Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Module Onderzoek En Behandeling €3,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Module Onderzoek En Behandeling

 13 vues  0 fois vendu

Samenvatting Module Onderzoek En Behandeling 1ste jaar revalidatiewetenschappen en kinesitherapie

Aperçu 8 sur 21  pages

  • 17 octobre 2021
  • 21
  • 2019/2020
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (14)
avatar-seller
silke_bertels
Module onderzoek en behandeling:


Bovenste extremiteiten:
Elleboog regio:
Botstructuren:

- Humerus:
o Crista supraepicondylaris lateralis, epicondylus lateralis
 P in zit  elleboog flexie  epicondylus lateralis minder uitgesproken maar
wel goed palpeerbaar  langs laterale zijde  kan dan richting proximaal de
crista supra… meevolgen  iets scherper dan mediaal
o Capitulum humeri
 Extensie van de elleboog  langs laterale zijde is er een inzinking 
helemaal onderaan de inzinking = caput radii  kan dan een klein beetje
proximaler de gewrichtsspleet palperen zet je vinger daar op  nu flexie van
de elleboog zit op het capitulum humeri
o Fossa olecrani
 Elleboog +- 135° flexie  triceps ontspannen en olecranon is uit de fossa 
kunnen dan boven het olecranon de fossa gedeeltelijk palperen
 Niet te veel flexie anders is de triceps opgespannen
o Crista supraepicondylaris medialis, epicondylus medialis
 P in zit  elleboog flexie  epicondylus medialis = goed voelbaar mediale
zijde  kan dan richting proximaal de crista supra… meevolgen
o Sulcus nervi ulnaris
 Palpeert de epicondylus medialis  gaat meer naar dorsaal  komt in ene
puntje en dat is de sulcus
- Radius:
o Caput radii
 Extensie van de elleboog  langs laterale zijde is er een inzinking 
helemaal onderaan de inzinking = caput radii  kan zeker zijn door pro- en
supinatie te doen, je zal radius kop voelen bewegen onder je vinger
o Circumferentia capitis radii
 Palperen capitis radii  radius kop tussen de twee vingers plaatsen  pro-
en supinatie, voelt de circumferentia
o Collum radii
 Als je de capitis radii heb gepaleerd ga je 5-7 mm naar beneden en daar zit
de collum  is dieper gelegen
o Lig. collaterale laterale
 Palpeer de caput radii  dan de collum radii  als je dan meer naar mediaal
gaat voel je een soort touwtje = lig.
- Ulna:
o Olecranon
 Elleboog flexie of extensie  voelbaar en zichtbaar  kan je helemaal rond
palperen

, o Margo posterior
 Elleboog lichte flexie  olecranon palperen naar distaal volgen  voelt een
scherpe rand = margo posterior
- Articulatio cubiti
o Tussen capitulum humeri en caput radii

Spieren:

- M. biceps brachii
o Oorsprong: caput longum = tuberculum supraglenoidalis, caput breve = processus
coracoideus
o Aanhechting: lacertus fibrosus, tuberositas radii
o Visualisatie: actieve flexie met de voorarm in supinatie  tegen weerstand soms de
twee koppen afzonderlijk te zien
o P met arm in 90° abductie en elleboog 90° flexie  gaan pols fixeren en vragen of P
een actieve flexie uitvoert  ziet de biceps opspannen  kan dan de twee koppen
onderscheiden  brevis ligt onderaan longum ligt bovenaan  kan ook de pees
palperen in de ventrale zijde van de elleboog plooi  dikke platte pees
- M. coracobrachialis
o Oorsprong: processus coracoideus
o Aanhechting: margo medialis humeri
o Arm terug in abductie  gaan de mediale rand van de biceps volgen tot bijna in de
oksel  gaan de vingers daar plaatsen  dan een adductie tegen weerstand 
voelen een spier opspannen = coracobrachialis
- M. brachialis
o Oorsprong: facies anterior medialis en lateralis
o Aanhechting: tuberositas ulna
o Ligt gedeeltelijk onder de biceps brachii  gaan terug de biceps palperen deze keer
laterale zijde distale deel van de bovenarm  vingers lateraal van de biceps
plaatsten  vragen voor een actieve pronatie en flexie van de onderarm tegen
weerstand  voelen onder de vingers de brachialis opspannen
- M. triceps brachii
o Oorsprong: caput longum = tuberculum infraglenoidalis, caput laterale = facies
posterior (boven), caput mediale = facies posterior (beneden)
o Aanhechting: olecranon
o Door actieve horizontale abductie  met de rug naar de tafel, de handen steunen op
de tafel en gaat zitten  triceps opgespannen longum ligt posterieur en mediaal,
laterale ligt postero-lateraal, mediale ligt distaal op de bovenarm helemaal postero-
mediaal
o Pees kan je palperen net proximaal van het olecranon
- M. supinator
o Oorsprong: epicondylus lateralis humeri
o Aanhechting: facies lateralis radii
o Diep in de fossa cubiti plaatsen we de vingers  parallel met de pronator teres 
duwen de brachioradialis naar radiaal en komen we uit op de supinator  door dan
supinatie tegen weerstand te doen voelen we die opspannen
- M. anconeus
o Oorsprong: epicondylus lateralis humeri

