Dit is een puntsgewijze samenvatting over economie katern 1: schaarste en ruil. Uit mijn ervaring is deze samenvatting redelijk makkelijk te begrijpen en als je dit een beetje leert haal je meestal wel een voldoende voor dit deel van de toets. Katern 1 komt in VWO 4, 5 en 6 terug.
- Uitleggen dat er spanning is tussen behoeften en beperkte middelen die mensen hebben om
in hun behoeften te voorzien.
- Beoordelen in hoeverre keuzes zijn gebaseerd op een hiërarchie in behoeften.
- Uitleggen dat middelen soms alternatief aanwendbaar zijn en voorbeelden geven hoe
gezinnen, producenten en de overheid hiermee omgaan.
- Schaarste ontstaat doordat je niet genoeg middelen hebt om in al je behoeften te voorzien.
Schaarste kan absoluut zijn, dus dat het er gewoon niet veel is, bijv. water in een droog
klimaat. Schaarste kan ook relatief zijn, als er wel veel is, maar je moet er wel iets voor
opofferen.
- Opofferingskosten zijn alle middelen die opgeofferd moeten worden om iets te verkrijgen.
Die kosten kunnen bestaan uit een geldbedrag, maar in de praktijk is het meer dan dat. De
opofferingskosten kunnen per persoon verschillen en zijn dus subjectief.
- Economie is de wetenschap die zich bezighoudt met de manier hoe mensen met de
schaarste middelen in hun behoeften proberen te voorzien.
- Basisbehoeften of primaire behoeften zijn voedsel, drinken, kleding en onderdak. Als er aan
deze basisbehoeften zijn voldaan, richten we op de secundaire behoeften. Dat zijn alle
andere behoeften die mensen kunnen hebben.
- Statusgoederen zijn producten waarmee je kunt voorzien in de behoefte aan erkenning,
waardering en het je onderscheiden van anderen.
- De manier waarop mensen prioriteiten stellen, hangt af van hun motieven.
- In de micro-economie bestudeer je de manier waarop huishoudens en bedrijven beslissingen
nemer over schaarse goederen en hoe ze kopen en verkopen op markten.
- In de macro-economie is de studie van onderwerpen die de gehele economie aangaan, zoals
de effecten van werkeloosheid in een land.
- Bedrijven en organisaties moeten beslissen over de inzet van productiemiddelen.
Productiemiddelen zijn: natuur, kapitaal, arbeid en ondernemerschap.
- De aanschaf van kapitaalgoederen noemen we investeren.
1.2 Budgettaire vraagstukken
Je kunt:
- Uitleggen wat een budgettair probleem is.
- Weten waarom modellen gebruikt worden in de economie en wat de betekenis van ceteris
paribus daarin is.
- Met behulp van de budgetlijn inzicht geven in budgetproblemen, daarbij kun je de budgetlijn
tekenen en aflezen.
, - Een begroting is een overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven in een bepaalde
periode. Zij de verwachte uitgaven lager dan de verwachte inkomsten, kun je sparen. Zijn de
verwachte inkomsten lager dan de verwachte uitgaven, dan heb je tekort. Je hebt dan een
budgettair probleem.
- In de begroting van een huishouden onderscheid je de volgende uitgaven: Dagelijkse
uitgaven, Vaste lasten en Incidentele uitgaven.
- Het verlagen van uitgaven noem je bezuinigen.
- Soms is het lastig om vast te stellen wat de oorzaak is en wat het gevolg, welke samenhang
er tussen de variabelen is en of die er wel is. Daarom gebruik je in economische theorieën
vaak vereenvoudigen van de werkelijkheid. Als variabelen weg worden gelaten noem je dat
ceteris paribus.
- De budgetlijn is een voorbeeld van een model dat de samenhang tussen iemands inkomen en
zijn uitgaven weergeeft.
- De budgetset bevat alle combinaties van een hoeveelheid van het ene goed en het andere
goed die je met het gegeven inkomen en tegen de gegeven prijzen maximaal kan kopen.
1.3 Koopkracht
Je kunt:
- Berekeningen uitvoeren met enkelvoudige indexcijfers.
- De ontwikkeling van de koopkracht berekenen en verklaren.
- Uitleggen hoe de consumentenprijsindex (CPI) wordt vastgelegd en je kunt met de CPI
rekenen.
- Om veranderingen in de tijd te kunnen vergelijken gebruik je indexcijfers. Een indexcijfer is
een getal dat aangeeft hoeveel een bepaalde grootheid in een periode is veranderd ten
opzichte van een afgesproken periode. Dat is het basisjaar.
- Stijgen of dalen de prijzen van goederen, dan heeft dat invloed op wat je kunt kopen.
Koopkracht is de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen. Het
stijgen van de prijzen van goederen en diensten noem je inflatie. Het dalen van de prijzen
van goederen en diensten noem je inflatie.
- Het inkomen dat je in euro’s verdient is het nominaal inkomen. Het nominaal inkomen
gecorrigeerd voor de inflatie is het reëel inkomen. Dit reëel inkomen geeft aan hoeveel
goederen je kunt kopen met je nominaal inkomen. Het reële inkomen is hetzelfde als de
koopkracht.
- Hyperinflatie is een zeer sterke vorm van inflatie. Bij hyperinflatie stijgen de prijzen dagelijks.
Hyperinflatie ontstaat wanneer een grote hoeveelheid geld wordt gecreëerd die niet in
verhouding staat tot de economische groei van een land.
- De consumentenprijsindex (CPI) geeft de prijsverandering weer van de belangrijkste
goederen en diensten die huishoudens in Nederland aanschaffen. Dit noem je ook wel het
boodschappenmandje.
- Het verzamelen van informatie over het bestedingspatroon van huishoudens noem je
budgetonderzoek.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur woutervandortmont. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.