Internationaal en Europees recht samenvatting jaar 1
Tout pour ce livre (80)
École, étude et sujet
Hogeschool Utrecht (HU)
HBO Recht
Publiekrecht 3 Europees Recht / EU-recht
Tous les documents sur ce sujet (1)
Vendeur
S'abonner
Jessie123
Avis reçus
Aperçu du contenu
Leerdoelen Publiekrecht 3: EU-recht 2022
Uitwerking leerdoelen EU-recht | Publiekrecht 3
Hoofdstuk 1:
LD1: weet welke internationaalrechtelijke aspecten betrokken zijn bij de
Europese Unie.
Het internationale recht regelt de betrekkingen tussen staten. Staten maken onderling
afspraken op grond van het internationale recht. Binnen het internationale recht zijn alle
staten, groot of klein, gelijk aan elkaar. De afspraken worden meestal in een verdrag
vastgelegd.
De mate van overdracht van soevereiniteit bepaalt om wat voor soort organisatie het gaat.
De EU is een supranationale organisatie: lidstaten hebben namelijk een groot gedeelte van
hun beslissingsbevoegdheid overgedragen, waardoor de organisatieregels kan opleggen aan
de staten.
LD2: kan de begrippen intergouvernementeel, supranationaal uitleggen.
Staten en personen kunnen een samenwerkingsverband aangaan, maar ook personen
kunnen gezamenlijk een internationale organisatie oprichten. Er bestaan twee soorten
organisaties:
1) Gouvernementele organisaties: een samenwerkingsverband tussen staten.
De oprichting van zo’n organisatie gebeurt in een verdrag, daarin vermelden de
lidstaten hun doelstellingen en de middelen die de organisatie heeft. Een
internationale organisatie biedt staten de mogelijkheid om samen te werken op een
bepaald beleidsterrein.
Staten kunnen kiezen bij het oprichten van een organisatie kiezen of en hoeveel
soevereiniteit ze afstaan aan deze organisatie.
- Intergouvernementeel: staan geen staatssoevereiniteit af.
- Supranationaal: staan wel (gedeeltelijk) staatssoevereiniteit af.
Een supranationale organisatie staat boven de lidstaten, terwijl een
intergouvernementele organisatie een samenwerking is tussen lidstaten.
Oudste gouvernementele organisatie: de Internationale Telecommunicatie-Unie
2) Non-gouvernementele organisaties: Wanneer een groep personen, dus geen
lidstaat, een (internationale) organisatie opricht, dan is het een non-
gouvernementele organisatie. Deze is onafhankelijk van staten en heeft vaak een
ideële doelstelling.
Een ngo hoeft niet internationaal te zijn. Een ngo kan nooit supranationaal zijn, omdat het
onafhankelijk is van de staten. Als een ngo deelneemt aan een internationale vergadering
hebben zij geen stemrecht, maar een adviserende rol.
LD3: kan uitleggen wat staatssoevereiniteit is en hoe deze kan worden beperkt.
Staatssoevereiniteit: de overheid heeft de ultieme beslissingsbevoegdheid op het
grondgebied van de staat en is de enige die wet- en regelgeving kan opstellen.
Andere staten kunnen dus niet bepalen hoe VB: Nederland zijn regelgeving vormgeeft: deze
macht ligt alleen bij de nationale overheid.
Staatssoevereiniteit kan op twee manieren worden beperkt:
1) Soevereiniteit vrijwillig overdragen
2) Soevereiniteit onvrijwillig beperken
Soevereiniteit vrijwillig overdragen:
De staat kan beslissen om (een gedeelte van) de beslissingsbevoegdheid over te dragen aan
VB: een internationale organisatie. De staat kan dan niet meer zelf alle regels stellen, maar
accepteert dat een organisatie hoger en gezaghebbender is dan de staat zelf.
- Staten zullen hun beslissingsbevoegdheid over het algemeen alleen overdragen als
dit het belang van het land dient en bijdraagt aan het welzijn van zijn inwoners.
- Dit hoeft niet permanent te zijn: art. 50 VEU.
Soevereiniteit onvrijwillig beperken:
Bij een land kan onvrijwillig de beslissingsbevoegdheid uit de handen worden genomen. Een
staat kan worden binnengevallen door een ander land, dat land kan de macht overnemen.
De beslissingsbevoegdheid is dan beperkt. De overheersende staat neemt op dat moment
alle beslissingen.
- Dit kan door een militaire ingrijp door een onafhankelijke staat gebeuren
- Door een mandaat dat de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft afgegeven
om een land binnen te vallen.
LD4: kan uiteenzetten wat de doelstellingen van de Europese Unie zijn.
Art. 3 VEU:
1. Vrede en welzijn: Voorkomen van oorlogen en de lidstaten binnen de EU zijn
economische afhankelijk van elkaar.
2. Vrijheid en veiligheid: Burgers van de EU mogen over het algemeen in alle lidstaten
verblijven om te werken, te studeren of te genieten van hun pensioen. Vrij verkeer
van personen heeft zodoende ook vrij verkeer van criminaliteit tot gevolg.
