Samenvatting Psychologie
Begrippen
Medulla oblongata Het verlengde ruggenmerg
Mensen zelfde fenotype Lijken uiterlijk heel erg op elkaar
Flitslichtherinnering Een herinnering aan een onverwachte of
ongewone gebeurtenis
Wishfull thinking Fenomeen waar men een wens voor waar
neemt
Typlogie Een classificatiemethode om mensen in te
delen
Pyschopatologie Verzamelnaam psychische ziektes
Lalofobie Angst om in het openbaar te spreken
Multipelepersoonlijkheidsstoornis Iemand met gespleten persoonlijkheid
Paranoia Achtervolgingswaanzin
1. Wat is Psychologie?
Inleiding:
Mogelijkheden om menselijk gedrag te verklaren:
- Biologische benadering -> redcutionisme, werking van hormenen/hersenen vb.
Darwinisme
- Creationisme -> intelligent design, de mens is zo gecreeerd door een God of
meerdere en daar kan niks aan veranderd worden, dat kan niet fout zijn
- Pseudowetenschappen -> tonen zich toe nr wereld als wetenschap maar kan niet
bewezen worden
- Sociologie -> verklaring door nr omgeving te kijken.
- Mensenkennis ongeveer = intuïtive kennis
- Psychologie =
1.1. wat is psychologie?
A. Psychologie = een wetenschap
A.1. Onderscheid met mensenkennis:
- Mensenkennis = reeks opvattingen & verwachtingen over mensen opgebouwd uit
ervaringen, verschillend per persoon.
- Fouten tussen de verschillende mensenkennissen. Vb. uw mensenkennis kan niet
garanderen om elk gedragvan mens te verklaren. <-> psychologie heeft doel om wel
elk gedrag te verklaren
- = Niet-systematisch: beperkte ervaringen, afhankelijke toevaligheden, neiging tot
snelle veralgemening
- = Niet kritisch: weinig in vraag gesteld, mislukkingen worden toegedekt.
- = Oncontroleerbaar: niemand heeft dezelfde ervaringen
- = subjectief= weerspiegelt meer het kennende subject dan het gekende object. ->
geeft meer weer over jezelf dan andere omdat je ander gedrag gaat afmeten op
eigen gedrag.
LVR
, Tekening: uitleg: je voelt of denkt iets maar kan niet verwoorden of conflict tussen
emoties en denken.. je bent verliefd maar uw verstand zegt dat je niet bij die
persoon past. Wat vanbinnen zit wil je nr buiten brengen maar soms is dat moeilijk.
! Kan 8 keer in een communicatie foutgaan. ! (8pijlen)
A.2. Wetenschappelijke kennis (vraag notities tot experiment Milgram)
• =systematisch: eenzijdigheid vermijden, afgelijnd begrippenkader, geordend
hiërarchisch geheel
• = kritisch: voortuderend in vraag stellen, hypothese niet absoluut willen bewijzen
• = controleerbaar: experiment te herdoen door 3e met dezelfde conclusie, nauwkeurig
beschrijven van experiment
• = Intersubjectief (niet objectief)= alle kennende subjecten zijn het eens over de
toepassing v/e theorie en de te verwachten resultaten., streven naar zoveel mogelijk
waarborgen.
• Pragmatisme= wat bruikbaar is, is waar.
B. Object v/d psychologie als wetenschap
• Onenigheid, zowel intern als extern
• Verschillende stromingen, elk met hun eigen methoden van kennisverwerving
• Duidelijke linken en overlappingen met andere wetenschappen
Een voorbeeld: depressie: mogelijke verklaringen:
• Relatietherapie -> de partner
• Psychoanalyse -> de wortels van je bestaan
• Geneeskunde -> chemische huishouding ( neurotransmitters, bv. Serotonine)
• Sociologie -> stemingsstoornissen deze tijd. Prevalentie = percentage mensen v/e
welbepaalde groep die ziekte heeft of gehad heeft.
Poging tot defenitie: psychologie is de wetenschap v/d psychische verschijnselen, zijnde:
• Bewustzijnsverschijnselen = waar ik alleen bewust van ben
o Gebeurtenissen, ervaringen, waarnemingen waarvan alleen de persoon die ze
heeft er ook weet van heeft.
o Logische onderwerp van psychologie
o Niet meetbaar
o 2 soorten BWZ: 1. primair bwz of awareness(= bewustzijn gemeenschappelijk
met dieren. 2. Secundair bwz of consciousness (= reflectief nadenken over
dingen, goed/slecht)
• Uitwendig constateerbare gedragingen = lichaamelijk, allerlei soorten gedragingen.
o Vb.grijpen, knipperen, allerlei reflexen.. de weg zoeken, onderhandelen.
o Behaviorisme: objectieve psychologie houdt enkel rekening met uitwendig
waarneembaar gedrag en de situatie waarin dit voorkomt.
o Gedrag= meer dan zuivere bewegingen, welbepaald doel/ geheel van
handelingen met een bepaald effect.
