ONDERNEMINGSRECHT
0. Inleiding tot het recht
0.1. Wat is recht? Geheel van gedragsregels en normen om het maatschappelijke leven te
ordenen opgelegd door de overheid en die afdwingbaar zijn
Indelingen:
● Burgerlijk recht : persoon, familie, goederen, contracten, aansprakelijkheid, erfrecht
→ Regelt meest elementaire relaties tussen burgers vb. trouwen
°1804 Burgerlijk Wetboek onder Napoleon
= “Gemeen recht”; deze hanteren indien niet weten welke regels toe te passen
→ Belang ondernemingsrecht: basis verbintenissen (verbintenis = verplichting om
iets te doen, te geven of te laten), overeenkomsten, huwelijksvermogensrecht
● Economisch recht : ondernemingsrecht, VS-recht, ondernemingen in moeilijkheden
→ WER en WVV (Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen)
● Sociaal recht : individueel/ collectief arbeidsrecht, vergoedings-R van burger tav OH
→ Verhouding werkgever-werknemer individueel en collectief
vb. ontslag om dringende redenen (arbeidsrecht), uitkering kinderbijslag (SZ-recht)
● Fiscaal recht : inkomstenbelastingen, BTW, douane, accijnzen
→ Regelt de vestiging (aanslag) en inning van de belastingen
- Directe belastingen : geheven op een inkomen vb. inkomstenbelasting
- Indirecte : geheven n.a.v. bepaalde rechtshandeling vb. BTW, douane, registratie
● Internationaal recht
→ Internationaal publiekrecht : afspraken tussen staten vb. verdrag van Versaille
→ Internationaal privaatrecht : tussen de burgers (= verwijsrecht) - welk nationaal R?
vb. Door verwijzingsregels moet Belgische rechter Duits recht toepassen
IPR = nationaal recht, wetboek 2004 zegt welk recht toegepast moet worden
Basisprincipes:
“Contractsvrijheid” : Burgers kunnen zelf kiezen hoe en met wie ze overeenkomsten sluiten,
maar hierbij mogen de dwingende wetsbepalingen niet geschonden worden.
1
,Bepaling van aanvullend recht = rechtsregel waarvan afgeweken mag worden bij
overeenkomst, maar als er bij overeenkomst niet van wordt afgeweken dan vult ze die aan.
Bepalingen van (louter) dwingend recht = rechtsregel waar bij overeenkomst niet mag
afgeweken worden. Indien een bepaling van dwingend recht toch wordt geschonden , dan
kan enkel de beschermde partij die schending opwerpen/ vermelden voor de rechtbank.
vb. werknemer heeft eigenlijk langere opzegtermijn dan werkgever oplegt
Bepalingen van openbare orde = bepalingen waar niet van afgeweken mag worden bij
overeenkomst. Indien een bepaling van openbare orde wordt geschonden, kan elke
belanghebbende of zelfs de rechter ambtshalve (op eigen initiatief) de schending opwerpen.
vb. werkgever verplicht u tot elke 3 dagen seks met hem
Bronnen van het recht
● Wetgeving: wetten in ruime zin, bindend voor iedereen
● Rechtspraak: bindend voor partijen, gezaghebbende rechtsbron (vb. rechter beslist al
dan niet dezelfde procedure als eerder uitgesproken vonnis te volgen)
● Rechtsleer: = geheel van boeken, artikelen, etc. geschreven door juristen, terug te
vinden in juridische handboeken en tijdschriften → niet bindend, puur gezaghebbend
● Gewoonte: = algemeen geldende, openbare en herhaalde gedraging met een
subjectieve overtuiging dat dit geldt als norm → bindend maar kan ervan afwijken Ze
bestaan omdat iedereen het al jaren op die manier doet. Van zodra u een
overeenkomst sluit, kan u dus van de gewoonte afwijken.
