ONDERWIJSKUNDE
SAMENVATTING EXAMENPERIODE 1 – JANUARI 2022
Onderwijskunde is een wetenschapsgebied dat zich richt op leren en instructie binnen een grote variatie aan
formele en informele contexten. Het is toepasbaar op alle leeftijdsgroepen die leren in traditionele en alternatieve
contexten.
o Formele contexten: Leren en instructie zijn geregeld via wetten, decreten of interne regelgeving.
o Informele contexten: Leren en instructie staan voorop, maar hebben geen systematisch, gestructureerd,
verplicht of gereguleerd karakter.
1 ONDERWIJSKUNDE: EEN GESTRUCTUREERDE KIJK OP ACTOREN, PROCESSEN EN VARIABELEN
1.1 ADVANCE ORGANIZER: ORIËNTEER JE OP DIT THEMA
Een onderwijskundig referentiekader is een bril om analytisch en synthetisch naar leer- en instructiesituaties te
kijken. In elke onderwijskundige setting zullen actoren, processen en variabelen op een unieke manier op elkaar
inspelen.
1.2 AGGREGATIENIVEAUS: EEN ORGANISATIEDIMENSIE IN HET ONDERWIJSKUNDIG
REFERENTIEKADER
Stakeholders of belangengroepen zullen zich bij een probleem, afhankelijk van de belangen die op het spel staan,
anders opstellen.
1.3 ANDERE ORGANISATIEDIMENSIES IN HET ONDERWIJSKUNDIG REFERENTIEKADER
We brengen in het referentiekader orde en structuur op basis van een aantal dimensies.
o Actoren: (Georganiseerde of geïnstutionaliseerde) personen, stakeholders die bepaalde rollen op zich
nemen.
o Actoren hebben kenmerken die input, standpunt, rol, taak en mogelijkheden beïnvloeden.
o (In)formele voorzieningen ondersteunen en begeleiden actoren in hun rol/taak/betrokkenheid bij het
leer- en instructieproces.
o Aggregatieniveaus
• Het microniveau heeft betrekking op een concrete leer- en instructiesituatie of op een specifieke
lerende.
• Het mesoniveau heeft betrekking op een school, faculteit, instelling, organisatie, bedrijf.
• Het macroniveau omvat alles wat een compleet systeem beïnvloedt en dus een invloed heeft op
meso- en microniveau. De context speelt een grote rol en gaat verder dan de politiek.
o Organisatieaspecten beïnvloeden impact van actoren, processen en variabelen bij leren en instructie.
o Didactisch handelen: actoren zetten instructieactiviteiten op om leeractiviteiten impliciet of expliciet uit te
lokken.
o Men verwacht dat leerlingen leeractiviteiten vertonen die aansluiten bij het didactisch handelen.
o Context: Invloeden buiten de instructiesetting die (on)rechtstreeks onderwijskundige thema’s beïnvloeden.
Onderwijskunde 1
,1.4 HET REFERENTIEKADER
Het referentiekader voor onderwijs
Is dit een generiek referentiekader of is dit een toevallige invulling die past bij deze inleiding op onderwijskunde?
o Onderwijskunde is geen samenhangend wetenschapsgebied. Er bestaan veel subdisciplines die bepaalde
actoren, processen en variabelen isoleren of enkel kijken naar de impact op een bepaald aggregatieniveau.
o Het referentiekader is een voorstel van ordening van actoren, processen en variabelen. Deze versie is
bedoeld als een denkschema dat het totale object van onderwijskunde probeert te omvatten.
o Het referentiekader helpt de focus op onderwijskunde als wetenschapsgebied te versterken. Een wetenshap
kenmerkt zich door een afgelijnd object, een eigen terminologie en eigen methoden en technieken.
o Het referentiekader dient als een beslissingsmodel om keuzes te maken bij het ontwerpen van onderwijs.
o De invulling van het referentiekader weerspiegelt de actoren, processen en variabelen, waarvan we op basis
van wetenschappelijk onderzoek weten dat ze een impact hebben op de finaliteit van onderwijs ( evidence-
based).
1.5 EEN EVIDENCE-BASED ONDERWIJSKUNDIG REFERENTIEKADERS
Het referentiekader is onderbouwd met wetenschappelijk onderzoek, door gebruik te maken van meta-analyses
(studies die de resultaten van andere studies samenvatten).
Onderzoekers gebruiken het begrip effect size (effectgrootte, d) als vuistregel bij het maken van keuzes voor
effectieve of efficiënte interventies, processen en variabelen, maar blijven voorzichtig bij het interpreteren van
effect sizes in termen van een algemeen effect.
Onderwijskunde 2
,1.6 EFFECT SIZES ALS ONDERZOEKSINDICATOR VOOR RELEVANTE ACTOREN, PROCESSEN EN
VARIABELEN
Effect size 𝑑 verwijst naar het aantal standaarddeviaties dat leerprestaties opschuiven.
Cohen geeft aan dat een effect size van 𝑑 = 0.20 klein is, dat 𝑑 = 0.50 verwijst naar een gemiddelde effect size en
dat men vanaf 𝑑 = 0.80 spreekt van een grote effect size.
