Genderstudies
Gender-analyse: wat is het ?
1) Gender in ons leven en denken?
- Experiment “teken iemand die wetenschap beoefent” -> men tekent voornamelijk een man
▪ Evolutie: meisjes gaan meer vrouwen tekenen als wetenschapper.
- Meisjes is een verkleinwoord < Jongens
-> Gender zit verankerd in ons denken, in ons wereldbeeld, in onze taal
2) Wat is kenmerkend voor een genderbenadering?
- Genderdefinitie Scott (1986):
▪ = vormend element van sociale relaties gebaseerd op perceptie van de verschillen
tussen seksen
▪ = primaire manier machtsrelaties aan te duiden
▪ = relationeel concept: idee mannelijkheid beïnvloedt idee van vrouwelijkheid (en ↔)
- Belangrijk element in veel actuele thema’s
- Masculinity studies: keuzemogelijkheden van mannen → zorgende taken / deeltijds werk?
- Onderzoek Williams & Best (1975) naar stereotypering / ‘gepercipieerde verschillen’
▪ Studenten moesten kenmerken verbinden met mannelijkheid of vrouwelijkheid
• Consistente antwoorden, ook over verschillende landen heen
▪ ‘Vrouwelijke’ kenmerken zijn minder gewild dan ‘mannelijke’ kenmerken.
▪ Mannen met te veel ‘vrouwelijke’ kenmerken worden nadelig bekeken -> vrouwen met
‘mannelijke’ kenmerken zijn verkieselijker.
▪ Ook uitgevoerd bij kinderen (1977):
• Stereotypering = geleidelijk proces
• Op 5 jaar kennen kinderen al enkele ST’en
• Meeste leren ze in basisonderwijs
• Nog enkele leren ze in secundair onderwijs
• → Stereotypen worden aangeleerd.
• Mannelijke stereotype worden sneller geleerd
=> Genderstudies: doordenken op de impact van denken in die associaties / tweedelingen
▪ Invloed op denken, voelen, kijken, structureren …
▪ Evaluatief oordeel aan verbonden
▪ Impact op functioneren als man / vrouw
▪ Vervolgstudies: stereotypering en minderheidsposities → ingroup/outgroup denken
o Verinnerlijking toegeschreven stereotypen
3) Tweedelingen man/vrouw, sekse/gender: zo eenvoudig?
- Kan men wel zo binair kijken naar dit concept?
- Body as battlefield
- Onderscheid tussen sekse en gender (geïntroduceerd door Ann Oakley, 1972)
▪ Sekserollen → met biologisch man/vrouw zijn verbonden
▪ Genderrollen → met door cultuur toegeschreven associaties met mannelijkheid/
vrouwelijkheid verbonden
▪ -> Verschil vaak niet duidelijk of incorrect gebruikt.
- Gaandeweg: genderdefinitie onder druk gekomen → gender = kneedbaar, veranderlijk, ‘plastic’
woord; niet meer zo eenduidig als in de beginperiode
- J. Butler:
▪ Ons idee en waarde van sekse en gender = door onze taal gevormd
▪ We denken in taal, en taal ≠ neutraal bv. mannelijke = het referentiepunt (hij > zij)
▪ Kennis, taal, gender ≠ neutraal
- Concept interseksualiteit (geïntroduceerd door Crenshaw)
▪ Wie we zijn > man of vrouw / hoe conform we zijn aan de genderverwachtingen
▪ “Hoe structuren bepaalde identiteiten meer of minder kwetsbaar maken”
• Combinaties van kenmerken (geslacht, etniciteit, leeftijd …) die iemand
kwetsbaarder maken dan andere
▪ Iedere maatschappelijke verschilcategorie (sociaal, cultureel, interpersoonlijk,
psychisch, biologisch) heeft meerdere lagen / dimensies
4) Academische discipline: wanneer en hoe ontstaan?
