Sociologie 1e BaMV
Sociologie
HOOFDSTUK 1: WAT IS SOCIOLOGIE?
SOCIOLOGIE is de WETENSCHAP die begaan is met de systematische studie van …
• Interactie tussen personen en sociale eenheden
• Factoren die deze interactie bepalen
• Gevolgen daarvan voor het menselijk gedrag
1 SOCIOLOGISCH DENKEN
1.1 INLEIDING
Sociologie is meer dan alleen studeren → het is een manier van denken.
• Sociologen stellen zich abstracte vragen
o Vb. Waarom gedragen mensen zich volgens bepaalde regels?
• Sociologen stellen zich heel concrete vragen
o Vb. Welke invloed heeft onze sociale context: op ons zelfbeeld?
o Vb. is roken cultureel bepaald en is het deviant gedrag of niet?
▪ Verklaring: Gedrag die men stelt is steeds devianter aan het worden →
vroeger mocht men roken in de trein, op café… en als dit nu gebeurd wordt
dit als deviant aanschouwd
PROBLEMEN in de samenleving hebben altijd gevolgen voor individuen:
• Frustratie
• Ziekte
• Zelfmoord
DAAROM is het van belang te weten hoe een samenleving leefbaar kan worden gemaakt.
Om sociologisch te kunnen denken zijn 2 zaken belangrijk:
• Het is belangrijk te beseffen dat alles contingent is, maar niet arbitrair
• Je moet weten wat de sociologische verbeelding inhoudt
1.2 ALLES IS CONTINGENT, MAAR NIET ARBITRAIR
1 ALLES IS CONTINGENT…
• Contingentie is iets dat waar is, maar niet noodzakelijk
• Alle gewoontes, handelingen, instituties die voor ons vanzelfsprekend lijken, zijn ergens
anders vaak totaal anders
1
,Sociologie 1e BaMV
• De FRANSE FILOSOOF BLAISE PASCAL (17e eeuw) → “wat geldt als waarheid aan de ene kant
van de Pyreneeën, is dwaasheid aan de andere kant”
• HOWARD BECKER (1963) → boek ‘the outsiders’
o Afwijkend gedrag wordt door de samenleving geproduceerd
Besef van CONTINGENTIE
o Om dit te hebben moeten we in staat zijn om het vanzelfsprekende in vraag te
stellen, beseffen dat onze gewoontes, afspraken en instituties relatief zijn
2 MAAR NIET ARBITRAIR
• GEEN toeval
• Socioloog zoekt naar PATRONEN van interactie/sociaal handelen, naar SOCIALE
DETERMINANTEN daarvan en SAMENHANG
o Bv. Is het toevallig dat de participatie aan het hoger onderwijs is gestegen?
o Bv. Is het toevallig dat we een verband zien tussen inkomen en gezondheid?
3 DE MENS MAAKT ZIJN EIGEN GESCHIEDENIS
• Besef van contingentie betekend ook dat sociale wetenschappers het idee verspreidden dat
de mens zijn eigen geschiedenis en instellingen maakt = eigen wetgever
o Geloofd niet langer in een ‘opperwezen’ of ‘het lot’
• Dit idee van contingentie vond men terug bij de 18E -EEUWSE DENKER JEAN-JACQUES ROUSSEAU
o Indien wetten slechts conventies zijn, door mensen gemaakt, waarom worden ze dan
nageleefd?
Sociologisch denken betekent dus het in vraag stellen van het zelfsprekende, om zich vervolgens de
vraag te stellen hoe sociale orde mogelijk is in een maatschappij waarin men beseft dat alles relatief
is.
1.3 DE SOCIOLOGISCHE VERBEELDING
Sociologen stellen het vanzelfsprekende in vraag, om vervolgens oorzaken te zoeken voor die
vanzelfsprekendheden.
2
,Sociologie 1e BaMV
Op een sociologische manier denken betekent: individuele gebeurtenissen plaatsen en verklaren
vanuit het geheel van sociale relaties, die zelf een specifieke historische oorsprong hebben.
