ALGEMENE PATHOLOGIE
DIAGNOSESTELLING
- Anamnese: bevraging
o Antecedenten (voorgeschiedenis), medicatie, levenswijze, beroep
- Lichamelijke/ klinische/ fysisch onderzoek
o Eerste indruk/ observatie,wegen/ meten, , bloeddruk, palpatie/ percussie, auscultatie,
Onderzoek van neus / keel / oren / PPA/ PPV
- Investigaties: onderzoeken
o Bloed/urine/ faeces, radiologie/echo/CT scan/ MRI, EKG,EMG, EEG
DERMATOLOGIE: HUIDZIEKTE
- Anatomie van de huid
- Functie:
o beschermen tegen bacteriën/ virussen/ schimmels,
chemische stoffen, UV stralen, fysische klachten.
o Vochtregulatie
o Warmte regulatie door bloedvaten, vetweefsel en haren
o Zintuigfunctie (tast)
- Afwijkingen
o Macula, Vesikel, Bulla, Papel, Nodula, Pustel, Abces, Ulcus, schilfers
- Oorzaken
o Traumatisch, infectieus (bacteriën, virussen, fungi), parasieten, allergisch (urticaria, eczema,
angio-oedeem)
Auto-immuniteit
ZIEKTEVERSCHIJNSELEN
ONTSTEKING= INFLAMMATIE
Optreden van een afweermechanisme in het lichaam, omdat dei zichzelf wilt beschermen (beschadigde cellen;
irriterende stoffen, ziekteverwekkers verwijderen)
- Oorzaken
o micro organismen (infectie)
o toxische stoffen
o allergenen
o fysische verschijnselen
o auto-immuniteit
- kenmerken inflammatie
o rubor, calor, tumor, dolor, algemene tekens
- mechanisme (foto’s) 3 soorten: lokaal, humoraal, cellulair
INFECTIE
Elke infectie= inflammatie MAAR niet elke inflammatie is een infectie
1
,Micro organismen: bacteriën, virussen, funfus, protozoa en heiminth
- belangrijke factoren
o ouderen (leeftijd), chronisch lijden, corticoïden, chemotherapie, acquired immuune
deficiency syndrome, ondervoeding
BACTERIËLE INFECTIES
Voortplanting door deling
- Indeling naar
o Vorm: kokken, staven, spiraal
o Kleuring: gram + of -, gram + als ze kleur willen opnemen, gram – als ze geen kleur willen
opnemen
o Virulentie: pathogeen (bacteriën waar je ziek van wordt) of commensaal (bacteriën die je niet
kent)
o O2 of niet afhankelijke
gram positieve (bollen (kokken of staven = (an)aerobe) en gram negatieve bacteriën
o differentiatie gram positieve kokken: katalyse maken, positief: stafylokokken, negatief:
streptokokken/ introkokken (verder onderverdeling mogelijk door enzymatische reacties)
o differentiatie gram negatieve staven: weer enzymatische reacties voor onderscheid tss gram
negatieve staven om juist antibioticum te kunnen geven
Behandeling:
antibiotica: bactericied of bacteriostatisch
drainage
opgelet resistentie
VIRALE INFECTIES
kunnen niet zelfstandig overleven
verschil DNA en RNA
vaccin voor DNA virus is makkelijker om te ontwikkelen dan voor RNA virussen
Behandeling:
geen antibiotica
Symptomatisch:
Preventief: vaccins, antilichamen geven of vaccins
antivirale middelen:
2
, covid 19 RNA virus (sars kof2)
4 verschillende coronavirussen (MERS-CoV, SARS, 2019 nCoV. overgedragen door vectoren
Flatling the curve
Sneltest (antigen vh virus bepalen, buitenkant virus), pcrtest (neuswisser tot aan de achterzijde van de
keelholte)
IgM: kennismaking antilichamen, IgG: geheugen antilichamen.
2 periodes optreden ziekte: virale periode en iflamatoire periode
ALLERGIE
We worden blootgesteld aan een stof, oftewel is men hier gevoelig aan en is er sensibilisatie of anders niet (dit
bepaalt het immuunsysteem). Dan bepaalt het lichaam of er wel of niet een allergie is
Allergeen komt binnen de huid, in de huis zitten
IgE antistoffen. Het antigeen en antistof komen
met elkaar in contact en nemen contact met
mast/mestcellen (hier zitten receptoren die IgE
complex ontvangen). Dan komt er een activatie
met vrijstelling van bepaalde stoffen in de
mastcellen, deze stoffen kunnen histamine of
serotonine zijn
Types allergie
- Type1: IgE gemedieerd
- Type2: cytotoxisch
- Type3: immuuncomplex
- Type4: vertraagd type/ cel gemedieerd
Types EW
- Door EWelectroforese een onderscheid maken, de zwaarste komen eerst in het elektrisch veld en op
het einde de lichtste
3