- Invloed sociale en politieke context: samenspel kennissociologie ’60 en vrouwenbeweging ‘70
, ▪ T. Kuhn (1962): ‘The Structure of Scientific Revolutions’.
• Wat draagt bij tot vernieuwend denken / paradigmaverschuivingen?
• Zij die vernieuwingen stimuleren zijn vaak jonge wetenschappers of
relatieve buitenstaanders
• Weten nog niet wat de gang van zaken is.
• Durven nieuwe paden te betreden
• Durven vernieuwende / ‘domme’ vragen te stellen
▪ Vrouwenbeweging (’70):
• Nadruk op ervaringen, perspectieven en de sociale realiteit van vrouwen
▪ Elk afzonderlijk: ontbrekende elementen
• Kennissociologie: geen aandacht voor genderfactoren
• Vrouwenbeweging: weinig aandacht voor domein van V in wetenschap +
geen middelen voor wetenschappelijk onderzoek
• → samenspel van beide: stimulerend
=> Verandering in wetenschap: ervaringen van vrouwen wordt een centraal thema (Ann Oakley)
5) Betekenis Ann Oakley
- Geboren in 1944 te Londen, middenklasse
- Interesse in sociologie & sociaal beleid (in Londen)
- Vanaf 1970: onderzoek gender, familie, gezondheid
- Vanaf 1990: onderzoek publieke gezondheidsbeleid + methodologievragen
- Sterk beïnvloed door haar eigen biografie
▪ Vader = vooraanstaand wetenschapper, bekend voor zijn visie op sociaal beleid
▪ Moeder = huisvrouw: ‘waarom is ze niet kritischer tav haar rol?’
• Onderzoek naar moederschap / huishoudelijk werk
▪ Politieke component in haar werk → feminisme
▪ Subjectieve interesse in medische wereld
• Onderzoek naar ervaring van ‘klinische’ omgeving bij bevalling
- Onderzoeksmethoden: o.a. interviews, observatie
- Onderzoek naar methoden van onderzoek ~ gender
▪ Kwantitatief onderzoek vooral mannelijke associaties (rationaliteit)
▪ Kwalitatief onderzoek vooral vrouwelijke associaties (emotionaliteit)
• Verdediging (diepte-)interviews om stem te geven aan mensen die vaak niet
gehoord worden
6) Voorbeeld: Biology matters & Gender matters
- Bv. ontwikkeling van de pil
- Bv. attributie redenen succes/faalervaringen
▪ Oorzaak slechte prestatie
• Vrouwen : intern, onveranderlijk (‘bekwaamheid’)
• Mannen : extern, veranderlijk (‘omstandigheden’)
•
- Impact groepssamenstelling: tokentheorie (Rosabeth Moss Kanter
▪ ‘solo status’
▪ één sekse: 65% of meer: dominante stijl → bepaalt de standaard
▪ minderheidsgroep: symbolisch, representeert hele minderheid
▪ ! onderscheid minderheidsgroep/achtergestelde groep
Doel ≠ wegwerken van verschillen, wel wegwerken van machtsverschillen
Écht genderbewustzijn kan je niet aan/afzetten → is altijd aanwezig
1) Hoe structureren tweedelingen?
- Veelheid aan tweedelingen
- Het denken in tweedelingen zit fel ingebakken
▪ Bv. mannen → publieke leven, vrouwen →privésfeer
- Deze tweedelingen creëren een gevoel van “één van ons” of “geen van ons”
- Gender: dubbele standaarden
2) Welke theorieën verklaren verschillen en maatschappelijke posities van M en V?
- Courante termen
▪ Emancipatie, feminisme (Emma Watson) en gender.
