PARASITAIRE ZIEKTEN 2017’
Epidemiologie: directe transmissie? Resistente omgevingsstadia (wormeieren/oocysten)?
Tussengastheer opgegeten door eindgastheer? Of een vector? Kennis van
epidemiologie is cruciaal voor preventie: hoe blokkeer je de levenscyclus?
symptomen: van sommige parasitaire ziekten heel typisch (diarree/hoesten enz), maar
soms ook helemaal niet typisch.
Diagnose: verschillende puzzelstukken om tot diagnose te komen. voornamelijk adhv
anamnese en symptomen. Welk monster nemen voor labo onderzoek? Welke techniek
hier op toepassen? En wat verwacht je te vinden?
Behandeling: vele antiparasitaire middelen: anti-prozoaire middelen, antihelminthica
(resistentie bij rund en paard), insecticiden (resitentie) en beperkt aantal acariciden.
Tot slot nog endectociden: werken zowel tegen endo- als ectoparasieten. Hoe dienen
we deze middelen toe? En hoevaak en het interval tussen deze toediening?
Preventie: welke maatregelen uitleggen aan de eigenaar om zo problemen te voorkomen.
vaccinatie of het preventief toedienen van anti-parasitaire middelen=
chemoprofylaxie. Aangepaste bedrijfsvoering: aanpassing weidebeheer of bv.
hygiëne.
Examen: MC vragen (40 pt)= 1/3 van de toets. En 4 open vragen (80pt). Practicum (10
pt).
De rode parasieten op de slides zijn de belangrijkste!
DEEL 1: RUND
MAAGDARMSTELSEL
1) Protozoaire infecties: vnl bij kalfjes
Vooral infecties bij jonge kalveren op stal. Op stal
kunnen we onderscheid maken tussen de kalveren <
1mnd en > 1mnd (kalfjes samen in een stal). Diarree
kan zoals te zien ook door virussen en bacteriën
veroorzaakt worden. Enkel parasitaire kennen in deze
cursus.
1.1.Cryptosporidium
c. parvum bij neonatale kalveren: in 60% van de gevallen van infectieuze diarree
vertrokken = belangrijkste oorzaak van neonatale kalver diarree + zoönose. In
30% van de gevallen ook menginfecties. Cryptosporidium bestaat uit meerdere species:
C. parvum is belangrijk bij ongespeende kalveren. C. bovis bij gespeende kalveren & C.
andersoni bij volwassen koeien is weinig pathogeen
levenscyclus: orale opname van infectieuze oöcysten met sporozïeten. Deze sporozoïeten
gaan de enterocyten in de darmwand infecteren > ongeslachtelijke vermeerdering=
schizogony > dochtercellen = merozoïeten komen vrij en gaan weer op hun beurt andere
enterocyten infecteren > doen daar aan geslachtelijke vermeerdering = gametogony>
bevruchte eicel wordt gevormd = oocyste ofwel zygote met een sterke wand wordt
ontwikkeld > binnen deze oocyste zal de celdeling doorgaan = ongeslachtelijke
vermenigvuldiging = sporogonie, waarbij vele nieuwe sporoziëten worden gevormd
deze oocysten met daarin sporozieten worden uitgescheiden in de faeces en zijn direct
infectieus 1 (in miljoenen per gram mest uitgescheiden) & ook zeer resistent 2. De
parasiet heeft nog een voordeel: korte prepatente fase 3 (binnen 1 week)= periode
tussen besmetting en opnieuw uitscheiden van oocysten.
Parasiet zal zich dus razendsnel verspreiden vnl via de mest.
,Epidemiologie: Transmissie via fecale-orale transmissie dus via vervuiling
van mest. Hygiëne is dus cruciaal om de cyclus te doorbreken. Transmissie
via direct contact of indirecte overdracht.
Peri-parturiënt rise: rondom de partus plots veel uitscheiding van eieren door
de moeder > besmetting van afkalf stal en kalf zal direct besmet worden.
Kalf word verplaatst naar de opgroei stallen en zal daar andere kalveren
besmetten. De besmetting van herkauwers naar de mens gaat voornamelijk
via besmet water (zoönose).
