enkele verplichting tot het bijwerken van
rekeningen; zij mogen immers de vereenvoudigde boekhouding voeren
2) De middelgrote ondernemingen dienen een rekeningstelsel te gebruiken aangepast
aan de aard en de activiteit van de onderneming. Verder zijn er geen wettelijke
verplichtingen.
3) De grote ondernemingen zijn onderworden aan een MAR. Dit stelsel is een minimum
norm. Elk bedrijf zal het aanpassen aan zijn aard en omvang. Naargelang de
behoefte kan men een meer gedetailleerde onderverdeling van de rekeningen
voorzien. Anderzijds hoeft men de overbodige rekeningen vanzelfsprekend niet te
openen.
MAR-klassen:
- 1. Eigen vermogen, voorzieningen, VVLT
- 2. Vaste activa, vorderingen op meer dan 1 jaar
- 3. Voorraden en bestellingen in uitvoering
- 4. Vorderingen en schulden op ten hoogste 1 jaar
- 5. Geldbeleggingen en liquide middelen
- 6. Kosten
- 7. Opbrengsten
Zie HB pg 14-41: voor allerlei voorbeelden.
Deel 2: Karakteristieken non-profitsector
Hoofdstuk 1: Overzicht non-profitsector en vergelijking met
profitsector
1. Algemeen overzicht
Het FASB research report onderscheidt 2 types non-profitorganisaties:
- Type A: ‘client-supported services’
- Type B: ‘public-supported services’
Binnen type B kan men nog “pure” non-profit-instellingen onderscheiden die gen
enkele vorm van vast inkomen kennen. (bv. liefdadigheidsinstellingen)
In Caada maakt het Canadian Institute of Chartered Accountants (CICA) een onderscheid
tussen non-profitinstellingen die werden gecreëerd ten voordele van hun leden en andere ten
voordele van het algemene publiek.
KUL, VLB = privaatrechtelijke sector
UGent = publieke sector
Met winstoogmerk: economische winst nastreven
Zonder winstoogmerk: Sociaal / maatschappelijk oogmerk
,De Lijn = een overheidsbedrijf maar niet puur met winstoogmerk, ook maatschappelijk
aspect.
Verenigingen, stichtingen: Leven van dingen die ze krijgen, subsidies, evenementen, giften,
… (Niet-commerciële inkomstenbronnen)
Bv. Ziekhuizen wel parking betalen, dus ook een commerciële activiteit
Onderwijs duurste sector in onze gemeenschap.
De afbakening van de non-profitsector is niet voor de hand liggend, vooral omdat er ook de
publieke sector is die vaak met de non-profitsector is verweven. De onderstaande tabel
tracht een benadering te geven hoe de non-profit- en de publieke sector kunnen worden
afgebakend.
Doel Privésector Publieke sector
Middelen
1. Met winst- 2. Zonder 3. Zonder 4. Met winst-
oogmerk winstoogmerk winstoogmerk oogmerk
- Erkende - Overheids-
Coöperaties bedrijven
1 Commerciële Privéonderne- - Vennoot- - Autonome Overheidsbe
inkomstenbronnen mingen schappen VSO gemeentebe- drijven
drijven
- Onderlinge
verzekerings-
vereniging
Privéonderne- -Vereniging - Overheidsbe-
ming met drijven
2 Gemengde publieke - Ziekenfonds- Overheidsbe
inkomstenbronnen financiering (bv. en VR - Ziekenfondsen -drijven
uitbesteding van VP
diensten)
- Openbare
diensten
3 Niet-commerciële (ziekenhuizen)
inkomstenbronnen - Verenigingen
- Openbare
besturen
De 2 kaders in het grijs: hierop gaan we ons concentreren.
Er wordt dus eerst een onderscheid gemaakt tussen privésector en de publieke sector.
De Privésector: staat in voor dat deel van het economisch bestel dat in het kader van een
privaatrechtelijke organisatie handeldrijft, produceert, diensten verleent,…
Tot deze categorie behoren uiteraard de privéondernemingen, maar ook het
verenigingsleven voor zover het initiatief privaatrechtelijk is georganiseerd.
De Publieke sector: het initiatief gaat uit van de overheid. Onder de publieke sector moet
publiekrechtelijke overheidsinstellingen (openbare besturen) begrepen worden, maar
, evenzeer al die organisaties die uitgaan van een overheidsinstantie en die vooral bedoeld
zijn om “maatschappelijke dienstverlening” tot stand te brengen (ziekenhuizen,
ziekenfondsen, overheidsbedrijven,…)
Het is dus ook mogelijk dat bv. instellingen die privaatrechtelijk zijn georganiseerd als
hoofdtaak maatschappelijke dienstverlening kennen en op die wijze een onderdeel van de
publieke sector vormen.
Daarnaast zijn er ook Vbn. Van privaatrechtelijk georganiseerde instellingen die als een
“agent” optreden voor bepaalde overheidstaken, zoals bv. de ziekenfondsen “verplichte
verzekering”, en op die wijze ook deel uitmaken van de publieke sector.
Verder wordt er binnen deze twee sectoren een onderscheid gemaakt naar gelang het doel
waartoe de instellingen opgericht werden. Het criterium dat hiervoor gebruikt wordt, is de al
of niet aanwezigheid van een winstoogmerk.
Het ontbreken van een winstoogmerk betekent niet dat die instellingen helemaal geen
winst kunnen of mogen maken.
Het al of niet bestaan van een winstoogmerk moet eerder gezien worden in termen van de
al of niet aanwezigheid van een winstverdelingsoogmerk. Zo kunnen instellingen zonder
winstoogmerk wel degelijk winst maken voor zover die winst binnen de instelling gebruikt
wordt voor de realisatie van haar maatschappelijke doelen. Men mag dus niet de winst gaan
uitdelen onder de stichters of leden van deze instellingen (= zonder winstoogmerk).
(De term: ‘zonder winstverdelingsoogmerk’ zou hier beter op zijn plaats geweest zijn.
Daarom spreken sommigen van social profitsector ipv. non-profit sector.
Een niet-exhaustief overzicht van non-profitorganisaties in België ziet er als volgt uit:
Gezondheidssector:
o Algemene ziekenhuizen, psychiatrische ziekenhuizen, poliklinieken, RVT’s
o Gezondheids- en welzijnsorganisaties, ziekenfondsen, …
o Kinderopvangvoorzieningen
o Sociale verzekeringsinstellingen
o Vlaamse erkende instellingen voor bejaardenzorg, …
Onderwijs:
o Secundaire scholen, hogescholen, deeltijds kunstonderwijs
o Universiteiten
Sportsector:
o Sportverenigingen
Cultuursector:
o Theatergezelschappen, religieuze instellingen, musea, …
Andere non-profitinstellingen zoals bedrijfspensioenvoorzieningen,
kinderbijslagfondsen, beroepsverenigingen, bijstandsorganisaties, politieke partijen,
…
2. Non-profitsector als deel van de dienstensector
Lezen