Geschiedenis Vakstudie 2 Lien Lootens
Deel 1: De Griekse Polissamenleving
1. De fysische omstandigheden in de Egeïsche ruimte
1.1 Inleiding
Fysische omstandigheden = bepalende factor voor de aard van de samenleving
1.2 Geologie en landschap
Egeïsche ruimte = huidig Griekenland
- Egeïsche zee
- Kust van Klein-Azië (huidig Turkije)
Geologisch heel actief
- Egeïsche bekken op breuklijn: Afrikaanse, Europese en Aziatische tectonische plaat
o Hoogst seismologisch risico veel aardbevingen/vulkaanuitbarstingen
- Gevolg?
o Bergketens: noordwest – zuidoost
Vb Noord: Olympos & Parnassosberg
Vb Zuid: Cycladen = Delos, Paros, Naxos & Lesbos, Chios, Rhodos, Kreta
Vb West: Ionische eilanden in de Ionische Zee
Kreta = zuidgrens van Egeïsche ruimte
Door 2 ijstijden, veel erosie grote vruchtbare vlaktes in noordelijke Thessalië & Peloponnesos
- Andere landbouwgrond was schaars
Griekse kust
- Grillige vorm, bestaat uit rotskusten
o Geïsoleerde baaien: zand/klei structuur
o Peiraeus: geschikte plek voor aanleggen van grote schepen
- Geen rivieren die scheepvaart toelaten
Bodem
- Hoogwaardig klei Grieks aardewerk = belangrijk exportproduct
- Marmergroeven
- Koper Cyprus
- Zilver Laurion, zuiden van Athene
- 5e E: nieuwe ertsader ontdekt + voor Athene
Natuurlijke vegetatie = mediterraan
- Geen beuken & loofbomen
- Aleppo-pijnboom groeit over heel Griekenland, niet goed voor constructiehout
- Kale, stenige bergen met laag struikgewas
Middelands-Zeegebied
- Westelijke bekken: vruchtbare vlaktes, rijkelijker voorzien van bodem (ijzererts)
1.3 Klimaat
Mediterraan klimaat = koele, vochtige winters & warme, droge zomers
- 2 factoren: hogedrukgebied boven de Azoren & Afrikaanse woestijn
- Zomer: min. 23 – max. 33°
- Winter: min. 7 – max. 16°: veel regen in winter = bodemvoorraad voor droge seizoen
- Vochtige lucht van de Azoren komt van het westen = meer neerslag daar
- Bergachtig noorden = Thessalië & Makedonië
o Hogere vochtigheidsgraad + temperatuur lager = telen van druiven en olijven ga niet
1
,Geschiedenis Vakstudie 2 Lien Lootens
1.4 Landbouweconomie: akkerbouw en veeteelt
Neolithisering bereikt Griekenland rond 6000 v.C.
Met mediterrane landbouw was 1ha. nodig voor 1 individu te voeden
Oikos = landbouwondernemingen op familiaal niveau
- Autarkisch
- Voor eigen consumptie, beperkte lokale ruilhandel
- Tot 8ste E v.C. = gesloten landbouwsamenleving transport over land was moeilijk!
o Traag + beperkte draagcapaciteit van mens/lastdier
Griekse voeding
- Graan: gerst tarwe = wintergraan, oogsten in mei
- Groenten: bonen, linzen, erwten = oogsten in de zomer
- 5000 & 3000 v.C: domesticatie druiven en olijven
- Olijf = essentieel bestandsdeel als vrucht of keukenolie
- Zuivel: door veeteelt op de voor niet akkerbouw geschikte gronden
o Schapen wol kledij
o Vlees = NIET belangrijk in het dieet
o Groot vee = marginale luxe
- Honing: enig zoetmiddel
1.5 Transport over zee – maritieme handel
Winter: zeevaart stil
- De zee blijkt een angst
Lente/zomer = rustig seizoen
- Zee = vlottere transportmogelijkheid dan land
Vanaf 8e eeuw v.C.
- Toenemende maritieme handel door zoektocht naar ijzer & constructiehout.
o Naast import ook export: olijfolie, aardewerk, wijn
2. De Griekse samenleving: politiek verdeeld, cultureel één
2.1 Inleiding
Griekse polissamenleving manifesteert zich vanaf begin 8e E v.C. in:
- Archaïsche periode: komt samenleving tot ontwikkeling
o Begin wordt gekernmerkt door: introductie ijzerbewerking op grote schaal, maatschappij
heeft nieuwe dynamiek, (her)introductie schrift, einde ‘Dark Ages!
- Klassieke periode = hoogtepunt
2.2 Politiek verdeeld: de Griekse polis
Aan einde van Mykeense samenleving & ‘Dark Ages’ ontstaat nieuwe organisatievorm
- De polis = kleine onafhankelijke gemeenschap van vrije burgers van een woonplaats
o 3 elementen: gemeenschap van de bewoners, territorium en gemeenschappelijke
belangen
o Eerst kleine leefgemeenschappen groei bevolking omringende kleine poleis
worden samen één grote polis
Door verovering (Sparta), spontaan
Gevolg: ontstaan stadsstaten vb: Attika
De gemeenschap wordt gekernmerkt door grote etnische homogeniteit, bewoners moeten interne
wetten respecteren, de mannen die de polis verdedigen claimen medezeggenschap in het bestuur.