, oAanhechting: facies posterior ulna
oP buiklig op de tafel  bovenarm 90° abductie (op de tafel) en elleboog 90° flexie
(van de tafel)  gaat vingers plaatsen tussen de epicondylus lateralis en margo
posterior ulna  pols en vingers ontspannen en een extensie beweging uitvoeren
tegen weerstand
 Wanneer je de pols en vinger opspant voel je de pols- en vingerextensoren

- M. brachioradialis
o Oorsprong: margo lateralis humeri
o Aanhechting: facies lateralis radii, proximaal processus styloideus radii
o Hand in neutrale stand tussen pro- en supinatie  flexie uitvoeren tegen weerstand
 ziet de brachioradialis opspannen
- M. ext carpi radialis longus (loge 2)
o Oorsprong: margo lateralis humeri
o Aanhechting: basis metacarpalis II
o Vingers plaatsen redelijk proximaal van de onderarm  elleboog 90° flexie actieve
radiale abductie met lichtjes gebalde vuist
- M. ext carpi radialis brevis (loge2)
o Oorsprong: epicondylus lateralis humeri
o Aanhechting: basis metacarpalis III
o P elleboog 90° flexie en hand in tussenstand  brevis ligt onder de longus dus
moeten een beetje meer naar distaal voor de palpatie  voelen we als we actief een
vuist maken
- M. ext digitorum (loge 4)
o Oorsprong: epicondylus lateralis humeri
o Aanhechting: aponeurose, distale phalanges II-V
o Vingers redelijk distaal van de onderarm plaatsen  onderarm in tussenstand 
spierbuik ligt net onder de ext carpi radialis brevis
 Kan ze distaal en proximaal voelen
- M. ext digiti minimi (loge 5)
o Oorsprong: ontstaat uit de m. ext digitorum
o Aanhechting: basis distale phalanges V
o Handpalm op de tafel vingers I-IV gebogen  alternerend strekken en ontspannen
van de pink  kan de spierbuik voelen ter hoogt van de pols
- M. ext carpi ulnaris (loge 6)
o Oorsprong: epicondylus lateralis humeri, margo posterior ulna
o Aanhechting: basis metacarpalis V
o Ulnaire abductie  spierbuik komt tevoorschijn  kan eventueel nog een dorsiflexie
bij  spierbuik kunnen we palperen van margo posterior ulna tot insertie pees

- M. flexor pollicis longus
o Oorsprong: facies anterior radii
o Aanhechting: basis distale phalanges V
o Flexie van de duim
- M. plamaris longus
o Oorsprong: epicondylus medialis humeri
o Aanhechting: aponeurosis palmaris

, o Duim en pink samen brengen + palmairflexie  vooral te voelen langs mediale zijde

- M flexor carpi ulnaris
o Oorsprong: epicondylus medialis humeri
o Aanhechting: basis metacarpalis V
o Arm in supinatie  flexie in de pols  voelt helemaal mediaal en een beetje
posterieur de spier opspannen
- M. flexor digitorum superficialis
o Oorsprong: epicondylus medialis humeri
o Aanhechting: basis van mediale phalanges II-V
o Arm in supinatie  flexie van de metacarpalen  voelt de spier opspannen mediaal
en een beetje meer ventraal
- M. flexor carpi radialis
o Oorsprong: epicondylus medialis humeri
o Aanhechting: basis metacarpalis II
o Arm in supinatie op de tafel  flexie van de pols  voelt de spier opspannen
mediaal en redelijk dorsaal
- M. pronator teres
o Oorsprong: epicondylus medialis humeri
o Aanhechting: facies lateralis en dorsalis radii
o Pronatie van de hand  voelt de spier aan de mediale epicondylus net distaal
daarvan


Pols regio:
Botstructuren:

- Metacarpalen
o Corpus
 Kan je allemaal hetzelfde palperen door van distaal naar proximaal te werken
 twee vingers rond de metacarpaal en zo naar proximaal werken
o Basis
 I  als je de metacarpaal volgt naar proximaal kom ja op het einde op een
verhevenheid en daarna in een inzinking  verhevenheid is het begin van de
basis
 V  als je de metacarpaal volgt naar proximaal kom ja op het einde op een
verhevenheid en daarna in een inzinking  verhevenheid is het begin van de
basis  door ulnaire en radiale abductie te doen kan je het verschillen
voelen tussen de basis en het os hamatum
 III  als je de metacarpaal volgt naar proximaal kom ja op het einde op een
verhevenheid en daarna in een inzinking  verhevenheid is het begin van de
basis  kan het nog beter voelen als de pols in volledige palmairflexie brengt
o Caput
 Kan je duidelijk zien distaal van elke vinger
o Ossa sesamoidea