Billijkheid = soort rechtvaardigheid → indien echt niet meer weten, buikgevoel volgen
Hiërarchie binnen wetgeving: niet elke wetgeving weegt even zwaar door
→ Verdragen - Grondwet - wet/ decreet/ordonnanties - KB (niet echt door de koning)/ MB /
Besluit van de regering / Besluit van een minister
0.2. Geldigheid van rechtshandelingen
4 algemene begrippen van burgerlijk recht
1) Gebiedende en aanvullende rechtsregels (herhaling)
2) Rechtshandelingen en rechtsfeiten (definities en bewijs)
3) Nietigheid van rechtshandelingen
4) Rechtsmisbruik
vb. Auto botsing Zeyn en Elias. Beide auto’s beschadigd. Overeenkomst dat Elias schade
van 400 euro zal betalen aan Zeyn. Er was een getuige Eva. Na een week heeft Zeyn geld
nog niet ontvangen. Wat moet Zeyn bewijzen om toch betaling te bekomen?
Op elke manier mag hij dit bewijzen? Wat zou Elias kunnen bewijzen als hij niet wil betalen?
2
,Definitie
Rechtsfeit = feit waaraan het objectief recht rechtsgevolgen verbindt; gaat het doen
ontstaan, wijzigen of doen verdwijnen van rechten toebehorend aan een persoon
(feit dat zegt als dat zich voordoet dan zijn er volgende gevolgen)
vb. laptop van iemand kapot: “hij die aan een ander schade berokkent, moet vergoeden”
vb. verkeersongeval, uitglijden op een natte vloer, een kind krijgen, tackelen in voetbal
Rechtshandeling = handeling die bewust wordt gesteld met als doel rechtsgevolgen te
creëren vb. trouwen, een huis kopen, aanbieding bij de Wibra, zoekertje “vinder 400 euro”
Bewijs (hb p.136 e.v.)
gelijk hebben =/ gelijk krijgen → Als je niet kan bewijzen dat je gelijk hebt, mag je het niet
inbrengen. Dan wordt er geen rekening mee gehouden.
Burgerlijk recht basisregels:
- Rechtsfeit mag bewezen worden op een manier naar keuze
- Bij rechtshandeling moet vanaf 3500 euro verplicht schriftelijk bewijsstuk
- NIET bewijzen: rechtsregels, algemeen gekende feiten (vb. zon komt op in Oosten)
Handelsrecht basisregels:
- Rechtsfeiten én rechtshandelingen vrij te bewijzen
- NIET bewijzen: rechtsregels, algemeen gekende feiten
A. Schriftelijk bewijs: belangrijkst bestaande bewijsmiddelen
→ wetgeving gaat ervan uit dat er altijd een geschrift is
→ uitzonderingen: RH < 3500 euro, arbeidsovereenkomsten, handelsverbintenissen,
morele onmogelijkheid (vb. moeder), overmacht (vb. onaangekondigde staking),
3 soorten geschreven bewijs
1. Niet-ondertekende documenten vb. boekhouding handelaars, mail
2. Onderhandse akten: overeenkomsten tussen partijen die beide ondertekenen
3. Authentieke akten: ambtenaar, notaris
250 euro bij buurman lenen, belooft terug te geven na vakantiejob, vergeten te doen,
buurman vraagt erachter = rechtshandeling
B. Getuigenbewijs
→ beperkt toegelaten; bij handelsverbintenissen, burgerlijke verbintenissen < €3.500
C. Vermoedens = gevolgtrekking die de wet of de rechter afleidt uit de bekende feiten
om te besluiten tot een onbekend feit (wettelijk of feitelijk)
- Feitelijk vb. briefje “ik mis je xx” in jaszak van lief, paraplu dus regen
- Wettelijk vb. getrouwd + kind, man wordt geacht vader te zijn
3
,→ Dit is een weerlegbaar vermoeden: een veronderstelling die je kan ontkennen
vb. dat kaartje in mijn jaszak was van mijn mama
vb. stel vrouw was vreemd gegaan dan kan die man zeggen “ho ho, s ni van mij”
→ Onweerlegbaar vermoeden: bepaald besluit bij bepaalde situatie, geen discussie mogelijk
Nietigheid van rechtshandelingen
Geldigheidsvoorwaarden niet voldaan, dan is de rechtshandeling vernietigbaar
Nietig: mag niet gesteld worden vb. 12 jarige koopt een motor van 5000 euro, hij is
handelingsonbekwaam (-18j), dus de rechtshandeling is vernietigbaar
→ De rechter moet de nietigheid vaststellen, vernietigt de rechtshandeling en er wordt
gehandeld alsof de situatie niet heeft plaatsgevonden. (vb. geld en motor terug)
→ Zolang de nietigheid niet is vastgesteld is er een schijn van geldigheid, dus het lijkt alsof
de rechtshandeling geldig is en die moet dan even gerespecteerd worden.