= politiek
2
,Geschiedenis Vakstudie 2 Lien Lootens
Wat doet een polis?
- Controleert eigen territorium (chora) afgegrensd door natuurlijke elementen
- Organiseert de gemeenschappelijke aangelegenheden
o Bouwt een veilig onderkomen = de akropolis (=hoogste punt vd polis)
= toevluchtsoord + veilige plek voor de tempels en heilige attributen
Vb: Atheense Akropolis
- Staat in voor infrastructuurwerken
o Stadsplanning, aanvoer vers water, waterafvoer, aanleg gymnasion en theater
De Agora
- Plaats waar inwoners van de polis bijeenkomen
- Om: elkaar te ontmoeten, handel, recht te spreken, vergaderingen
- Bouleuterion = raadzaal
- Stoa = langgerekte zuilengaanderij
Tijdens Archaïsche en Klassieke periode was er geen politieke eenheid in de Griekse wereld. Poleis
functioneerden autonoom en beconcurreerden elkaar. Enkel samen werken in bijzonder religieuze
ondernemingen of in geval van buitenlandse bedreiging!
2.3 Cultureel één
Griekse identiteit
- Herodotos: grieks identiteitsgevoel komt door gemeenschappelijke; etnische oorsprong, taal,
zeden en religieuze festiviteiten.
- Taal = eenheidsgevoel + culturele uitwisselen = makkelijker
- Toenemende contacten panhelleense religie kreeg vorm = griekse identiteit
- Helleense ruimte = niet-Grieks sprekende groep = de barbaroi
Griekse Taal
- Sinds neolithisering (7000 v.C.) veel migratiegolven rond 2000 v.C: Achaiërs van N-Gr. naar Z-
Gr en vestigde zich op vasteland en Peloponnesos
- Achaiërs = vroegste sprekers van proto-Griekse taal.
- Ook andere stammen die de taal spraken verpsreidde zich over de eilanden in de Egeïsche zee +
Klein-Aziatische kusten
- Varianten van proto-Grieks behoort tot Indo-Europese talenfamillie
- Voor hellenistische periode bestond er geen Griekse eenheidstaal!!! Elke polis had eigen variant,
grieks = verzamelnaam voor alle varianten
- Varianten in archaïsche/klassieke periode worden tot 5 Griekse taalgroepen herleid
o 1. Ionisch-Attische groep: Ionisch Grieks = oudste vorm van Grieks gesproken op
Peloponnesos en Attika, 2e E v.C.
1200 v.C: Dorische invallen Ioniërs vluchten naar Klein-Aziatische kust
Gevolg: op Poloponessos ontwikkeld Dorische taalgroep
o Is dit juist???? Hmm wss niet chauvinistische Atheense interpretatie
Grieken beschouwden zich in 5e E v.C. als sprekers van 1zelfde taal. dominantie van Athene zorgde
ervoor dat Attische taalvariant zich opdrong als koinè (=gemeensch taal), in 4 e E v.C. door Alexander de
Grote verspreid
3
,Geschiedenis Vakstudie 2 Lien Lootens
Griekse Literatuur
- Gemeenschappelijke taal = bevordering uitwisseling van literaire producten
- Literaire Grieks ≠ gesproken Grieks: genre tekst dicteerde de regels
Epiek – het epos
- Homeros: 2 grote werken: de Ilias 750 v.C. en de Odyssee 725 v.C.
o Gebaseerd op: Trojaanse oorlog/verhalencyclus: mondeling overgeleverd
Trojaanse oorlog: aanleiding: ontvoering Griekse Helena in 13e E v.C. voor
controle op de toegang tot de Zwarte Zee
Trojaanse verhalencyclus: Trojaanse prins Paris ontvoerde Helena. Broer
(Agamemnon) van Helena haar echtgenote (Menelaos) nam leiding om Helena
terug te halen. Oorlog duurt 10 jaar: Ilias speelt zich af in tiende oorlogsjaar en
handelt over de wrok van Achilles. Troje veroverd door Trojaanse paard, bedacht
door Odysseus.