,  Ligt aan het distale deel van metacarpaal I  volgt de metacarpaal van
proximaal naar distaal komt op het uiterste distale deel een bultje tegen =
ossa sesamoidea



- Radius
o Processus styloideus
 Vinger in de snuifdoos plaatsen  iets meer naar proximaal  processus
styloideus  gaat niet bewegen als de hand in radiale abductie brengt, os
scaphoideum gaat wel bewegen
o Tuberculum van Lister/ tuberculum dorsale
 Vanaf de processus styloideus ga je naar dorsaal tot ongeveer ter hoogte van
metacarpaal II gaat dan naar proximaal palperen tot je op een verhevenheid
komt  is langwerpig en smal
- Ulna
o Processus styloideus
 Palpeert da margo posterior van de ulna helemaal naar distaal  komt op
een verhevenheid is de processus styloideus ulnae  kan dit zeker weten
door unlaire abductie te doen  processus styloideus zal niet bewegen, os
triquetrum zal wel bewegen
o Caput ulna
 Primerend uitstekend botstuk ulnair en aan dorsale zijde van de hand 
voelt al een bolletje
o Sulcus musculus extensor carpi ulnaris
 Palpeer de caput ulna  palpeer dan van radiaal naar ulnair  komt in een
putje dat is de sulcus  kan het controleren door de hand in dorsiflexie de
doen  zal er worden uitgeduwd door de m. ext carpi ulnaris
- Carpale botjes
o Os scaphoideum
 Vinger in de snuifdoos  +- 0.5 cm naar distaal = os scaphoideum  kan het
controleren door unlaire en radiale deviatie  bij ulnaire deviatie zal het
botstuk naar voor komen en bij radiale deviatie zal het botstuk verdwijnen
o Os lunatum
 Tussen het tuberculum van Lister en het os capitatum vinden we dit botstuk
 plaats de vinger net distaal van het tuberculum en voer dan een passieve
palmairflexie uit  botstuk zal naar voor komen
o Os triquetrum
 Vinger op de processus styloideus van de ulna  +-05 cm distaal en komt op
get os triquetrum  kan het controleren door radiale deviatie te doen, het
bot zal verdwijnen
o Os pisiforme
 Pols in licht palmairflexie en ulnaire deviatie kan je het os pisiforme vinden
aan de mediale zijde  kan het bot vastnemen tussen de duim en wijsvinger
en bewegen (bij passieve uitvoering)
o Os trapezium
 Ligt boven het scaphoideum  breng de duim in oppositie (duim en pink
naar elkaar) en een lichte ulnaire abductie kan het botstuk dan beter voelen

, o Os trapezoideum
 Ligt tussen het os capitatum en het os trapezium  moeilijk palpeerbaar
o Os capitatum
 Ligt tussen het tuberculum van Lister en de basis van metacarpaal III  aan
de basis van de metacarpaal is er en depressie  os capitatum ligt in de
depressie
o Os hamatum + hamulus ossis hamati
 Moeilijk te palperen  ligt meer radiaal van het os triquetrum
 Hamulus ossis hamati  ligt net een beetje meer distaal en radiaal van het
os pisiforme  is een verdikking op de hypothenar
- Snuifdoos
o Van ventraal naar dorsaal  m. adductor pollicis longus  m. extensor pollicis
brevis  m. extensor pollicis longus

Spieren van de loges

- Loge 1  adductor pollicis longus en extensor pollicis brevis
- Loge 2  extensor carpi radialis longus en extensor carpi radialis brevis
- Loge 3  extensor pollicis longus
- Loge4  extensor digitorum en extensor indicis
- Loge 5  extensor digiti minimi
- Loge 6  extensor carpi ulnaris

- Thenar en hypothenar
o M. adductor pollicis  kan worden gepalpeerd als de duim in oppositie is  kan de
radiale rand van de spier volgen
o M. abductor digiti minimi  kan worden gepalpeerd als de pink ulnaire abductie
doet  kan de ulnaire rand van de spier volgen
- Middenhandsspieren
o M. interossei dorasales  kunnen worden gepalpeerd wanneer de hand rust op de
tafel en alle vingers adductie doen  kan dan vanaf dorsaal tussen de metacarpalen
de spierbuiken voelen opspannen  vooral die tussen metacarpaal I en II


Schouder regio:
Botstructuren:

- Sternum
o Incisura jugularis
 Volgt de clavicula naar mediaal  komt in een putje = incisura jugularis
o Manubrium streni
 Incisura jugularis volgen naar caudaal
o Angulus sterni
 Kleine verhevenheid onder het manubrium = overgang manubrium en
corpus
o Corpus sterni
 Blijven volgen naar caudaal
o Processus xiphoideus
 Onderste van het sternum

, - Clavicula
o Art. sternoclavicualris
 Gewrichtsspleet palpeerbaar tussen clavicula en sternum




o Art. Acromioclavicularis
 Starten vanaf het lateraalste punt van het acromion  palperen naar
mediaal tot je en V-vorm voelt = gewrichtsspleet tussen clavicula en
acromion
 Mediaal is de bocht van de clavicula naar anterieur en is die bol
 Lateraal is de bocht van de clavicula naar posterieur en is die afgevlakt
- Scapula
o Acromion, angulus acromii
 Uitstekend botstuk aan de laterale zijde  maakt een bocht naar achter =
angulus acromii
o Spina scapula
 Volgt de angulus acromii en komt uit op de spina scapula
o Margo medialis en lateralis
 Volgt de spina scapula helemaal af naar mediaal komt uit op de margo
medialis
 Aan de angulus inferior terug naar craniaal palperen (gaat niet helemaal te
veel musculatuur)
o Angulus inferior en superior
 Volgt de margo medialis naar caudaal komt uit op de angulus inferior
 Volgt de margo medialis naar craniaal komt uit op de angulus superior (ligt
hoger dan de spina)
o Processus coracoideus
 Bocht van de clavicula volgen naar lateraal  beetje naar beneden komt op
een bolletje = processus coracoideus
- Humerus
o Tuberculum minus
 Arm beetje in exorotatie  vertrekt vanaf de processus coracoideus gaat
naar lateraal tot je in een inzinking komt = gewrichtsspleet schouder en
humerus  eerste botstuk dat je dan tegen komt is de tuberculum minus

o Sulcus intertubercularis
 Gaat verder van het tuberculum minus  gaat verder naar lateraal tot je
weer in een inzinking komt = sulcus intertubercularis
o Tuberculum majus
 Gaat verder van de suclus intertubercularis  gaat naar lateraal tot er terug
een bot verhevenheid is = tuberculum majus

Spieren:

- M. sternocleidomastoideus
o Oorsprong: manubrium, extremitas sternalis clavicula
o Aanhechting: processus mastoideus

, o P in zit  actieve hetero laterale rotatie, homolaterale lateroflexie en een flexie in
de nek  spier is zichtbaar
o Kan dan een onderscheid maken tussen pars sternalis en pars clavicularis  plaatsen
de hand op het voorhoofd van P en houden die tegen  kunnen dan duidelijk het
verschil voelen



- M. trapezius
o Pars descendens
 Oorsprong: os occipitale
 Aahechting: clavicula
 Retractie en elevatie
 P handen in elkaar haken en actief uit elkaar trekken  kunnen we vanaf de
clavicula de pars descendens palperen tot boven in de nek
 Pars descendens is heel smal dus niet de hele nek
o Pars transversa
 Oorsprong: processus spinosi T1-T4
 Aanhechting: acromion
 Retractie
 P handen in elkaar haken en actief uit elkaar trekken  tussen de twee spina
kunnen we dan de spier dwars palperen
o Pars ascendens
 Oorsprong: processus spinosi T5-T12
 Aanhechting: spina scapulae
 Retractie en depressie
 P handen in elkaar haken en actief uit elkaar trekken  gaan vanaf T12 naar
de spina kunnen ze zo palperen  begint ook weer heel smal en gaat breder
- M. deltoideus
o Oorsprong: acromion, extremitas acromialis claviula en spina scapula
o Aanhechting: tuberositas deltiodea
o P in zit met arm 90° anteflexie  komt een kuiltje tevoorschijn  vinger in het
kuiltje en naar ventraal over de arm palperen kunnen dan de laterale en mediale
rand palperen  pars clavicularis
o P in zit met arm 90°abductie  gaat weerstand geven tegen de elleboog en vragen
of P duwt naar achter  pars spinalis spant op en kunnen we gaan palperen
o Als je dan de pars spinalis en de pars clavicularis hebt afgetekend zie je ook de pars
acromialis
- M. subscapularis
o Oorsprong: fossa subscapularis
o Aanhechting: tuberculum minus humeri
o Endorotatie
o P in zit met de arm 90° abductie en we gaan de arm van P ondersteunen 
homolaterale hand zo hoog mogelijk in de oksel plaatsen  zorgen dat je anterieur
van de latisimus dorsi zit  vragen aan P of hij een endorotatie maakt door alleen de
pols naar beneden te duwen
- M. supraspinatus
o Oorsprong: fossa supraspinata

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur silke_bertels. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80467 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€3,49
  • (0)
  Ajouter