Personenbelasting
Cursusmateriaal: handboek en WIB. Niet alles van kennen!
Inhoud van personenbelasting: we gaan eerst kijken naar het grote schema. We zullen
daar niet alles van zien, want we hebben al delen gezien in de basiscursus. Er zijn vier
soorten inkomsten:
- Onroerend inkomen (juridisch inkomen), niet als je een gebouw verkoopt! Dan is
dat via een andere categorie
- Roerend inkomen
- Beroepsinkomen
- Divers inkomen
Afhankelijk van waar het inkomen uit voortvloeit. Bij elke categorie krijg je dan een
nettobedrag. Als je kijkt naar de roerende inkomsten: deze zullen bij de meesten niet
vermeld worden bij de aangifte personenbelasting, want er wordt vaak roerende
voorheffing ingehouden. De persoon die de dividenden en interesten uitbetaald, zal
belasting inhoudend (roerende voorheffing), en dan moet je dat niet meer aangeven als
natuurlijke persoon, dat is bevrijdende roerende voorheffing, maar dat wordt niet altijd
gedaan.
Als je alle nettonbedragen hebt, dan tel je ze op en dat is je totaal netto-inkomen. Daarvan
moet je bekijken tegen welke tarieven dat wordt belast: ofwel volgens de progressieve
tarieven, ofwel een afzonderlijke aanslagvoet. Deze laatste vind je terug in 171 WIB. Daar
moet eventueel nog aftrekbare bestedingen van afgetrokken worden: dat zijn
onderhoudsgelden, want dat is eigenlijk het inkomen van het kind. Onderhoudsgelden is
de enige soort! Deze aftrekbare bestedingen mogen enkel in mindering van het stuk van
je totaal netto-inkomen dat progressief belastbaar is afgetrokken worden! (Zie zeker
schema op slides). Dan hou je een bedrag over, en dat is je belastbaar inkomen. Dat
bestaat weer uit twee stukken: progressief en afzonderlijk belastbaar. De progressief
berekende vormen de basisbelasting, en de afzonderlijke de belasting op afzonderlijke
belaste inkomsten.
De basisbelasting kan nog verminderd worden:
1
,Hier gaat het over verminderen, niet meer aftrekken! Bij aftrekken gaat er iets af van je
grondslag, vooraleer je de personenbelasting berekent. Het bedrag van de vermindering
gaat af van je te betalen personenbelasting. De eerste is de vermindering voor
belastingvrije sommen: iedereen heeft een deel inkomen waarop je geen
personenbelasting zal betalen, een minimaal bedrag nodig om van te leven en daar mag
niets van afgenomen worden. Hierna heb je de om te slane belasting. Later zien we
waarom dit zo noemt. Daarvan gaan verminderingen voor pensioenen en
vervangingsinkomen af (bijvoorbeeld werkloosheidsuitkering), en dan nog een
vermindering voor buitenlandse inkomsten (bijvoorbeeld verhuring gebouw die in het
buitenland gelegen is). Je wordt wel belast op je wereldwijd inkomen. Door de
vermindering ga je uiteindelijk in België toch niets betalen. Dit resulteert in de hoofdsom.
Beide samen vormen je totale hoofdsom.
Wat doe je met de totale hoofdsom: wat op de slide staat, is het gevolg van de zesde
staatshervorming. Vroeger was alles federaal, maar nu hebben de gewesten ook bepaalde
bevoegdheden en kunnen ze wat personenbelasting gaan heffen. Voor de totale hoofdsom
gaan we moeten kijken op welke inkomsten we dat hebben berekend, welke inkomsten
zitten in dat totale netto-inkomen, en als er in dat totaal inkomen deze inkomsten zitten,
dan gaan we de belasting die daarop betrekking heeft apart zetten. Deze vind je terug in
17 §1 WIB. Dit zijn de roerende inkomsten, en de eerste zijn dividenden. Hetzelfde voor
interesten en royalty’s. Daar zie je dat het gaat over de verhuur van roerende goederen,
zoals een wagen of rechten die je verhuurt. Dat valt allemaal onder de noemer royalty’s.