Prevalentie: op bijna ALLE bedrijven cryptosporidium voorkomend. Afhankelijk van het
infectieniveau worden de dieren ziek, dus niet altijd ziekte, maar wel vaak aanwezigheid
van de parasiet. Er is bijna bij elke parasiet een verband tussen infectieniveau en het ziek
worden van dieren.
Pathogenese: cryptosporidium voornamelijk op einde van de dundarm op intra-cellulair
niveau. Veroorzaakt tijdens de schizogony schade met celdestructie van epitheel
afvlakking microvilli= mindere absorptie van voedingsstoffen. Bovendien zal de parasiet
interfereren met digestie enzymen = maldigestie. Minder absorptie van water en
voedingsstoffen en verminderde vertering = diarree! Hoe erg de diarree is afhankelijk
van:
- Infectiegraad (hygiëne)
- Leeftijd (1-2 weken meest kwetsbaar > tot maximum 1 mnd.): strikte
leeftijdsdistributie.
- Immuunstatus: afhankelijk van colostrum!! Vlug, veel, voldoende etc.
- menginfecties
symptomen: diarree op dag 3-15 (sterk leeftijdsgebonden). de kleur van de diarree is
vaak wit. Dehydratie door diarree. Verminderde groei en sterfte.
Diagnose: op basis van leeftijd (jonge kalfjes)/slechte hygiëne en diarree leidt tot een
sterk vermoeden op cryptosporidium. Het vermoeden moet door labo bevestigd worden
vooraleer er behandeld mag worden (om resistentie te vermijden). De diagnose is
eenvoudig: aantonen oocysten in mest (miljoenen per gram mest) met een kleuring
en microscopisch bekijken. Kleuren met ziehl-neelsen: paarse oöcysten of met heine’s:
witte oöcysten en omgeving paars.
Ook kunnen we antigenen van het kalf tegen de parasiet aantonen in de mest via ELISA/
immunoflorescentie of immunochromatografie > deze heeft de voorkeur ivgm antistof
detectie, want als er antigenen aanwezig zijn is er op dat moment zeker een parasiet
aanwezig. Antilichamen wijzen op een vroegere infectie en daarbij duurt het een tijdje
voordat antilichamen (antistoffen) gevormd worden, je loopt dan achter de feiten aan.
Antigen detectie is sneller en accurater.
Nadeel elisa: moet in labo gebeuren
Voordeel elisa: er zijn elisa’s waarbij menginfecties bepaald kunnen worden.
De gevoeligheid is van alle testen goed!
Behandeling: isoleren van zieke kalveren. Behandeling van de zieke kalveren met
halofugione-lactaat = enige product voor de behandeling van cryptosporidium volgens
de WET, in de praktijk wordt er ook wel eens gabbrovet gebruikt hierin zit een
antibioticum= goedkoper en minder toxisch > bij kalfjes die al erg ziek zijn door de
diarree zijn soms gevoelig voor halofugione-lactaat. ‘
De halofugione-lactaat werkt redelijk: alle zieke kalveren en alle in-contact kalveren (ook
al staan ze in aparte iglo’s: het water vanuit de ene iglo komt toch in contact met de
andere iglo er is dus toch contact in die geheel iglo-rij). + nieuwgeboren kalveren in
deze periode moeten allemaal 7 dagen lang oraal behandeld worden in combinatie
met een goede hygiëne.
De behandeling zal de parasiet niet elimineren, maar zal de piek van oocysten
uitscheiding vermindenren waardoor de kalf voldoende immuniteit kan ontwikkelen om
de infectie te overleven. Dit kan dus enkel in combinatie met een goede hygiëne.
Preventie:
, - colostrum management bekijken > eiwitten voldoende hoog = antilichaam
- huisvesting? staan ze proper en individueel? Heeft elk dier zijn eigen
drinkemmer?
- Hygiënische maatregelen? Worden de iglo’s grondig gereinigd? Eerst een
fysische reiniging met water en later ontsmetten met ofwel hitte ofwel
ammoniumhydroxide.
- Preventieve behandeling? Behandeling van alle kalfjes in deze periode die vers
geboren worden. Kost veel, daarom zeker zijn van de diagnose dat het
cryptosporidium is. zoonose!!
