Onderzoeksmethodologie en statistiek 1
DEEL 1: STATISTIEK
Hoofdstuk 1: Statistische basisbegrippen
- Excel: zelfstudie, zie blackboard
1. Wat is statistiek?
- Doel: verzamelen, verwerken en interpreteren van waarnemingsgegevens
- Wetenschap van gegevens.
- Verzamelende statistiek (H1)
o Tellingen, enquêtes of steekproeven: info verzamelen (eventueel grafiek)
- Beschrijvende statistiek = grafieken & tabellen (H2), spreidings- en centrummaten (H3)
o Analyse van waarnemingsgegevens
o Beschreven aan de hand van typerende parameters (gem., standaardafw,
vormcoëfficiënten,… )
o Numerieke en grafische methoden om patronen in gegevensverzamelingen te
ontdekken samenvatten & overzichtelijke manier presenteren
- Verklarende statistiek = statistische testen uitvoeren en de juiste conclusie(s) trekken (H4)
o Conclusies trekken voor volledige verzameling steekproef
o Hypothese
o Steekproefgegevens gebruiken voor schatten, beslissingen & voorspellen / voor andere
generalisaties op grote verzameling gegevens gericht
2. Populatie en steekproef
Variabele Kenmerk of eigenschap van een individuele eenheid van een populatie
Parameter Waarde die kenmerkend is voor de populatie
Gemiddelde lichaamslengte vrouw, meest voorkomende haarkleur Ierland
Populatie Verzameling eenheden die we willen bestuderen
Personen, objecten, transacties, gebeurtenissen
Steekproef Deelverzameling van eenheden van een populatie
3. Representativiteit van een steekproef
- Belangrijkste probleem: waarborgen representativiteit niet? Resultaten niet betrouwbaar
- Elk element populatie moet zelfde kans hebben om geselecteerd te worden voor steekproef
o Selectie met random getallen
Elk element populatie een getal toekennen, toevallig kiezen (lotto)
o Gestratificeerde steekproef
In delen aantal homogene deelgroepen
bij budgetonderzoek: groepen laag, middel, hoog inkomen
wel pilootstudie nodig = afzonderlijke studie die eigenlijke enquête voorgaat
om groepen in te delen
o Getrapte steekproef
Selectie in stapjes
Populatie in subpopulaties indelen deze in subpopulaties kiezen en die
nog eens in kleinere deelpopulaties verdelen
o Systematische steekproef
Op systematische wijze elementen selecteren
Lijst bv om de 10 iemand kiezen, om de 5 minuten, …
- Onvoorspelbaarheid, aselectiviteit van keuze waarborgt de representativiteit = essentieel
- Grootste gevaar: non-repons (schriftelijk) wel ingevuld = representatief voor volledige
bevolking geïnteresseerde vullen het in = enquête is niet representatief
o Over- of ondervertegenwoordigd
1
,Onderzoeksmethodologie en statistiek 1
Representatieve steekproef Vertoont kenmerken die typerend zijn voor die van de
relevante populatie.
Statistische gevolgtrekking Schatting, voorspelling of andere generalisatie voor een
populatie die gebaseerd is op informatie uit een
steekproef.
4. Betrouwbaarheidsmaat
- Beschrijvende statistiek
1. De relevante populatie
2. Een of meer variabelen (kenmerken van populatie- of steekproefeenheden) die
onderzocht moeten worden
3. Tabellen, grafieken of numerieke hulpmiddelen om een samenvatting te geven.
4. Conclusies met betrekking tot de gegevens, gebaseerd op de patronen die naar
voren zijn gekomen.
- Verklarende statistiek
1. De relevante populatie
2. Een of meer variabelen die onderzocht moeten worden
3. De steekproef van populatie-eenheden
4. De gevolgtrekking over de populatie, gebaseerd op de informatie in de steekproef
5. Een betrouwbaarheidsmaat voor de gevolgtrekking betrouwbaarheidsintervallen
Bv. 5% van de werkelijke waarde (49%)
Betrouwbaarheidsinterval: 44 – 54%
Betrouwbaarheidsmaat Een uitspraak (meestal kwanititief) over de mate van onzekerheid
die gepaard gaat met een statistische gevolgtrekking
5. Waarnemen
- Voorbeelden: meten, tellen, enquêteren
- Uitkomsten van die activiteiten: meetwaarden, aantallen, scores
- Waarneming: meet eigenschap object of stel kenmerk van object vast
- Waarnemingen moeten valide en betrouwbaar zijn
o Valide: geven gemiddeld juiste uitkomsten
o Betrouwbaar: waarneming onder dezelfde omstandigheden herhaald, dezelfde
uitkomst geeft
1) Validiteit en betrouwbaarheid
o Valide: procedure leidt tot gegevens die weergave zijn van eigenschap die je wilt
weten
o Test die gegevens oplevert die gewenste eigenschappen goed omschrijven =
validiteit juiste uitkomsten
Onjuist: te hoge/ te lage waarde of andere eigenschap meten dan gevraagd
o Onderscheid interne & externe validiteit
Interne validiteit = interpreteerbaarheid
Mate waarin redeneren binnen onderzoek correct is uitgevoerd
Externe validiteit = veralgemeenbaarheid
Hoeverre resultaten van bepaald onderzoek/ test te generaliseren
zijn