Daarop wordt nooit roerende voorheffing gegeven. Bijvoorbeeld een levensverzekering
en je krijgt elk jaar een bedrag, dit kan een roerend inkomen zijn. Deze rente zal je moeten
aangeven en daar wordt geen roerende voorheffing op ingehouden. Geef je de rente aan,
dan zit dit bij ‘belasting op andere inkomsten’. Als laatste heb je nog auteursrechten. Dit
zijn de eerste drie die men viseert. Loten van effecten van leningen is divers: je hebt je
ingeschreven op een obligatie van een vennootschap, het levert je interest op, maar het
kan zijn dat de vennootschap je vervroegd gaat terugbetalen, en dan realiseer je een
meerwaarde. Dat is een divers inkomen. Ook meerwaarde op effecten en waarden, 90
WIB: als je een aandeel verkoopt, zit dat niet onder roerende inkomsten want dat is geen
juridisch inkomen. Dat is niet belastbaar tenzij er sprake is van speculatie (een abnormaal
beheer). Het gaat allemaal over inkomsten uit beleggingen. Vandaar dat men spreekt over
de belasting op de roerende inkomstenbox. Allemaal inkomsten uit beleggingen. Deze
belasting is allemaal federale overheid.
De andere inkomsten, daar hebben gewesten wel bevoegdheden gekregen, dat noemt
men de belasting staat. Deze termen staan in de bijzondere financieringswet. Wat doen
2
,we met de belastingstaat: daar trekken we de belastingstaat maal de autonomiefactor
(24,957%) af.
Stel: belastingstaat is 100, dus daar trek je 24,957 van af. De gereduceerde belastingstaat
is dan 75,043. Dat is wat de federale overheid houdt. Dan hou je uiteindelijk de federale
personenbelasting over. De federale belastingverminderingen zien we nog.
Wat doet het gewest? Zij heeft de bevoegdheid opcentiemen te heffen. Deze worden
toegepast op het bedrag van de gereduceerde belasting staat. Zolang de gewesten geen
initiatief nemen van belasting heffen, dan gaan we in de bijzondere financieringswet
inschrijven dat het tarief van de opcentiemen 33,257% is. We moeten dus op het bedrag
gereduceerde belasting staat (75,043) daarop 33,257 toepassen, en als je dat uitrekent
heb je hier 24,957. Net hetzelfde bedrag als eerst weggegaan is. Op die manier blijft het
voor de belastingplichtige neutraal zolang de gewesten zelf niets beslissen. Het Waals
gewest: wij gaan uitdrukkelijk ook in een decreet inschrijven dat we die 33,257%
behouden. Enkel in het BHG is er dus een afwijking.
Het gewest kan ook nog een beleid voeren: 24%, maar we gaan bepaalde inkomsten toch
zwaarder belasten op bijvoorbeeld een onroerend goed met slecht energieverbruik. Ze
kunnen ook kortingen of belastingverminderingen voorzien. Voorbeeld van zo’n
vermindering: men gaat het beroepsinkomen hebben, en voor de lage lonen zorgen we
ervoor dat er een vermindering is, de ‘jobbonus’. Dan kom je aan de gewestelijke
personenbelasting.
3
, De totale personenbelasting kan nog vermeerderd worden. Meest eenvoudige voorbeeld
zijn zelfstandigen die vooraf moeten betalen. Doen ze dit niet, dan moeten ze achteraf
meer personenbelasting betalen. Je hebt ook federale verrekenbare niet-terugbetaalbare
bestanddelen: je kan het in mindering brengen, maar als het dan op nul staat, kun je niets
terugkrijgen. Daarvan gaan we zien dat de bonificatievoorafbetaling een voorbeeld is.
Dan terugbetaalbare belastingkredieten: je personenbelasting staat op 0 maar je kan nog
iets terugkrijgen, en dit is zowel federaal als gewestelijk. De federale verrekenbare en
terugbetaalbare bestanddelen: op alle voorschotten die je al betaald hebt op je
personenbelasting, bijvoorbeeld een werknemersbedrijfsvoorheffing of roerende
voorheffing en de voorafbetaling. Dan komt er nog aanvullende gemeentebelasting bij,
afhankelijk van de gemeente waar je woont. Deze wordt berekend op de totale
personenbelasting.
Moet onze belastingplichtige dan nog bijbetalen na het berekenen van de
personenbelasting? Is het een positief bedrag, dan moet hij dat nog bijbetalen, en is het
negatief dan krijgt hij het terug van de fiscus.
Opbouw van de cursus:
Eerste deel is met berekeningen. De test in november staat op 5/20 en daarin moet je een
berekening kunnen maken. Dit zal 2u of 2u30 duren. De rest is allemaal meer theorie en
4