Gevolgen van de nietigverklaring
→ Principe: nietigheid heeft terugwerkende kracht
→ Uitzonderingen:
- Wet: bepaalde rechtsgevolgen behouden
- Nietigheid van clausule =/ nietigheid van gehele rechtshandeling
Als een overeenkomst kan bestaan zonder de nietige clausule dan blijft ze bestaan,
anders wordt de overeenkomst volledig te niet gedaan.
Soorten nietigheid
- Verplichte nietigheid → nietigheid moet worden ingevoerd
- Facultatieve nietigheid → u mag nog kiezen om de nietigheid al dan niet in te voeren
- Absolute nietigheid: bij miskenning regels van openbare orde/ goede zeden,
inroepbaar door elke belanghebbende vb. huwelijk met 2 vrouwen
- Relatieve nietigheid: bij miskenning van regels die private belangen beschermen,
enkel inroepbaar door wettelijk beschermde partij vb. Peuter koopt auto op eBay
Rechtsmisbruik = uitoefening van een recht op een wijze die duidelijk de grenzen te buiten
gaat van de normale uitoefening van dat recht door een voorzichtig en bezorgd persoon
vb. buurman plaatst schouw op rijhuis recht voor het raam van de woning ernaast
vb. huis staat 5 cm over de grond van de buurman (afbreken is groot nadeel, dus opkopen)
vb. neonborden die vlak naast elkaar hangen aan de gevel van een winkel, beide rechts
vb. Eigendomsrecht van een huis: ordenen (waarover gaat het), opleggen (eigendom moet
gerespecteerd worden, kan niet worden genegeerd), afdwingen (via rechtbank)
vb. recht om schouw op te trekken, ook sierschouw, niet voor raam buren
4
, 0.3. Zakenrecht en zekerheden
Verschil tussen een zaak en een persoon
Zaken: auto, huis, auteursrecht,...
Rechtspersoon: CommV, BV, KDG
Zakelijk recht = recht op een zaak (belangrijkste: eigendomsrecht)
Vorderingsrecht recht = recht op een persoon; om iets te eisen van een ander
→ zakelijk recht op persoon is niet mogelijk, wel een contract sluiten met iemand
→ vorderingsrecht op een zaak is niet mogelijk vb. niet van laptop eisen huis te schilderen
Vorderingsrecht: schuldeiser mag vorderen, schuldenaar moet verplichting nakomen
→ aanspraak t.a.v. een persoon om iets te geven te doen of te laten
Verschil tussen zakelijk en vorderingsrecht is karakter
1. Absoluut: geldt tegenover iedereen (als u eigenaar bent van uw laptop, moet
iedereen rekening houden met het feit dat u eigenaar bent van uw laptop)
<-> Relatief: geldt tussen de betrokken partijen
(vb. kot huren, vraag aan de eigenaar om het kot te mogen gebruiken)
2. Volgrecht: recht volgt het goed, u volgt het goed waar het zich bevindt
3. Voorrangsrecht: vb. laptop binnengebracht, bedrijf failliet, curator komt op de
volledige inboedel op te kopen, u krijgt eerst uw laptop terug; vb. hypotheek bij de
bank, dus opbrengst huis gaat eerst naar de bank (geen hypotheek → niet)
4. Limitatief, door de wet bepaald: er zijn er slechts een beperkt aantal (7, wij zien er 3)
vb. erfmacht, recht van gebruik en bewoning
<-> Onbeperkt, contractuele vrijheid
(vorderingsrecht is zwakker dan zakelijk recht vb. verhuurder moet u helpen indien er
mensen in uw kot zijn die u daar niet wilt)
Oefening: Sofie is in dienst van het Havenbedrijf. Zij heeft een arbeidscontract waarbij zij
een bedrijfsauto mag gebruiken. De auto is eigendom van het havenbedrijf...
a) Het havenbedrijf heeft een zakelijk recht op de auto
b) Het havenbedrijf heeft een vorderingsrecht op de auto
c) Sofie heeft een vorderingsrecht op de auto (vorderingsrecht op zaak kan niet)
d) Sofie heeft een zakelijk recht op auto
5