BIOMETRIE (HOC)
Thema 0 + 1
THEMA 0: INLEIDING
• Biometrie: het meten van biologische verschijnselen.
o De wetenschap van het toepassen van statistische methoden op
biologische gegevens (o.a. het berekenen van de morbiditeit en mortaliteit in
epidemiologisch onderzoek).
o Omvat eveneens het meten en kwantificeren van de morfologische
verschijningsvormen van het individu (o.a. lichaamssamenstelling, constitutie,
houdingsevaluatie, lichamelijke groei en ontwikkeling) en hoe dit alles
functioneel verband houdt met zaken zoals ziekte, gezondheid en
lichamelijke prestatiegeschiktheid.
• Antropometrie: het meten van mensen.
o Dit is een onderdeel van biometrie.
o Vaststellen van afmetingen en verhoudingen menselijke lichaam.
• Kinantropometrie: het meten van de mens in beweging.
o De wetenschap van het toepassen van niet-invasieve meettechnieken voor
het bepalen van lichamelijke structurele kenmerken...
o ...qua grootte, dimensie, proportie, vorm, samenstelling, fysieke rijping en
(neuro)motorische functies...
o ...in verband gebracht met gezondheid, fitheid, lichamelijke
prestatiegeschiktheid, groei en ontwikkeling van de mens.
Dit is een onmisbare schakel in het geheel van kennis en toepassingen in
vakgebieden zoals LO, kine en bewegingswetenschappen !!!
Kinantropometrie heeft betrekking op het meten en evalueren van verschillende aspecten
van de mens in beweging, in combinatie met lichamelijke en fysieke karakteristieken, zowel
binnen het individu als op populatieniveau.
Dit vertaalt zich ook in verschillende toepassingsgebieden in de praktijk.
Zie PPT dia 6.
Toepassingsgebieden biometrie
• Groei & ontwikkeling, maar ook verouderingsprocessen.
o Bv. Groeit iemand ‘normaal’ volgens zijn leeftijd?
• Sportprestaties.
o Bv. Is er een relatie tussen beenlengte en loopprestatie?
• Gezondheid.
o Bv. Wat is de relatie tussen vetmassa en kanker?
• Effectiviteit bewegings- en voedingsinterventies.
o Bv. Welk effect heeft interventie op lichaamssamenstelling?
• Fysieke ergonomie.
1
, o Bv. Ideale afmetingen van een fiets(kader) in verhouding tot de been-, arm- en
romplengte van de fietser.
Hierbij zijn (relatief) eenvoudig aan te wenden methoden zeer belangrijk.
• Toepasbaar in real life situaties.
o Grote samples in kleine tijdspannen.
THEMA 1: ANTROPOMETRIE – SOMATOMETRIE
1. Definitie
• Antropometrie = meten van mensen.
• Somatometrie = meten van het lichaam/lichaamsdimensies/proporties.
Beide begrippen duiden op een kwantitatieve vaststelling van de afmetingen en
verhoudingen van het menselijk lichaam, en verwijzen naar ‘technieken’ en ‘methoden’
om deze vormelijke aspecten cijfermatig uit te drukken.
Deze begrippen worden vaak door elkaar gebruikt.
2. Referentiewerk(en)
De antropometrie/somatometrie is afhankelijk van de naleving van specifieke regels en
standaardisatie met betrekking tot meetlocaties (want metingen binnen somatometrie
gebeuren o.b.v. een aantal anatomische referentiepunten op het lichaam), maar er zijn ook
specifieke regels na te leven wat betreft het gebruik van meettechnieken en -instrumenten.
3. Instrumentarium
Zie foto’s PPT.
3.1 Lengtes
Voorbeelden: lichaamslengte, armlengte, …
• Antropometer.
o Gekalibreerde stang.
o 2 loodrechte armen, waarvan er 1 vast zit en 1 beweegbaar is.
o Afstand tussen beide uiteinden vormt je lengte (of breedte).
o Met vrije vingertoppen → locatie van de bijhorende anatomische
referentiepunten bepalen.
• Segmometer.
o Meer mobiel alternatief van antropometer.
o Metalen oprolbaar meetlint.
o 2 loodrechte plastieken uitsteeksels (1 vast, 1 beweegbaar).
o Opnieuw vingertoppen gebruiken.
o Correcte waarden zijn afleesbaar.
• Stadiometer.
o Vaak voor meten van gestalte/staande lengte.
o Kan ook gebruikt worden om zithoogte te meten.
o Meestal (en bij voorkeur) bevestigd aan een wand.
o Horizontaal vlak wordt tot op het hoofd naar beneden geschoven.
2
,3.2 Breedtes
Voorbeelden: heupbreedte, schouderbreedte, …
• Antropometer.
