Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Insolventierecht week 1 €6,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Insolventierecht week 1

 28 vues  0 achat
  • Cours
  • Établissement

Samenvatting van bijeenkomst, hoorcollege en leesstof van week 1 van het vak insolventierecht. Vak afgerond met een 9.

Aperçu 4 sur 53  pages

  • 17 octobre 2022
  • 53
  • 2022/2023
  • Resume
avatar-seller
Hoorcollege 1: Faillietverklaring en de gevolgen ervan
Het huidige insolventierecht kent drie procedures:
1) Het faillissement;
2) De surseance van betaling; en
3) De WSNP.


Faillissement Surseance van betaling WSNP

Titel I Titel II Titel III
Art. 1-213 Fw Art. 214-283 Fw Art. 284-362 Fw

Beslag op nagenoeg het gehele vermogen Voorportaal of redmiddel Schuldsanering voor
t.b.v. de gezamenlijke crediteuren voor faillissement natuurlijke personen
Dit gebeurt door de curator aangesteld in het
faillissement ‘fresh start’




Insolventierecht bestaat niet puur uit het faillissementsrecht (vastgelegd in de Fw), dit is hier natuurlijk wel een
groot onderdeel van. Wanneer we het hebben over de insolventie van een rechtspersoon zijn hier veel meer
rechtsgebieden bij betrokken dan enkel het faillissementsrecht.


1. De surseance van betaling (art. 214 Fw)
Doel: uitstel van betaling aan een onderneming of ondernemer die in financieel zwaar weer verkeert, zodat
deze de tijd krijgt om zijn/haar zaken weer op orde te krijgen en te herstructureren.
 Een ondernemer/ onderneming kan naar de rechtbank gaan en verzoeken om surseance van betaling,
deze zal vervolgens uitstel van betaling geven.

,Toegang: rechtspersonen, personenvennootschappen en natuurlijke personen die een zelfstandig beroep of
bedrijf uitoefenen (eenmanszaak).Let op: het is dus niet voor ‘normale’ natuurlijke personen.

Criterium: dat de schuldenaar voorziet dat hij niet kan voortgaan met het betalen van zijn opeisbare schulden.


Redmiddel voor of voorportaal van het faillissement?
De surseance van betaling is bedoeld als een redmiddel voor het faillissement. Uit de praktijk blijkt dit vooral
een voorportaal van het faillissement te zijn, 90% van de surseances leidt toch tot failissment. Het is daarmee
geen redmiddel.

Dit komt door 3 factoren
 De mogelijkheid van aanvraag tot surseance van betaling is beperkt tot de schuldenaar zelf, alleen hij
kan een verzoek doen; (in de praktijk brengt dit met zich mee dat te lang wordt gewacht met het
aanvragen van de surseance, dit veel te laat is en het faillissement niet meer te voorkomen is)
 De beperkte werking van de surseance (zie art 232 Fw), de bank, hypotheekschulden, pandrechten,
preferente vorderingen zijn allemaal uitgezonderd van uitstel van betaling. Vrij weinig kan dus worden
uitgesteld. Hetgeen niet kan worden uitgesteld zijn bovendien de schulden die veelal drukken op een
onderneming/ondernemer in financieel zwaar weer
 Het reguliere arbeidsrecht blijft van toepassing. Dit betekent dat je niet zomaar van je werknemers
afkunt, derhalve wil je van de werknemers af wegens bedrijfseconomische redenen dan moet je de
daarvoor in het arbeidsrecht voorgeschreven procedure volgen. Werknemerskosten zijn bovendien de
kosten die drukken op een onderneming in financieel zwaar weer, dit belemmerd dus de werking van
de surseance als redmiddel voor het failissment.


2. De vereisten voor faillietverklaring
Wie kan failliet worden verklaard?
 Zowel natuurlijke personen, personenvennootschappen, als rechtspersonen kunnen failliet worden
verklaard.
 Bij personenvennootschappen is de faillietverklaring erg lastig, vooral omdat een
personenvennootschap geen rechtspersoonlijkheid heeft. Daarom wordt aangenomen dat indien een
personenvennootschap een afgescheiden vermogen heeft, deze in dat geval wel failliet kan worden
verklaard.
o Totaalbouw-arrest  het faillissement van de personenvennootschap leidt niet per definitie
tot het faillissement van de vennoten of maten.

