1. Het diagnostisch proces van CWZ-
CTO-TWZ
Inspectie
Dorsaal: hoogte van de schouders, verticale lijn proc. spinosi, gibbus,
Lateraal: kijken naar oor tov acromion, flexie/extensie hoogcervicaal, naar waar kijkt P
Beoordeel:
- algemene lichaamshouding
- stand van CWK-CTO-TWK inclusief curvatuur
- tonus musculatuur
- verschil tussen houding in zit en stand
- link met de klachten
1.1 functie-onderzoek cervicale wervelkolom
ROM, pijn, bereidwilligheid, coördinatie,
1.1.1 actief functie-onderzoek
1.1.1.1 flexie
in zit, je mag je hoofd zo ver mogelijk naar voor buigen
ROM: 1,5 tot 2cm afstand tussen kin en sternum en pijn evalueren
Spieren: sternocleidomastoideus, longus colli, longus capitis
1.1.1.2 extensie
In zit, je mag je hoofd zo ver mogelijk naar achter bewegen.
ROM: voorhoofd horizontaal en hoofd achter romp
Spieren: trapezius, levator scapulae, splenius cervicis, semispinalis cervicis
1.1.1.2 lateroflexie
in zit, oor naar de schouder brengen
Spieren: sternocleidomastoideus, scaleni, trapezius, levator scapulae
Zien dat er geen rotaties plaatsvinden.
Als er bijvoorbeeld pijn is links bij linkse lateroflexie, kan je passief een elevatie doen, en dan
nog eens de beweging uitvoeren. Bij compressie(articulair probleem) verandert er niks, bij
rek aan de andere zijde -> meer ROM met elevatie (musculair probleem)
1.1.1.3 rotatie
in zit, zo ver mogelijk naar links/rechts draaien met je hoofd
ROM: <40 jaar: 80° rotatie, van dorsaal zie je de neus verschijnen
Als de ooglijn horizontaal blijft bewegen -> geen gekoppelde beweging
Compensatie: schouderelevatie
Spieren:
- heterorolateraal: trapezius pars descendens, sternocleidomastoideus
- homolateraal: levator scapulae
1
,1.2 functie-onderzoek cervicaal-thoracale overgang
1.2.1 actief functie-onderzoek
1.2.1.1 bilaterale elevatie schouders
in zit, breng je beide armen zo hoog mogelijk naar boven. -> Extensie van de CTO regio
dus bij een probleem kan het zijn dat er te weinig extensie is van de CTO regio.
ROM: extensie van CTO regio
Compensatie: protractie van het hoofd, hoofd moet boven de romp blijven
1.2.1.2 unilaterale elevatie schouder
in zit, blijf vooruit kijken en beweeg één arm zo hoog mogelijk
CTO: extensie, rechtsrotatie en rechtslateroflexie bij rechter elevatie.
Kan schouderprobleem, scapulair probleem of CTO probleem zijn.
Compensatie: protractie van het hoofd
1.2.1.3 protractie
in zit, beweeg het hoofd zo ver mogelijk naar voor
flexie laag cervicaal, extensie hoog cervicaal
1.2.1.3 retractie
In zit, breng je hoofd naar achter
Spieren: longus colli, longus capitis
Flexie hoog cervicaal, extensie laag cervicaal
Als je een protractie hebt gezien bij de inspectie -> retractie
1.3 functie-onderzoek TWK
1.3.1 actief functie-onderzoek
1.3.1.1 flexie
in zit, armen kruisen voor de borst, naar voor buigen
ROM: verschillend van persoon tot persoon
De curvatuur van de TWK moet volledig doorlopen
1.3.1.2 extensie
in zit, armen kruisen voor de borst, naar achter buigen
de kromming moet volledig doorlopen
1.3.1.3 lateroflexie
in zit, armen kruisen voor de borst
lage mobiliteit door de ribben
ROM: bilateraal, kromming bekijken zonder vlakke stukken, ook het knikpunt bekijken (punt
waar de grootste beweeglijkheid naar lateroflexie is)
2
,1.3.1.4 rotatie
in zit, armen kruisen voor de borst, zo ver mogelijk naar rechts en links draaien.
Bilateraal, curvatuur doorlopen,
1.3.2 oriënterend onderzoek regio’s
als er geen neurogene symptomen zijn
1.3.2.1 palpatie
Proc. spinosi
C2: begin op occiput, ga naar caudaal, dan kom je eerst een kuiltje tegen en dan de
volgende proc. die je voelt is C2
C6-C7: de meest uitstekende wervel is C7, leg je wijsvinger op C7 en je middelvinger op de
proc. erboven, voer dan een extensie van je hoofd uit, de C6 zou moet verdwijnen naar
ventraal en de C7 blijft voelbaar.