- Vanaf eind 19e E: acties vanuit vrouwenbewegingen
, - 1960: theorievorming → aantal verschuivingen qua accentlegging ondergaan
▪ 1960 en later: onderdrukkingsperspectief – ‘Wij V, slachtoffer van het patriarchaat’
• Accent op wat vrouwen gelijk hebben met elkaar
• Verzet ↔
• Ideologie moederschap
• Biology as destiny: enige doel voor vrouwen = zwangerschap,
moederschap
• ‘patriarchaat’ als analytisch strijdconcept
▪ Aandacht voor verschillen
• Bestaat er wel zoiets als een collectieve groep ‘wij, vrouwen’? Zijn vrouwen
collectief onderdrukt? Wij = te veralgemenend?
• Accent op verschillen tussen seksen, maar ook verschillen in groep M / V
• Vrouwen ≠ onderling qua leeftijd, etniciteit, SES … → intersectionaliteit
• Kritiek op westerse dominantie van actie en theorie
• Kritiek bv. waarom vrouwen altijd afgebeeld in slachtofferrol / als passief /
iemand die iets ondergaat? → vrouwen hebben ook agency
• Grote diversiteit, ook in theoretische accenten bv. ecofeminisme, cyborg-
feminisme, girlpower, moslimvrouwen (3e feministische golf?)
▪ 1990-… : radicale subjectiviteit en identiteit
• Deconstructie van woorden, de fixatie van woorden kritisch in vraag stellen
• Bv. onderscheid sekse – gender = óók een cultureel construct
• Aandacht voor taal en macht
• Identiteit is iets subjectief → gelijkenissen tussen bepaalde mensen, maar
iedereen heeft ook een eigen biografie met nog andere kenmerken
- Mannenstudies
▪ Interesse hierin = fel gegroeid de jongste jaren
▪ Analoog aan vrouwen/genderstudies:
• Verontwaardiging en besef van machtsrelaties
• Geëngageerde wetenschap / politieke dimensie
• Alomtegenwoordigheid: gender in sociale leven zichtbaar maken
• Onzichtbaarheid: reproduceert ≠
▪ Michael Kimmer: geweld – aids
▪ Michael Messner: sportwereld
- Slotbeschouwing
▪ Het gelijkheidsdenken was aanvankelijk sterker in Anglo-Amerikaanse stromingen
▪ Theoretische tijdsevolutie: gelijkheidsdenken > verschillen tussen man en vrouw>
verschillen binnen elke sekse > elk individu is anders en verandert continu > kritische
vragen over het binair denken en taalgebruik bv. strikt gender-sekse onderscheid
3) Wat zijn de soorten verschillen die de maatschappelijke posities structureren?
- Verschillende vormen van verschillen:
o Zichtbaar vs. niet zichtbaar
o Veranderlijk (bv. SES) vs. onveranderlijk (geslacht?)
o Beïnvloedbaar vs. niet-beïnvloedbaar
o Persoonlijke biografie
o → intersectionaliteit privilege en kwetsbaarheid
=> Mensen: meest moeite met zichtbare en onveranderlijke vormen van verschillen
De diepe verankering en kracht van scheidend denken
= te verklaren door psychologische processen? Zo ja, hoe essentialistisch denken te vermijden?
- Nancy Chodorow
o Sociologe, antropologe en filosofe
o 1978: The reproduction of mothering (Waarom vrouwen moederen?)