𝑔𝑒𝑚𝑖𝑑𝑑𝑒𝑙𝑑𝑒 𝑣𝑎𝑛 𝑑𝑒 𝑒𝑥𝑝𝑒𝑟𝑖𝑚𝑒𝑛𝑡𝑒𝑙𝑒 𝑔𝑟𝑜𝑒𝑝 − 𝑔𝑒𝑚𝑖𝑑𝑑𝑒𝑙𝑑𝑒 𝑣𝑎𝑛 𝑑𝑒 𝑐𝑜𝑛𝑡𝑟𝑜𝑙𝑒𝑔𝑟𝑜𝑒𝑝
𝐸𝑓𝑓𝑒𝑐𝑡 𝑠𝑖𝑧𝑒 =
𝑠𝑡𝑎𝑛𝑑𝑎𝑎𝑟𝑑𝑑𝑒𝑣𝑖𝑎𝑡𝑖𝑒 𝑣𝑎𝑛 𝑑𝑒 𝑝𝑜𝑝𝑢𝑙𝑎𝑡𝑖𝑒
Hatti schuift effect size 𝑑 = 0.40 naar voren als benchmark. Volgens Hatti zijn alle effect sizes tot 𝑑 = 0.40 toe te
wijzen aan ontwikkelingsinvloeden en/of leerkrachteffecten. Dit leidt tot de vuistregel dat enkel effect sizes vanaf
𝑑 = 0.40 interessant zijn voor de onderwijskundige praktijk. Vanaf deze grenswaarde hebben de onderzochte
variabelen of processen een added value (toegevoegde waarde).
1.7 HET ONDERWIJSKUNDIG REFERENTIEKADER OP MICRONIVEAU
1.7.1 BESPREKING VAN VARIABELEN, PROCESSEN EN ACTOREN
KENMERKEN EN BEGELEIDING VAN INSTRUCTIEVERANTWOORDELIJKEN
De kenmerken van instructieverantwoordelijken beïnvloeden leerprestaties van lerenden. Zowel lerenden als
instructieverantwoordelijken hebben een visie (beliefs) over leren en instructie.
1 Relatie leerkracht-leerling
2 Professionalisering leerkracht
3 Verwachtingen leerkracht
4 Lerarenopleiding
5 Beheersing domeinkennis
Begeleiding van instructieverantwoordelijken kan betrekking hebben op alle aspecten van de instructieactiviteit. Ze
kunnen hiervoor terugvallen op begeleidingsplatformen, organisaties en websites die hun beslissingen op
microniveau kunnen beïnvloeden, richting geven of optimaliseren.
KENMERKEN EN BEGELEIDING VAN LERENDEN
Kenmerken van lerenden hebben een directe invloed op het eigen leerproces. Deze zijn deels extern bepaald door
de context waarin lerenden opgroeien en deels door interne variabelen. Deze interne variabelen kunnen versterkt
of verzwakt worden door externe variabelen.
Onderwijskunde 3
, 1 Inschatten eigen prestaties
2 Voorkennis
3 Voorschoolse start
4 Verminderen angst
5 Geslacht
De begeleiding van lerenden heeft betrekking tot de directe ondersteuning in de klas.
DE CONTEXT
De context is het geheel van instructie-externe variabelen en processen dat het ontwerpen, ontwikkelen en
uitvoeren van instructie beïnvloedt. De context slaat vooral op processen en variabelen die lerenden meebrengen
als een ‘rugzakje’ naar de instructiecontext. De context kan ook betrekking op de geografische, fysieke context.
LEERACTIVITEITEN
Leeractiviteiten worden beschouwd als een gevolg van instructieactiviteiten. In bepaalde opvattingen is de
leeractiviteit het startpunt van een instructie: ze starten de leeractiviteiten en beïnvloeden de instructieactiviteiten
en de plaats en de rol van de instructieverantwoordelijke. Leeractiviteiten centraal plaatsen is het omkeren van een
instructierelatie.
Leeractiviteiten verwijzen naar concreet gedrag van lerenden. De instructieverantwoordelijke moet nakijken of dit
gedrag overeenkomt met wat hij/zij nastreeft. Er moet dus een goede samenhang bestaan tussen de
instructieactiviteiten en de leeractiviteiten.
INSTRUCTIE LEREN
ORGANISATIE
De kenmerken van de organisatie zijn bepalend voor het samenspel tussen processen en variabelen bij het
didactisch handelen en de leeractiviteiten. Organisatie heeft betrekking op de sociale, fysieke en tijdsaspecten in
een klas; ook de klasregels en -afspraken maken er deel van uit.
Op het meso- en macroniveau is de organisatie ook belangrijk, omdat die bepalend is voor semipermanente
kenmerken van een instructiesysteem.
DIDACTISCH HANDELEN
Er bestaan heel wat modellen voor de typering van instructieactiviteiten waarin de verschillende componenten van
het didactisch handelen besproken worden. Modellen verschillen afhankelijk van het wetenschapsgebied van
waaruit men ze opstelt en zijn bepaald door theoretische en empirische inzichten. We onderscheiden:
o Bildungstheoretische modellen
o Informatietheoretische modellen
o Lerntheoretische modellen
LEERDOELEN/DOELSTELLINGEN
Leerdoelen worden concreet observeerbaar neergeschreven. Een operationeel leerdoel geeft concreet aan welk
gedrag men verwacht van lerenden en op welke inhoud dit gedrag betrekking zal hebben.
Onderwijskunde 4