o Waarden die erin voorkwamen = basis van Griekse ethiek
o Homeros = blind, Ionische herkomst (Milete of Efese als woonplaats)
- Hesiodos: 2 werken (documentenbundel!) actief 700 v.C
o Theogonia = cataloog in dichtvorm van Griekse goden
o Werken en dagen = leerdicht waarin hij boerenleven beschrijft
Moraliserende tips + concrete aanwijzingen voor boerenleven
Lyriek
- Sappho van Lesbos: tweede helft 7e E v.C., grote reputatie, gevoelige liefdespoëzie
(documentenbundel)
Mythen en Sagen
- Oorsprong in mondelijke traditie maar ook literaire canon
Dramatiek – Toneel
- Tragedies: voortgekomen uit hymnen bij Dionysosfeesten die bestonden uit een koor en 1
voorzanger
- Aischylos: gaf protagonist (voorzanger) een antagonist (tegenspeler)
- Sophokles: voegde er tritagonist aan toe (derde man)
- Euripides: breidde het plot en spelers ver uit, ‘deus ex machina’
- Hoogtepunt in 5e E v.C.
o Hoofdthema: confrontatie mens met lot, altijd beperkt aantal spelers, verhaal vaak geput
uit trojestof
Aischylos: Oresteia
Euripides: Iphigeneia in Aulis
Sophokles: Oidipous Koning & Antigone
- Aristophanes = bekendste Griekse komedieschrijver
o Komedie = spot drijven met mens, maatschappij en goden
3. Religie in de Griekse polissamenleving
3.1 Inleiding
De Griekse religie: elke polis vulde godheden op een andere manier in, riten verschilden van regio tot
regio. Ook gemeenschappelijke kenmerken/goden/riten/religieuze houdingen:
- Behoefte aan duiding van de kosmos + natuurlijke krachten
- Behoefte om via offers krachten te beïnvloeden
- Polytheïsme
- Godenwereld met elk diverse ‘bevoegdheden’
- Atromorfe karakter van de goden + goden moeten ook het lot ondergaan
- Geen theologisch systeem met formele organisatie
4
, Geschiedenis Vakstudie 2 Lien Lootens
3.2 Oorsprong en bronnen
Indo-Europese elementen
- Zeus, Griekse oppergod + hemelvader = verwant met Germaanse Thor/Donar
Door vroege proto-Grieks sprekende immigranten naar Griekenland gebracht
- Poseidon, Zeegod = Indo-Europese landgod van bronnen en vruchtbaarheid
Kretenzich ‘Potnia’ elementen
- Athena
Griekse scheppingsverhalen + verklaring kosmos = Oosterse invloeden die teruggaan op de Mykeense tijd
Bronnen
- Homeros & Hesiodos grote bijdragers tot begrijpen van Griekse godenwereld
o Beiden bijgedragen tot canoniseren van Gr. Godenwereld
o Door hen zijn lokale/regionale tradities in een panhelleens pantheon samengebracht
- Hesiodos: ‘Theogonia’ = cataloog gemaakt van Griekse godenwereld
3.3 De kosmogonie
Griekse religie beantwoordt voor een deel het ontstaan/ontwikkeling van kosmos/natuur
- Hesiodos: °enkel Chaos (aarde,water,vuur,lucht) daaruit Gaia, de aarde en Tartaros (onderaardse
afgrond). Gaia bracht Ouranos (hemel) en Pontos (zee). 12 titanen met als jongste Kronos (tijd)
verstootte vader van troon. Kronos trouwt zus Rhea en krijgt 6 kinderen: Hera, Hestia, Demeter,
Hades, Poseidon, Zeus. Zeus verslaat vader w oppgerheerser. Zeus verdeeld hemels, aards,
onderaardse bevoegdheden onder zijn broers/zussen. Docu: 229
3.4 De goden
Ontstaan?
- Behoefte om greep te krijgen op omringende wereld, natuurelementen, leven
- Vanaf late ‘Dark Ages’ werd godenwereld voorgesteld als familie van atropomorfe wezen, elk
individu kreeg eigen menselijke karaktertrekken
- Met de tijd gegroeid tot een panhelleens pantheon, waarvan 12 Olympische goden de meest
universeel Griekse zijn: de 12 die op fries van Parthenon op de Atheense Akropolis staan
o Zeus, Hera, Demeter, Poseidon, Hephaistos, Aphrodite, Ares, Apollo, Artemis, Athena,
Dionysos en Hermes
o Ze wonen onder het oppergezag van vader Zeus op de Olymposberg* docu 235
Zeus
- Zoon van Kronos en Rhea, oppergod, getrouwd met Hera (huwelijk)
- Homerus noemt Zeus: wolkenverzamelaar, bliksemslingeraar… = functie als weergod
- God-koning die in hemel/aarde recht spreekt & orde bewaart
- Geassocieerd met bergtoppen: Olympos + geboren op berg Ida op Kreta
- In Dodona eigen orakelplaats
- Herkennen: bliksemschicht, eikenkrans, adelaar
Hades
- Zoon van Kronos en Rhea, god van de onderwereld, de wereld & de doden
- In de onderwereld krijgt hij om de 6 maand het gezelschap van echtgenote Persephone, dochter
van Demeter
Poseidon
- Zoon van Kronos en Rhea, god van de zee
- Oorsprong bij Indo-Europese landgod
- Broncultus bleef bewaard, geassocieerd met paarden
- Herkennen: drietand, paarden, dolfijnen, stieren
5