DOEL VAN DE SOCIOLOGIE
• Fundamenteel onderzoek
o Algemene wetmatigheden in het sociale gedrag van mensen ontdekken.
o Probabiliteitsverbanden = procentuele kans op dat er iets zal gebeuren verfijnen
o (natuurwetenschappen: 100% voorspelbaarheid)
• Toegepast onderzoek
o Kennis verwerven die bruikbaar is voor het oplossen of voorkomen van sociale
problemen.
o Op zoek gaan naar oorzaken en gevolgen van bv. criminaliteit, drugsverslaving,
veiligheid (bv. onveiligheidsgevoelens)
1.4 DE SOCIALE CONTEXT
1.4.1 DRIE NIVEAUS: MICRO, MESO, MACRO
Deze ‘sociale context’ is het geheel van sociale relaties waar iemand deel van uitmaakt. Bestudeerd
op 3 niveaus
• MACRO → samenleving, sociale categorieën…
• MESO → sociale instituties, groeperingen…
• MICRO → gezin, de vriendengroep, en rolrelaties hierin (vb. ouder-kind)
1.4.2 CONTEXTUELE FACTOREN
= kenmerken van de sociale context waarin de interactie plaats vindt die de interactie beïnvloeden
WAT BEVINDT ER ZICH NU IN DIE CONTEXT?
• Sociologische factoren
o Factoren die zelf het resultaat zijn van interactie tussen personen en gaan op hun
beurt nieuwe interacties beïnvloeden
▪ Bv. normen, wetten → conflict
▪ Bv. Arbeidsspecialisatie vereist samenwerking
• Demografische factoren
o Beschrijft een bevolking en haar veranderingen
o Structurele kenmerken van een bevolkingsgroep
▪ Bv. leeftijdsstructuur, bevolkingsdichtheid, sterfte, huwelijkscijfer, migratie,
vergrijzing…
o Deze factoren kunnen het gedrag van de maatschappijleden bepalen
▪ Bv. youth bulge (zie slide 37)
• Ecologische factoren
o Klimatologisch → klimaat beïnvloedt het gedrag van mensen
o Geografisch
3
, Sociologie 1e BaMV
• Materiële factoren
o Grondstoffen, technologie, infrastructuur,… waarover een maatschappij beschikt
o Bv. Facebook-generatie → betoging?
• Economische factoren
o = factoren die in verband staan met de productie, consumptie en distributie van
diensten en goederen
o BNP = de globale waarde van alle goederen en diensten geproduceerd door de
inwoners van een bepaald land
o Economische conjunctuur: Hoog of laag?
▪ (groei versus recessie) - Bv. werkloosheid
1.5 GEDRAG, SOCIAAL HANDELEN EN INTERACTIE
Dit zijn cruciale begrippen binnen het sociologisch denken.
1.5.1 GEDRAG
• GEDRAG → elke actie of reactie van een individu, zoals; lichamelijke beweging, verbale
uiting of een subjectieve gewaarwording
• Het gaat om
o Zichtbaar sociaal gedrag
o Ideeën, opinies, attitudes, gevoelens
o Cognitieve prestaties
1.5.2 SOCIAAL HANDELEN
• SOCIAAL HANDELEN → Is elk handelen dat gericht is op anderen of beïnvloed wordt door
anderen
• De actor die sociaal handelt houdt rekening met wat de ander doen, gaan doen, of gedaan
hebben
o → Gericht op: heden, verleden of toekomst
• Subjectieve betekenis (mentale voorbereiding) gericht op de andere (Geen imitatiegedrag)
Sociologie gaat oorzaken van de patronen in sociaal handelen zoeken in de sociale context
waarbinnen dat sociaal handelen zich afspeelt
1.5.3 INTERACTIE
We spreken van interactie wanneer mensen een complementaire betekenis geven aan elkaar
handelen, elkaars beïnvloeden. Er zijn minimum 2 actoren betrokken bij de interactie.
• Kenmerkend voor interactie
o Wisselwerking tussen actoren
o Men anticipeert op het gedrag van de andere
o Er is een gemeenschappelijke interpretatie van elkaars handelen
4