Resultaten voor grotere groep gelden dan slechts de testgroep
o Validiteit nog onderverdelen
Gezichtsvaliditeit: indruk dat meting valide is = intuïtief
Inhoudsvaliditeit: mate test het construct in kwestie meet (afspiegeling
kennisdomeinen)
2
,Onderzoeksmethodologie en statistiek 1
Criteriumvaliditeit: welke mate een test voorspellende waarde heeft
Constructvaliditeit: vraag of resultaten werkelijk indicatie zijn voor begrip
waarover je uitspraak wilt doen
o Betrouwbaar = stabiel
o Vragenlijst bij verschillende afname leidt tot dezelfde resultaten = betrouwbaarheid
o Eigenschap bij verschillende metingen in dezelfde mate aanwezig
o Waarnemingen, onder dezelfde omstandigheden herhaald, zelfde uitkomst geven
betrouwbare uitkomsten = weinig spreiding
o Onderscheid interne & externe betrouwbaarheid
Interne = consistentie
Mate waarin gegevensverzameling, data-analyse en conclusies
binnen onderzoek zelf consistent zijn
Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
o Afwezig? Gegevens functie van persoon die ze verzamelt
Externe = repliceerbaarheid
Mate waarin onafhankelijke onderzoekers het onderzoek in
gelijkaardige omstandigheden kunnen repliceren
Voldoende aandacht aan nauwkeurige beschrijving van procedures,
condities en algemene setting
o 2 soorten betrouwbaarheid
Test-hertestbetrouwbaarheid: herhaling van meting door zelfde onderzoeker
zonder verandering of ongewenste beïnvloeding berekenen
Onderzoekersbetrouwbaarheid: instrument = betrouwbaar 2
onderzoekers zelfde meetuitkomsten
= intersubjectieve overeenstemming
Overeenstemming 2 of meerdere beoordeelaars
interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
o Validiteit = juistheid
Niet zeggen meting is valide of niet
Wel: meer valide dan de andere meting = gradaties
o Betrouwbaarheid = precisie & reproduceerbaarheid
Niet zeggen betrouwbaar of niet
Wel: ene betrouwbaarder dan andere
2) Systematische en toevallige fouten
o Waarnemingen geringe validiteit = grote systematische fouten Bias
o Bias komt voor indien resultaat studie niet overeenkomt met ‘werkelijke’ resultaat
Selectiebias: steekproef niet representatief voor populatie
Informatiebias: slecht uitgevoerde metingen
Publicatiebias: neiging alleen positieve resultaten weer te geven
Observatiebias: over- of onderrapporteren bepaalde variabele
o Waarnemingen geringe betrouwbaarheid: grote toevallige fouten = fluctuaties
Grote spreiding of variabiliteit
Fouten komen voort uit diverse spreidingsbronnen
3) Spreidingsbronnen
o Variabiliteit = spreiding in uitkomsten van waarnemingen
o Toevallige fluctuaties
o Totale variatie = som variaties afkomstig uit verschillende bronnen
3
, Onderzoeksmethodologie en statistiek 1
o Meet- en waarnemingsfouten
Fouten bij waarnemer, meetinstrument, omgeving, gemeten/ waargenomen
object zelf
Afronden van uitkomsten
o Natuurlijke variabiliteit
Toevallige spreiding in eigenschappen van mensen, dieren en planten
Gevolg van verschillen in genetische aanleg & beïnvloeding door omgeving
o Steekproefvariabiliteit
Steekproefresultaten van meerdere steekproeven verschillen van elkaar
iedere steekproef bestaat uit andere elementen van de populatie
6. Onderzoeksproces
- Stappenplan
1) Formuleren van de probleemstelling
2) Bepalen van de exacte informatiebehoefte: de onderzoeksvragen
3) Bepalen van de onderzoeksopzet
4) Uitvoeren van het onderzoek (gegevens verzamelen)
5) Verwerken van gegevens
6) Analyseren van gegevens
7) Interpreteren van gegevens, trekken van conclusies, formuleren van aanbevelingen
8) Schrijven van het onderzoeksverslag
- Soorten vragen gegevens verzamelen via vragenlijst
o Gesloten vragen
1 keuze maken uit beperkt aantal antwoordmogelijkheden
o Open vragen met numerieke antwoorden
getal als antwoord
o Open vragen met tekstantwoorden
o Multiple repons vragen
Meer dan één antwoord geven
- Kwalitatieve en kwantitatieve vragen
o Kwantitatief kan je mee verder rekenen, getallen en hoeveelheden makkelijker
statistisch te verwerken
o Kwalitatief niet rekenen
Likert-schaal = ordinale vraag: 5-puntschaal: eens – oneens
- Schaaltechnieken: mening of houding meten of nagaan welk beeld iemand heeft
o Attitudemeting: methode van Likert
o Merkbeelden: schaaltechniek van Osgood
7. Statistische variabelen en hun meetniveau
1) Kwalitatieve en kwantitatieve variabelen
o Kwalitatieve gegevens:
Metingen die niet op natuurlijk voorkomende schaal kunnen worden
gemeten, alleen geclassificeerd in één categorie uit groep categorieën
Onderverdelen in nominaal en ordinaal
o Kwantitatieve gegevens
Meetwaarden die worden geregistreerd op een van nature voorkomende
numerieke schaal
Onderverdelen in interval en ratio
4