1.2. Giardia
Bij kalveren > 1 mnd. G. duodenalis is belangrijkste.
Deze ene species heeft verschillende genotypes: A tm H.
deze hebben alle een verschillende gastheerspecificiteit.
Komen zowel bij dieren als mensen voor, maar zoonotisch
potentieel is zeer laag!!
E komt enkel voor bij 2-hoevigen zoals varkens en
herkauwers en is GEEN zoönose (2/3 voorkomend). 1/3 voorkomend is A en dikwijls een
melange van deze 2.
Epidemiologie voor zowel E en A: directe levenscyslus dus geen TGH. Fecaal-orale
transmissie > cysten zijn onmiddellijk infectieus in de faeces en zijn ook zeer
resistent. Hoge aantallen worden uitgescheiden. Als deze cysten worden opgenomen
door een nieuw mens/dier dan gaan deze in de dundarm 2 trofozieten ontstaan. Deze
trofozieten hechten zich vast aan het epitheel van de dundarm: gaan zich hier voeden >
laten zich los > en vermenigvuldigen door 2-deling > hechten iets verder vast aan de
dundarm en komen zo steeds dichter bij de uitgang > ze voelen dat ze dichter bij de
uitgang komen door gal in de mest > kruipen terug in hun schulp= encysteren > zo
uitgescheiden in de faeces (cyste is resistent en een trofoziet absoluut niet). De PP: weer
minder dan 1 week en gaat dus snel= dus snelle verspreiding mogelijk.
Lijkt zeer sterk op cryptosporidium.
Cyste excretie is het hoogst bij heel jonge kalveren, maar de prevalentie is het hoogst bij
kalveren van enkele weken tot enkele maanden oud.
De parasiet is minder pathogeen dan cryptosporidium, want is niet-invasief en gaat dus
niet intra-cellulair > zal wel micro-villi beschadigen en interfereren met enzymen =
diarree, maar lang niet zo erg als bij cryptosporidium. De diarree zal niet acuut en waterig
zijn, maar chronisch en dikker. Voorkomend bij kalveren van 1 tot 6 mnd oud. Veel bij
melk & vlees vee voorkomend.
Diagnostisch probleem: piek uitscheiding treedt op voordat er symptomen zijn, dus
veehouder roept de arts pas op bij diarree en dan is de piek-uitscheiding al geweest, dus
lastiger aan te tonen in de mest.
Symptomen: vaak asymptomatisch. Chronische diarree die niet over gaat & kalveren die
wat achter blijven > bij deze symptomen denken we niet vaak aan giardia omdat het
weinig voorkomend is. vaak denken we bij deze symptomen aan coccidiose en bovine
virale diarree virus.
diagnose: als coccidiose en BVD het niet zijn, dan kan gedacht worden aan giardia. Ook
hier zal het weer aangetoond kunnen worden met mest onderzoek: cysten in faeces via
een sedimentatie-flotatie test > cysten zijn moeilijker te vinden dan cryptosporidium
omdat ze veel kleiner zijn. het is een aanrijkingsmethode en ze moeten daarbij
aangekleurd worden dus zeer arbeidsintensief en de betrouwbaarheid is laag, omdat er
gespecialiseerde microscopen moeten zijn. beter dus antigen detectie via ELISA/
immunofluorescentie of dip-stick: soms zien we bij een kalf van 1 mnd een menginfectie
met cryptosporidium.
De gevoeligheid bij dip-stick is bij runderen te laag voor giardia, omdat de piek
uitscheiding al geweest is (dip-stick is altijd al lager qua gevoeligheid).
Dus via sedimentatie-flotatie is de gevoeligheid te laag. ELISA en dip-stick zijn wel
voldoende gevoelige methoden voor giardia.
, Behandeling: niets is wettelijk geregistreerd dus we werken ‘off label’ via
Fenbendazole wordt regelmatig gebruikt= ontwormingsproduct, maar werkt ook tegen
giardia. Wordt oraal 3 opeenvolgende dagen toegediend. Behoren tot de
benzimidazoles = tubuline inhibitoren > vorming microtubuli in parasiet verminderd.
