Vak: Beroepsontwikkeling
Docenten: Uvijn Kristof, De Neels Annouk en Engelen Anne Mie
Academiejaar: 2021-2022
Deel Uvijn Kristof
1. De beroepsvorming van de ergotherapie
1.1 Algemeen
Welke zaken hadden invloed op hoe ergotherapie nu is?
- Oorlogen: gewonden → nadruk op revalidatie → terugkeer in maatsch.
- Pioniers met verschillende achtergronden: om tot ergotherapie te komen ≠ pioniers
nodig (bv. Artsen, verplegers, maatsch werker, kunstenaar, onderwijzer, architect, …)
- Socio-economische verschuivingen: pioniers komen samen → ergotherapie ontstaat
- Maatschappelijke veranderingen: kern → activiteit constante (visie = gezondheid),
omschrijving verandert
- Visie op gezondheid
Ergotherapie = veelzijdig beroep, wat is de identiteit?
1.2 Ontstaan
Historische tijdlijn:
- VS: omstreeks 1910 (ong.)
- Europa (België): na WOII
- Aandacht voor act./ handelen ≈ arbeid
- 1e ergotherapeuten studeren af in 1965
2. Kerndomein van de ergotherapie
2.1 Uitgangspunten
Huidige paradigma (modellen en theorieën) = dagelijks handelen kerndomein
Uitgangspunten van de ergotherapie:
- Gebaseerd op dagelijks handelen: terug dagelijkse handelen kunnen doen
- Persoonsgericht: per persoon andere methode, elk probleem anders
Practice based: voor elke cliënt anders, maar wel base-line waar beste resultaten uitkomen
- Gebaseerd op context: context van cliënt is belangrijk
- Gebaseerd op bewijs → EBP = evidence based practice
- Gebaseerd op technologie: wordt als maar belangrijker
- Op gemeenschap gericht: cliënt moet terug (op bepaald niveau) participeren in
maatsch.
1
,2.2 Intramurale setting vs. CBP
‘Safe place’ = intramurale setting = veilige plaats waar therapie in gegeven wordt
Voordelen: kunnen wij veranderen/ moeilijker maken zonder cliënt in gevaar te brengen (druk
verhogen, ≠ contexten plaatsen, …)
Wanneer persoon uit ‘safe place’ zetten en terug in maatschappij plaatsen?
- Wanneer persoon terug zelfstandig kan participeren in de maatschappij??
- Wanneer de cliënt een 10 op 10 scoort??
Probleem: cirkelverband, want context niet mee veranderd → cliënt komt terug in
onveranderde context → hervalt terug → terug opgenomen in ‘safe place’ → …
Oplossing: community based practise → niet uit context halen, maar werken hierin
Voordeel: kans op slagen ↑ + context veranderd mee
2.3 Biopsychosociale visie
Uit visie op gezondheid → biopsychosociale visie
2 modellen in de gezondheidszorg: medisch model en sociaal model
In wat verschillen beide modellen?
Biomedisch Sociaal
Oorzaak = probleem individuele stoornis Oorzaak ligt in omgeving
Biologisch Oplossing in verandering omgeving
Functieverlies
Verwijst naar ziek zijn
Focus op lichaam Focus context
Bv. Ipv rolstoelgebruiker leren lopen (medisch), wc’s toegankelijker maken (sociaal)
Handicap/ functioneringsprobleem
= mensen met een stoornis gekenmerkt door speciale noden
Hoe wordt bepaal wanneer je een handicap hebt of niet?
De structuur van de maatschappij bepaald dit
2
,Ziek
Bestaat uit 3 componenten, welke?
Lichamelijke, psychische en sociale component
Het WHO (World Health Organization) stelt dat:
‘Gezondheid is een toestand van volledig lichamelijk, psychisch en sociaal welbevinden’
We gaan dus NIET kijken naar het sociale OF het medische
Welk model leidt hieruit?
Het biopsychosociale model
Biopsychosociaal = om een medische afwijking van een persoon te begrijpen, is de
biologische factor niet voldoende. Zowel het psychische als het sociale is hierbij ook
belangrijk
Biopsychosociale visie
Kenmerken:
- Aandacht kwetsbare positie
- Streven naar volwaardige burgers
- Doel = participatie en inclusie
- Wat wil de patiënt zelf bereiken?
Probleem?
Niet iedereen gaat mee in deze visie
Vb. zelfs al zou het 50% goedkoper zijn om mensen met een handicap in het gewoon
arbeidsproces te laten meedraaien, dan nog kiest 25% van de bevraagde personen ervoor
hen gescheiden te houden
2.4 ICF – ICIDH2 (2001)
ICF = International Classification of Functioning, Disability and Health
Classificatie systeem die helpt de biopsychosociale visie te bewaken:
Het ICF heeft 3 ‘lagen’:
1: gezondheidstoestand
2: functioneren
3: contextuele factoren
ICF is niet lineair, maar zijn
alle componenten verbonden
met elkaar
Systeem krijgen in tewerk
gaan = methodisch handelen
3
, Proces:
- Kennismaking
- Inventarisatie
- Doelbepaling en plan van aanpak
- Evaluatie en nazorg
In het ICF wordt aangegeven dat functioneren bestaat uit 3 perspectieven:
- Perspectief van de mens als organisme, als lichaam
- Perspectief van het menselijk handelen
- Perspectief van participatie
Een probleem oplossen is meer dan methodisch handelen
World Health Organization - WHO
Heeft verschillende collaborating centers en offices over de hele wereld
In België ook?
Nee, in België geen collaborating center, maar werkt samen met RIVM
Hebben wel ICF platform, vzw in België
ICF-FIC
FIC = Family of International Classifications
Er zijn wereldwijd veel classificaties verdeeld in verschillende soorten
ICF
Classificatie:
- Ordening begrippen/ termen volgens hiërarchische structuur
- Komen tot gemeenschappelijke taal
- Bijdrage beleid, kwaliteit van zorg, … → gerelateerd aan evaluatie
Het ICF-classificatie systeem werkt met verschillende letters en cijfers om een pathologie en
alles errond voor iedereen duidelijk weer te geven
Componenten Afkorting/ opmerking
Functies b
Anatomische eigenschappen s, neemt plaats in ruimte in
Activiteit/ participatie d
Externe factoren e
Persoonlijke factoren → hier is nog geen lijst van, maar zal er vroeg of laat wel komen
Kan zijn: geslacht, leeftijd, ras, leefstijl, gewoontes, opleiding, beroep, …
4