T1: meer naar distaal volgen
Proc. transversus
C1: eerst proc. spinosus van C2 palperen, dan naar lateraal en proximaal. Ligt ook achter de
aanhechting van m. sternocleidomastoideus
Voor de andere gewoon naar beneden volgen
1.3.2.2 hoogthoracale rotatie test: CTO
In zit, passief een schouderelevatie tot in de eindstand, palperen of de wervels van de CTO
regio mee gaan roteren. Vb: passieve elevatie van rechter schouder: CTO regio doet
extensie, rotatie naar rechts en lateroflexie naar rechts.
Heterolateraal met je duim palperen tussen C7-T1, voelen of de bovenliggende wervel eerst
meebeweegt tov de wervel eronder, terwijl je met de andere hand een schouderelevatie
uitvoert.
Herhaal dit maar zet je duim telkens één niveau naar beneden. Het laatste niveau is T3-T4.
Als beide proc. spinosi tegelijk tegen je duim komen -> hypomobiliteit
1.3.2.3 manuele rotatietest C0-C2 en C2-C7
In zit, maximale rotatie uitvoeren, differentiëren tussen hoog cervicaal en laag cervicaal
probleem. Maximale rotatie hoogcervicaal, daarna rotatie behouden maar handen
verplaatsen naar laagcervicaal en kijken of je nog verder kan.
C2 palperen en fixeren in V-greep, dan C0 vastnemen met ulnaire zijde van hand en
kommetje maken voor hoofd. Beweeg C0 tot eindstand. Dan rotatie niet loslaten, fixerende
hand gaat naar proc. spinosus C7 en werkende hand naar C2, voer de rotatie verder uit.
C0-C2: < 40 jaar: 45°; > 40 jaar: 35°; C2-C7: 25-30° VAS score >3/10 = positief
3
, 1.3.2.4 adapted spurling test
Pijnprovocatietest, begin op facetgewrichten (proc. transversus) van C1-C2 tot niveau C6-C7.
Pijn is pas relevant als >3/10 VAS
Vb: 3D extensie homoniem naar rechts: extensie, rotatie en lateroflexie naar rechts
Kijk welk niveau het meeste pijn doet.
Plaats je wijsvinger net onder proc. transversus van C1, voer met de andere hand de 3D
extensie uit. Behoud deze beweging en verplaats naar het volgende niveau.
1.4 passief bewegingsonderzoek
beoordeel: ROM, pijn, eindgevoel, trajectweerstand, neurogene tekenen, bereidwilligheid/
compensaties
1.4.1 cervicale wervelkolom (C2-C7)
- gestandaardiseerde uitgangshouding (zit)
- palpeer nauwkeurig de anatomische referentiepunten
- fixeer C7 met snuitgreep
- grijp C2 aan met de pinkzijde thv de wervelboog (arm van T gaat rond gezicht van P)
- controleer bewegingsrichting
- HCWK blijft vrij (het hoofd niet vastnemen)
1.4.1.1 flexie
in sagittaal vlak de flexie uitvoeren.
Er is een toegenomen discale druk thv cervicaal, rek op dorsale ligamenten.
1.4.1.2 extensie
het hoofd van de patiënt tegen je schouder houden. En in sagitaal vlak de extensie
uitvoeren.
1.4.1.3 rotatie
proc. spinosus van C7 aan de heterolaterale zijde fixeren met de duim.
Naar links draaien: P geeft links pijn aan -> compressie
P geeft rechts pijn aan -> rek
1.4.1.4 3D flexie homoniem
Bij 3D bewegingen moet je de 3 bewegingen tegelijk inbrengen. (niet eerst flexie,…..)
Homoniem= de gelijkgerichte koppeling van lateroflexie en rotatie.
Homoniem= de fysiologische koppeling van cervicale WK= de meest natuurlijke manier om
een beweging uit te voeren
Flexie + lateroflexie + rotatie in dezelfde richting
Bij beweging naar links: meeste opening aan rechter zijde, facetgewricht beweegt naar
craniaal, ventraal en links. P pijn aan rechter kant= rek, P pijn linker kant= compressie
1.4.1.5 3D flexie heteroniem
De rotatie bepaald de benaming.
4