Oocysten uitscheiding zal drastisch verminderen, maar dit is niet voldoende dus altijd
combineren met hygiënische maatregelen: kalveren verhuizen op einde behandeling,
naar ofwel een andere stal waar geen kalveren stonden of na reiniging van deze box >
box grondig reinigen > laten drogen > ontsmetten met hitte of ammoniumhydroxide.
Preventie: herinfectie is vaak het gevolg van slechte hygiëne > boer altijd op alert
maken.
1.3.Eimeria
Voorkomend bij kalveren >1mnd die samen op stal staan = VEEL voorkomend
probleem itt giardia!!! Zijn niet alle pathogeen, maar E.bovis, E. zuernii zijn zeer
pathogeen & E. alabamensis (weide) is weinig pathogeen. Maar eigenlijk zijn alle
pathogeen, want ze inverseren alle de enterocyten, dus de cel gaat kapot door
schizogony & gametogony. Dus er is altijd schade, maar de niet-pathogene veroorzaken
echter geen diarree. De pathogene veroorzaken wel diarree. Het is GEEN zoönose. En er
is ook GEEN transmissie tussen diersoorten (dus geen besmetting mogelijk via
ganzen > scheiden wel cocciden uit, maar van eigen soort).
Epidemiologie: E.zuernii & E. bovis veroozaken diarree op stal en NIET op de weide
op stal komt het dier eerder in contact met de oocysten, doordat de infectiedruk hier
hoger is een 2e rede is immuniteitsopbouw: vanaf 6-12 mnd komen de kalveren op de
weide en zijn al in contact geweest met eimeria en dus hebben ze al een immuniteit
opgebouwd. E. bovis en E.zuernii uitbraken zijn zeer frequent & bijna altijd
menginfecties.
E. alabamenis veroorzaakt typische diarree van kalveren op de weide > maar zoals
gezegd zal de infectiedruk op de weide niet snel heel hoog worden. Niet zoveel
voorkomend.
Levenscyclus: orale besmetting met infectieuze oocysten > wand verteerd in de maag
> sporoziët komt vrij en infecteerd enterocyten > merozoïeten komen vrij en cel zal
barsten = celschade > alle vrije merozoieten kunnen weer enterocyten gaan infecteren >
de oocyst zal bij vrijkomst via de mest niet direct infectieus zijn, deze zal eerst moeten
sporuleren in de buitenwereld (maar deze is binnen 3 dagen infectieus).
PP: 1-2 weken.
Prevalentie emeria: op ELK bedrijf voorkomend, maar meestal de niet pathogene.
Pathogenese: letsels door beschadiging van de intestinale cellen. Vaak epitheelcellen
(=bovenste laag) wordt aangetast, maar door E. bovis en E.zuernii ook de L. propria in de
S2 generatie, die tot bloedingen leiden= bloederige diarree. Microvilli gaat in atrofie >
malabsorptie met verhoogde darmpermeabiliteit > ewitverlies finaal diarree
(hemorrhagische enteritis te zien bij autopsie).
Zelfs bij de zeer pathogene zijn de klinische symptomen afhankelijk van de infectiedruk:
wanneer de infectiedruk laag is kunnen de kalveren immuniteit opbouwen (deze
immuniteit wordt snel opgebouwd: door intensief contact IN het darmstelsel). Als de
infectiedruk te hoog wordt zal het dier ziek worden, deze druk wordt te hoog door een
slechte hygiëne.
Symptomen: diarree die plat is of zelfs spuitende diarree met bloed. Tenesme =
spasmen van de anus door het persen, hierdoor kan weer prolaps ontstaan. Dehydratatie
met eventueel sterfte (bij giardia NOOIT sterfte). Coccidiose is accuter en erger.
De kleur van de diarree is afhankelijk van of er bloed aanwezig is/of er slijm aanwezig is.
de geur van de diarree is zeer slecht.
Diagnose: bij kalveren die samen opgestald zijn met diarree. Dus adhv symptomen &
anamnese (stalcondities / slechte hygiëne). Met kwalitatief mestonderzoek kan
aangetoond worden of eimeria aanwezig is > identificatie van eimeria species. Toch moet