Wat zijn de vereisten voor faillietverklaring?
 De schuldenaar moet in de toestand verkeren dat hij heeft opgehouden te betalen (art. 1 jo. 6 lid 3
Fw).
o Dit moet summierlijk blijken, dus uit een kort en bondig onderzoek moet de rechtbank
kunnen vaststellen dat inderdaad sprake is van deze toestand.
o Indien een schuldeiser het verzoek tot faillietverklaring doet, dan moet deze een
vorderingsrecht hebben (art 6 lid 3 Fw)
 In de jurisprudentie zijn voorts twee minimumvereisten ontwikkeld:
o Het pluraliteitsvereiste (meerdere schuldeisers); en
o De opeisbaarheid van ten minste één vordering. Wanneer de schuldeiser het faillissement
van zijn schuldenaar aanvraagt behoeft het niet zo te zijn dat zijn vordering opeisbaar is, dit
mag ook een steunvordering zijn, zolang er maar 1 opeisbaar is en er meerdere schuldeisers
zijn
 Voorts geld nog:

, o De aanvrager moet voorts een redelijk belang hebben (art. 3:303 BW) en
o Deze mag geen misbruik van bevoegdheid maken (art. 3:13 BW). Van belang in geval
turboliquidatie of een werkgever die snel van zijn werknemers af wilt (in faillissement wordt
immers afgeweken van het reguliere arbeidsrecht)

Pluraliteitsvereiste: nodig of overbodig?
 In 2017 kreeg de HR de kans om af te zien van het pluraliteitsvereiste en het achter zich te laten. Hier
speelde een zaak waarbij een schuldeiser een vordering van 2 miljoen had op grond van een
onherroepelijk arbitraal vonnis op de schuldenaar. De schuldeiser was niet in staat om een
steunvordering te vinden waardoor zijn verzoek tot faillietverklaring werd afgewezen. De HR blijft
ondanks dat er veel redenen tot het afschaffen van deze eis te bedenken zijn toch vasthouden aan het
pluraliteitsvereiste.
 Doel van het faillissement: het voldoen van de gezamenlijke schuldeisers. Als er niet wordt voldaan
aan het pluraliteit vereiste zou het uitspreken van het faillissement niet in lijn zijn met het doel van het
faillissement, want wordt hier niet aan voldaan dan zijn er geen schuldeisers maar is er een
schuldeiser. Dit is krom want het niet kunnen vinden van een steunvordering wil niks zeggen over het
al dan niet bestaan van een steunvordering.
 Waarom is het faillissement voor één schuldeiser van belang? Omdat de curator meerdere
bevoegdheden heeft die hij tijdens het faillissement kan uitoefenen. Curator heeft bovendien meer
bevoegdheden om actief op te sporen en om gelden te generen die een individuele schuldeiser niet
heeft.
 Nadeel pluraliteitsvereiste: er kan misbruik van worden gemaakt. Want schuldenaren in moeilijkheden
zullen het bestaan van andere schuldeisers willen verborgen houden of kleine vorderingen wel te
betalen maar grotere vorderingen niet.
 Pluraliteit is bovendien internationaal gezien een vreemde eend in de bijt
 Moet het pluraliteitsvereiste worden afgeschaft? In principe niet. Het staat namelijkniet in de wet
noch in de wetsgeschiedenis maar is in de jurisprudentie ontwikkeld, zodat de Hoge Raad aan zet is.
Het argument van de HR heeft bovendien zijn waarde verloren, de curator heeft namelijk ook een
fraude bestrijdende taak. Bovendien kan het bestaan van steunvorderingen niet gemakkelijk worden
aangetoond.

Wie kan om een faillissement verzoeken:
. 1) De schuldenaar zelf;
. 2) De schuldeisers; en
. 3) Het Openbaar Ministerie.