Ook vrouwen die geen biologische moeders zijn, staan vaak zorgend / relationeel in het
leven bv. religieuze vrouwen in weeshuizen / als kleuterleidster / … (ST van een ‘harde
tante’, ‘een strenge’)
o Vaak genoemd als inspiratiebron → vanaf begin focus op interdisciplinariteit
Aandacht voor het individu (uitzonderlijk toen) + emoties
Die tijd: vooral analyses vanuit SL / collectiviteit → individualiteit als aanvulling op
sociale wetenschappen
↔ ‘wij vrouwen, slachtoffers van het patriarchaat’
, o Mensen kunnen verschillend reageren op dezelfde situatie (~ omgeving)
o Individuele reacties ≠ statistisch te voorspellen
Ontwikkelt eigen therapie (~ psychoanalyse) → hoort als therapeute zeer veel
individuele verhalen, daar achteraf structuren / rode draad in proberen herkennen
o Kritische lezing van Freud (-> negatief beeld over vrouwen / moederbinding)
o Legt een accent op de onbewuste innerlijke wereld
Verbinding tussen de grote lijnen in SL vanuit een bio-psychologische dimensie
Selfhood is niet iets dan van buitenaf komt
Emoties hebben ook een grote invloed op wie we zijn en hoe we reageren
o Bestudeert de moeder-dochter relatie (tot dan: weinig aandacht voor)
Moeders ervaren dochters vanaf de geboorte als gelijkend op zichzelf <-> zonen meer als
‘de andere’ → herkenning / projectie van hun eigen dromen/verlangens
Identiteit van een kind wordt meteen beïnvloed door (intergenerationele) relatie met
mensen in directe omgeving
Ontwikkelingsprocessen naar zelfstandigheid
Wanneer een kind wordt geboren heeft het nood aan verzorging en koestering →
primaire verzorger is vrijwel altijd een vrouw (meestal: biologische moeder)
Een kind maakt 1st geen onderscheid tussen zichzelf en de buitenwereld →
buitenwereld = verlenging van zichzelf (warme / symbiotische relatie met primaire
verzorger)
Langzaamaan leert het kind dat die relatie helemaal niet zo symbiotisch is als
eerst gedacht. Het kind zal leren dat er een wereld buiten zichzelf is,
waartegenover het zich op een bepaalde manier moet verhouden
o Autonomie, loskomen uit verbinding, vertrouwen, objectivering (ik vs. de
wereld) → scheiding / separatie
o Moeder ≠ verlengstuk van zichzelf → emotionele ervaring
o Winnicot: transitionele objecten = heel belangrijk in deze evolutie
‘Magische verbinding’ wereld kindje – buitenwereld
Onderhandeling tussen het ‘ik’- het ‘andere’
Geeft vertrouwen / gevoel van veiligheid
Proces van loskomen uit de verbinding met de moeder verloopt anders voor
jongens en meisjes → op zoek naar rolfiguren:
o Meisjes: ze worden verondersteld los te komen uit de binding met de
moeder maar tegelijkertijd worden ze aangeleerd dat ze zich in hun
identiteitsontwikkeling moeten spiegelen aan wat hun moeder doet
Leren wat vrouwelijkheid ‘betekent’ in SL / wat gewenst is
Zorgende functie verinnerlijkt
o Jongens: leren dat ze niet gelijkend aan hun moeder / verzorger moeten
zijn, spiegelen zich eerder aan de vaderfiguur (gestimuleerd door SL /
omgeving)
Associëren koesteren, liefhebben … met moeder / vrouwelijkheid +
met datgeen dat ze als jongetje net niet moeten doen
o → afstand nemen ~ mannelijkheid, verbinding / relationeel/zorgend zijn ~
vrouwelijkheid → grote impact op huidige SL
~ associaties rond wetenschapsbeoefening
o Kritiek
Focus op Westers kerngezin (wit heteronormatief gezin met kinderen) + sterk binair
denken (bv. onderscheid moeder – vader)
! tijd en context
o Recent
Mannen zijn bewust meer betrokken bij opvoeding van kinderen
Vervrouwelijking bepaalde beroepscategorieën
! na Dutroux: mannen die met jonge kinderen omgaan → negatieve bijklank
Bijna geen onderzoek in 2 moeder/vadergezinnen naar binding / vrouwelijkheid /
relationaliteit (enkel onderzoek naar welbevinden van de kinderen)
H. Bos et al. (2011): kinderen twee-moedergezin vs. vader- moedergezin
o Geen ≠ in psychosociaal welbevinden, sociale competentie,
zelfwaardering.
o Kinderen uit twee-moedergezinnen voelde minder druk van ouders om