Gedrag= bewustzijnsverschijnele + uitwendig gedrag. Beide interageren elkaar en leveren
wetenschappelijke kennis op. Verwantschap tussen beide is zo groot dat ze beiden menselijk
gedrag worden genoemd.
LVR
, • Sociale en andere relaties= gedrag wordt beïnvloed door personen, omgeving
o Gevolgen of invloeden van de interactie van het organisme met zijn
omgeving.
o Wisselwerking met het gedrag van andere
o Wisselwerking met andere factoren, zoals de woonomgeving
Conclusie:
Psychologie is een wetenschap waarbij:
• Zowel het uiterlijk gedrag wordt bestudeerd
• als de gevoelens die mensen hebben bij het ervaren van hun gedrag.
• En de omstandigheden waarin dit plaatsvindt
Een andere mogelijkheid tot indeling van het gedrag:
• Cognitieve: waarnemen, onthouden, fantasie,..
• Afectieve: gevoelens, emoties
• Volutieve: willen en streven
• Motorisch: bewegen
! Gedrag staat in verband met !:
• Persoonlijk verleden
• Gedrag van anderen
• Referentiegroepen
• Cultuur & maatschappij
• Erfelijkheid= groep waaran je je kan spiegelen (kijk na)
• Persoonlijkheid= extravert/intravert
• Leeftijd
• Handicap
• Materiële toestand
• Historische feiten
C. Psychologische theorieën
• Psychologie= veelkoppig monster
• Poging tot ordening: psychologsiche theorieën
• ! Psychologische theorie= referentiekader waarmee gedragingen in de meest ruime
zin bekeken worden
• Tourette syndroom: wordt gekenmerkt door ongewenste bewegingen en geluiden
die men 'tics' noemt
LVR
, C.1. drie functies v/e theorie
Theorie= samenhangend geheel van beweringen waarin alle gekende wetmatigheden
betreffende de bestudeerde werkelijkheid vervat zitten.
• A.Ordenen= systematisch beschrijven volgens expliciete regels zodat de verbanden
helder geformuleerd worden en aldus repliceerbaar zijn. Dit is theoriegeladen en dus
niet objectief (= onvermijdelijk)
• B.Verklaren en voorspellen= samenhangende uitleg van de waargenomen gegevens
of data geformuleerd in toetsen, hypotheses, die uiteindelijk wetmatigheden
opleveren.
o !!Falsificeren(= het weerleggen van een uitleg door het aantonen van de
waarheid) is veel makkelijkere dan verifiëren.
• C.Heuristische functie= een theorie moet leiden tot nieuwe ideeën en inzichten., een
goede theorie laat toe om nieuwe, juiste voorspellingen te maken.
o Person swap experiment
Vb. C: experiment Milgram: onderzoek nr de invloed van de omgeving op gehoorzaamheid
Via een advertentie vinden ze 40 proefpersonen. Deze proefpersonen worden de leeraren in
het experiment. De leerlingen zijn medewerkers van het experiment maar dit is geheim voor
de proefpersonen. De leerlingen worden vastgebonden op stoel met electroden. De leraar
heeft instrumentenbord met 30 knopjes (van 15-450 volt) om aantal volt te bapelen van
schokkracht. Eerst krijgen de leraren zelf een schok om aan te voelen, hoe zwaar 45 volt is.
Leerling moet woordparen uit hoofd leren en leraar moet vragen stellen. Bij elk fout
antwoord moet de leraar een schok geven en dit telkens per fout verhoogt met 15volt. Vele
leraren begonnen te twijfelen om door te gaan met proef wnt ze kregen ook schreeuwen te
horen. Maar experimentleider moedigt dan aan en zegt dat niks fout kan gaan. Hieruit zag
men dat geen enkel leraar stopte voor 300 volt.
Verklaring: werkzame factoren zijn
• Legitimiteit v/d proefleider
• Controle v/h gezag
• Eventuele verzet v/h slachtoffer
Heuristisch: oorlogsmiddelen, verboden injecties door verpleegsters
C.2. de empirisch-theoretische cirkel of cyclus
Tekening:
Uitleg tekening:
Theorie= concept over de werkelijkheid, emperie= de werkelijkheid, praktijk
• Vanuit een vaststelling gaan we induceren, van iets concreet iets algemeen maken ->
een hypothese maken.
• We gaan weer meer gedetailleerder gaan -> een voorspelling, van algemeen naar
concreet = deduceren
• We doen gans dat proces opnieuw en opnieuw, als we iedere keer “zelfde”
tegenkomen dan heb je wet.
Vb. vastelling: trein komt, remt af, mensen kijken nr de deuren van waar gaan ze komen, hoe
komt ik er als eerste op.
LVR