3. Interne markt: Maakt het mogelijk dat er steeds meer gehandeld wordt tussen
bedrijven die in de lidstaten zijn gevestigd, personen over de grens gaan werken en
dat iedereen overal in de EU kan investeren. Het wordt één grote Europese markt,
waarin alle bedrijven en personen dezelfde kansen en mogelijkheden hebben.
4. Monetaire Unie: Een gemeenschappelijke munt brengt lidstaten nog dichter bij
elkaar. Bevordert de handel door een stabiele koers te houden, prijzen blijven
daardoor constant. (Monetair beleid en economisch beleid art. 3 VEU.)
5. Mensenrechtenbeleid: Bescherming van de mensenrechten binnen de Europese
Unie. (art. 2 en 3 lid 5 VEU).
,Leerdoelen Publiekrecht 3: EU-recht 2022
LD5: kan uitleggen wat het begrip interne markt inhoudt.
De interne markt zorgt ervoor dat er geen belemmeringen ontstaan op de volgende
gebieden:
1) Vrij verkeer;
2) Staatssteun;
3) Mededinging.
De interne markt maakt het mogelijk dat er steeds meer gehandeld wordt tussen bedrijven
die in de lidstaten zijn gevestigd, dat er steeds meer personen over de grens gaan werken en
dat iedereen overal in de EU kan investeren. De bedoeling is dat de nationale markten
steeds meer samen één gemeenschappelijke markt worden, waarin alle bedrijven en
personen dezelfde kansen en mogelijkheden hebben.
- Deze markt omvat een ruimte zonder economische grenzen en belemmeringen, waar
het economisch verkeer zich zo vrij mogelijk kan bewegen.
Hoewel de interne markt en economische vooruitgang belangrijk zijn, heeft de EU zich tot
doel gesteld om bij het inrichten van die interne markt niet uitsluitend economische doelen
na te streven: art. 3 VEU.
De interne markt bestaat uit drie onderdelen:
1) Regels op het gebied van vrij verkeer:
In de EU geldt vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal. Het
beginsel van het vrij verkeer houdt in dat het verkeer van deze vier vrijheden niet
belemmerd mogen worden. Een lidstaat kan VB: niet verbieden dat een product uit
een andere lidstaat verkocht wordt. Er mogen VB: ook niet zomaar beperkingen
worden opgelegd aan het vrij verkeer van personen.
2) Verbod op staatssteun:
Staatssteun komt in veel vormen voor VB: subsidies van de overheid. Met een
subsidie is het voor een bedrijf mogelijk om goedkoper te produceren. Zo’n subsidie
kan de interne markt schaden doordat het oneerlijke concurrentie creëert. Het geven
van staatssteun is daarom verboden (tenzij voldaan is aan de uitzondering).
3) Mededingingsrecht
Bedrijven kunnen met hun gedrag ook de interne markt belemmeren. Dit kan door
hun gedrag – zoals prijsafspraken – dit noemen we kartelvorming. Het is binnen de
EU verboden en wordt door de Commissie met hoge boetes bestraft. Een bedrijf kan
ook concurrentievervalsende handelingen plegen als het een machtspositie heeft. Zij
hebben geen last van concurrentie en kunnen te hoge prijzen vragen, kleinere
concurrenten van de markt weren en onredelijke voorwaarden stellen aan
tussenhandelaren. Dit soort gedrag verstoord de interne markt en is daarom
verboden.
, Leerdoelen Publiekrecht 3: EU-recht 2022
LD6: kan het gelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel uitleggen.
Gelijkheidsbeginsel (art. 18 VWEU): gelijkheid op basis van nationaliteit.
Het idee achter discriminatieverbod is dat door het verbieden van onderscheid op grond van
nationaliteit, de interne markt optimaal kan functioneren en aan iedereen dezelfde
kansen en mogelijkheden worden geboden.
- Gelijke gevallen:
Sprake van gelijke gevallen als beiden gevallen dezelfde kenmerken hebben en het enige
waarop ze zich van elkaar onderscheiden is op grond van de nationaliteit. Alle goederen
binnen de EU moeten gelijk behandeld worden: er mag geen invoerquotum worden
ingesteld. Ook personen moeten gelijk behandeld worden.
- Ongelijke gevallen:
Als beide gevallen niet dezelfde kenmerken hebben, mogen ze dus niet op dezelfde
manier behandeld worden.
Evenredigheidsbeginsel/ proportionaliteitsbeginsel (art. 5 lid 4 VEU): altijd het minst
belemmerde alternatief gebruikt moet worden om het doel te bereiken.
Het is toegestaan om onderscheid te maken, dit mag alleen als daarmee een
belangrijk doel wordt bereikt. De maatregel waarmee dat doel moet worden bereikt moet
evenredig zijn. Als het doel met een minder zware maatregel ook kan worden bereikt is hij
niet evenredig.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Jessie123. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.