De Staat/ verweerster  de Staat bezit o.g.v. art. 2:1 lid 1 BW rechtspersoonlijkheid. Organen en onderdelen
van de Staat, waaronder tot de Staat behorende bestuursorganen, bezitten echter geen rechtspersoonlijkheid.
De vermogensrechtelijke gevolgen van een handeling van zo’n orgaan of onderdeel betreffen namelijk de Staat,
dit betekent dat vorderingen van de belastingdienst die geen rechtspersoonlijkheid bezit voor de toepassing
van de Fw als vorderingen van een en dezelfde schuldeiser (de staat) hebben te gelden. Er kan in dit geval dan
ook geen sprake zijn van een pluraliteit van schuldeisers omdat het in beide gevallen de Staat betreft.

Rechtsmacht:
 Absolute bevoegdheid: de rechtbank (art. 2 lid 1 Fw).
 Relatieve bevoegdheid: dat is afhankelijk van de woonplaats of de statutaire zetel bij een
rechtspersoon (art. 1:10 BW).

, 3. Rechtsmiddelen
Vernietiging van een faillissement door:
 De failliet (art. 8 Fw)
o Daarbij wordt een onderscheid gemaakt of de failliet is gehoord of niet.
o Gehoord (lid 1): dan kan de failliet in beroep (binnen 8 dagen na faillietverklaring)
o Niet gehoord (lid 2): dan kan de failliet verzet aantekenen (binnen 14 dagen na
faillietverklaring)
 Een schuldeiser of belanghebbende (art. 10 Fw).
o Binnen 8 dagen na faillietverklaring
o Dat zijn o.a.: de curator die verzet aantekent tegen faillietverklaring in het faillissement
waarin hij is benoemd om de reden dat in dat faillissement vrij weinig te halen valt en
werknemers.

Wat gaat de rechter doen bij het al dan niet vernietigen van het faillissement?
 Deze gaat ex tunc en ex nunc toetsen.
 Ex tunc  er wordt dan gekeken naar de feiten en omstandigheden die zich voordeden voor de
toetsing. Was ten tijde van het uitspreken van het faillissement wel aan alle voorwaarden voor
faillietverklaring voldaan.
 Ex nunc  er wordt dan gekeken naar feiten en omstandigheden die zich voordoen op het moment
van toetsing. Is ten tijde van beoordeling van vernietiging van het faillissement ook nog aan alle
voorwaarden voor faillietverklaring voldaan. Is dat niet het geval dan kan het faillissement door de
rechtbank worden vernietigd

Gevolgen vernietiging van een faillissement:
 Uitgangspunt: de handelingen verricht gedurende het faillissement blijven in beginsel gelden (art. 13
FW).
 Uitzondering: het ontslag van de werknemers/het opzeggen van een arbeidsovereenkomst wordt met
terugwerkende kracht door het reguliere arbeidsrecht beheert, dit betekent dat dit opnieuw moet
worden bekeken waarbij het ontslagrecht wel met terugwerkende kracht van toepassing is (art. 13a
Fw). Dat betekent dat een ontslagen ondernemer wel actie moet ondernemen, door artikel 13a Fw
wordt zijn arbeidsovereenkomst immers niet zomaar hersteld, de opzegging wordt met
terugwerkende kracht door het reguliere arbeidsrecht beheerst waardoor er waarschijnlijk sprake is
van onrechtmatig ontslag. Wil de werknemer weer in dienst treden weer in dienst treden bij de
onderneming die failliet verklaard was, dan moet hij zich beroepen op onregelmatig ontslag en herstel
van de arbeidsverhouding vorderen.


Legeboedel-problematiek:
Praktische oplossing: het curatorenverzet ex art. 10 Fw.

Hoeksma q.q./ Trade:
 Stanpunt van de curator:
o De directeur- grootaandeelhouder heeft geen belang bij het aanvragen van het faillissement.
Terwijl de curator wel het belang heeft om verschoond te blijven van een faillissement;
o Aangezien de kans dat het faillissement door de curator zou worden opgeheven wegens een
gebrek aan baten en oplopende faillissementskosten, groot was; en
o De schuldenlast zou namelijk alleen maar stijgen als gevolg van de werkzaamheden van de
curator.
o Op basis van voorgaande overwegingen is er dus sprake van misbruik van bevoegdheid.
 De rechtbank Overijssel:

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Lawandmarketing. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

72841 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,49
  • (0)
  Ajouter