• Spreidingscaliper.
o Voor kleinere afstanden of moeilijker te bereiken plaatsen.
o Scharnierend instrument.
o Voornamelijk gebruikt om de romp (anterior/posterior) en andere dieptes te
gaan meten.
o Armen/takken van de caliper moeten elk op zich voldoende lengte hebben om
het gewenste volume te kunnen omvatten.
• Schuifcaliper.
o Voor kleinere afstanden of moeilijker te bereiken plaatsen.
o Bestaat in grotere of kleinere formaten.
3.3 Omtrekken
Voorbeelden: lendenomtrek, …
• Meetlint.
o Flexibel.
o Wordt ook antro-tape genoemd.
o Is niet hetzelfde als een glasvezel lint (zoals vaak in naaidoos).
▪ Dit glasvezel lint kan mettertijd uitrekken → minder nauwkeurig.
▪ Antro-tape is van metaal en hierdoor kan dit niet gebeuren.
o Aantal centimeter voor de nullijn.
▪ Omdat de meter steeds overlapt wordt bij een meting.
▪ Laat toe dat je de meter lichtjes kan verschuiven.
▪ Bv. in- of expiratie, ont/ontspannen van de bovenarm, …
▪ Zo kan t.h.v. de nullijn de juiste afstand afgelezen worden.
3.4 Gewicht
Voorbeeld: lichaamsgewicht, …
• Weegschaal.
o Logischerwijs geijkt (d.m.v. kalibratiegewichten) voor onderzoek.
o Elektronische weegschaal (t.o.v. analoge) → meer nauwkeurig.
▪ Bv. tot op 50 gram, tot op 2 gram zelfs in ons labo.
3.5 Onderhuids vet
• Skinfold calipers of huidplooimeters.
o 2 klauwen/uiteinden die je rond de huidplooi plaatst.
▪ Staan onder constante spanning (regelmatige calibratie is nodig).
o Gebruikt om de dikte van 1 of meerdere huidplooien te bepalen op meerdere
plaatsen van het lichaam.
o De aanwezige hoeveelheid subcutaan/onderhuids vetweefsel kan worden
bepaald.
Een huidplooi bestaat uit huid, onderhuids BW, onderhuids vetweefsel.
o Huidplooi wordt letterlijk opgepakt van de onderlaag die uit spieren bestaat.
o Vervolgens → meter op huidplooi.
o Zo kan je de dikte gaan aflezen vanop de skinfold caliper.
Het uitvoeren van metingen wat betreft de huidplooi is vrij moeilijk en vergt enige ervaring.
3
, Er bestaan verschillende soorten (ander materiaal, andere fabrikant, …).
• Harpenden, Slimguide, Holtain, …
• Door het ISAK wordt het gebruik van de Harpenden aangeraden.
o Is zeer duur in vergelijking met andere meters.
3.6 Criteria gesteld aan instrumenten
• Gemakkelijk te ijken (= kalibreren + justeren).
o Kalibreren = vergelijken met (gouden) standaard.
▪ Bv. je plaatst een gekend gewicht op een weegschaal en gaat na of de
weegschaal ook dit gewicht aangeeft.
o Justeren = eventuele afwijkingen corrigeren indien nodig.
• Validiteit en betrouwbaarheid.
• Gemakkelijk te hanteren.
• Goed afleesbare schaal.
• Accuraatheid van de schaal.
• Aanvaardbaar voor de proefpersoon.
• Degelijke prijs/kwaliteit verhouding.
4. Subjecten
• Toestemming of informed consent.
• Minimale kledij (bv. ondergoed, zwemkledij (bij vrouwen bij voorkeur 2 delig), …).
o Want contact met de blote huid is vereist.
• Comfortabele kamertemperatuur.
• Antropometricus vaak best van het zelfde geslacht.
o Wordt vaak als minder ongemakkelijk ervaren voor de PP.
• Privacy/overtuigingen van de PP respecteren.
o Bv. geloofsovertuigingen, …
• Passend omgaan met bepaalde populaties.
o Bv. in situaties bij mensen met heel strakke huid, letsels, veel vetweefsel, …
o Hier wordt aanbevolen om enkel te meten indien grote fouten bij het meten en
onnodige verlegenheid bij de PP kunnen worden vermeden.
5. Kenmerken van een goed antropometricus
• Anatomische kennis (!).
• Voldoende ervaring in palperen van bepaalde referentiepunten en uitvoeren van
bepaalde metingen.
• Zicht voor afstanden.
• Orde, zin voor precisie.
• Bezorgdheid t.o.v. gevoeligheden van subjecten.
• Zorg voor wetenschappelijk materiaal (instrumenten en data).
• Goede concentratie bij het uitvoeren van metingen.
• Geen lange vingernagels.
o Omwille van hygiëne en preventie van kwetsuren.
Het vereist veel oefening en ervaring om nauwkeurige en betrouwbare metingen te kunnen
uitvoeren.
• Minstens metingen op 20 PP.
• Vergelijken met expert.
• Werkwijzen en richtlijnen dienen gekend en opgevolgd te zijn/worden.
4