Immunopathologie 3MLT
Immunopathologie
1. Herhaling Immunologie
Begrippen:
Infectie = binnendringen van MO (expon. Vermenigvul.) en schade aanrichten
Besmetting1 = overbrengen van ziektekiemen, contaminatie is niet altijd een infectie,
hangt van uw eigen immuunsysteem af.
Virulentie = aanvalskracht van MO
Immuniteit = weerstand van gastheer
Ontsteking = reactie van het lichaam op infectie
Kenmerken: dolor (pijn), calor (warmte), rubor (roodheid), tumor (opzwelling)
Verschillende fronten
1e front (fys, che, bio) + 2e front (ontsteking, koorts, acute fase) = aspecifiek
3e front ( humorale IgG en cytokines en cellulaire aanval T en NK cellen) = specifiek
Ontstekingsreactie:
huid toch doorbroken invaderen de MO complex proces te beletten te
vermenigvuldigen pyrogene stoffen vrij hersenen koortscentrum te stimuleren
temperatuursverhoging is
De neutrofielen, macrofagen en dendritische fagocytose cytokinen vrij (IL en
TNF) vasodilatie, bloedvat zet uit roodheid en Temp hoog
Verhoogde capillaire permeabiliteit influx van vloeistof zwelling
Cytokinen stimulatie fagocyterende cellen secretie lytische enzymen en
cytokinen zenuwuiteinden stimuleren ‘pijn’ Locale ophoping van dode
cellen en vloeistof geeft pus of etter.
Acute fase macrofagen en dendritische cellen IL, TNF reacties in de lever APP’s
CRP = C-reactief proteïne tegen C-polysaccharide van pneumokokken
SAA = serum amyloid A
Haptoglobine = recuperatie van ijzer uit hemoglobine naar opslag in lever
Mannose bindend eiwit activering van complement
Complement factoren
1
Een operatiemes kan wel besmet zijn, maar niet geïnfecteerd; een mens kan zowel besmet als geïnfecteerd zijn.
,Immunopathologie 3MLT
= 20 inactieve eiwitten in bloed cascade van reacties 3: klassiek, alternatief of
lectine-weg
+ immuunglobulines (specifieke verweer) complete beschermende respons
Vorming van MAC, membrane attack complex MO geperforeerd en sterven af
Activering; niet specifieke verweer. 2 manieren van activatie
1. Alternatief: herkennen van
celoppervlakte structuren
2. Mannan-bindende lectine: binden met
koolhydraten, bijvoorbeeld sommige
MO bevatten mannose verbindingen
(candida albicans)
Klassieke pathway: Ag-AL binding
Cellen van het immuunsysteem
Pluripotente hematopoietische stamcellen: leuko, erythro, bloedplaatjes, …
Uit het beenmerg
Niet-specifieke verweer = eosino, baso, neutro, mono, macrofaag en
dendrietische cellen GEEN AG HERKENNING
Specifieke verweer = NK en fagocytaire lymfoide cellen
WEL AG HERKENNING
Erytrocyten : zuurstof
Plaatjes: bloedstolling
,Immunopathologie 3MLT
Moleculen van het specifieke afweer
Antigenen
epitopen of determinanten
lokt een immuunrespons uit
Tolerogeen: herhaalde respons is op de duur vermindere respons
Allergeen: is een antigen waar men hypergevoelige respons bij ontwikkeld
Immuunglobulinen
Humaan Ig: 4 polypeptiden: 2 lichte ketens + 2 zware ketens
Aan elkaar met disulfide bindingen (in rood)
NH terminus: 1L + 1H epitoop bindingsplaats (zie bolletje)
Fab fragment = antigeen bindend fragment
Fc fragment : constant (crystalizable) fragment. Hier zijn domeinen die zorgen voor:
binding van het eerste complement eiwit
transport door de placenta bij IgG
binding op de receptoren van mestcellen (IgE)
werking van antilichamen:
- opsonisatie
- neutraliseren van bacteriële toxines*
- kolonisatieresistentie (verhinderen van hechting van de bacterie aan epitheel)
- activering van complement,
, Immunopathologie 3MLT
- zorgen voor agglutinatie,
- binden van ciliën en flagellen van MO (beweeglijkheid daalt van MO)
- IgE staat in voor verweer van hogere parasieten,
- interferentie van metabole processen van MO,
- antilichaam gemedieerde cellulaire cytotoxiteit (ADCC)
o Fc receptoren NK-cel: herkennen AL op geinfecteerde cel granules vrij
o Fc receptoren eosino: herkennen IgG van parasieten granules vrij
* exotoxines worden gesecreteerd door bacteriën, endotoxines komen vrij na lyse
van de bacterie.
MHC moleculen
MHC = majeure Histocompatibiliteit
- Belangrijkste afstotingsreacties tegen getransplanteerde cellen (beenmerg) of organen:
transplantatie-antigenen.
- De genen liggen in clusters op chromosoom 6.
Drie klassen. Klasse I en II zijn de belangrijkste celdeterminanten, klasse III maken deel
uit bij complement systeem.
- !! MHCI: op alle gekernde cellen
- MHCII: op macrofagen, DC en geactiveerde B-cellen
Klasse I: loci A,B,C kernhoudende cellen interactie met CD8+ T-cellen ‘deadly kiss’
Klasse II: APCs (Dendritische cellen, macrofagen en geactiveerde B-cellen)
Lymfocyten + receptoren
B-cellen: humorale immuniteit, rijpen in beenmerg en hebben BcR
T-cellen: cellulaire immuniteit, rijpen in thymus en hebben TcR
NK-cellen: Geen BcR of TcR, wel KIR (killer inhibitie receptor) en KAR (killer activatie r)
Specialisatie van T-cellen (CD3+):
Tc cellen = cytotoxische cellen binden op virusgeïnfecteerde cellen of kankercellen
productie van ‘deadly kiss’ toxische eiwitten (o.a. perforines en granzymes) doelcel
lyseren of in apoptose cel sterft af en Tc kan andere cel aanvallen. = CD8+
Th-cellen = helpercellen rekruteren andere cellen om vreemde MO te bestoken = CD4+
• Th1 = die zorgen voor cel-gemedieerde immuniteit, stimulatie Tc cellen
• Th2 = B-cellen ‘helpen’ ontwikkelen tot plasmacellen Anti-Lichaam gemedieerde
immuniteit ontwikkelen IgG’s (leven 30 dagen)
Dit onderscheid wordt gemaakt adhv de cytokines (lymfokines) die ze secreteren.
Regulatorische T-cellen: houden de werking van de Th cellen onder controle (CD4+)
T-geheugencellen: AG-specifieke T-cel nakomelingen ontstaan in primaire respons (analoog
aan de B-geheugencellen). Th als Tc geheugencellen. De geheugencellen prolifereren en
differentiëren sneller dan de naïeve T-cellen, zodat ze snel kunnen reageren bij tweede
aanval maanden tot jaren aanwezig.