Dit betreft een samenvatting van alle literatuur uit het vak Criminalistiek en Bewijswaardering. Naast het boek Interpreting Evidence dus ook de voorgeschreven artikelen.
Reader
1 – Historie: Inman, K. & Rudin, R. (2002). Forensic Science Timeline.
Uitgebreide timeline te vinden in de reader. Belangrijke namen en data gemarkeerd in de reader.
Boek
1 – Introduction
In het boek worden niet de technische details van methodes besproken die gebruikt worden voor
forensische doeleinden, omdat deze snel gedateerd raken. De bedoeling is ons te focussen op hoe zulk
soort bewijs geïnterpreteerd dient te worden en opgenomen moet worden in het strafproces.
1.1 Three principles
Meerdere ideeën zijn voorgesteld als principes voor forensische wetenschap:
(i) Edmond Locard’s (1877-1966) principe: een dader laat sporen achter op het plaats delict,
of andersom: draagt sporen mee van het plaats delict. ‘Every contact leaves a trace’
vaak verkeerd gequote omdat hij dit nooit heeft gezegd.
(ii) Principe van individualiteit: het is mogelijk dat tussen twee objecten geen onderscheid
valt te maken, maar geen twee voorwerpen zijn identiek.
Aan de ene kant optimistisch, omdat i en ii tezamen groot potentieel opleveren voor een forensisch
wetenschapper; als elk contact de mogelijkheid oplevert sporen over te dragen, én elk spoor van elkaar
verschilt. Echter, als 2 dingen nooit identiek zijn, zullen bijvoorbeeld twee aparte vingerafdrukken van
dezelfde vinger ook niet identiek zijn. De vraag is: hebben twee sporen dezelfde bron, en hoe veel van
onze observatie helpt ons deze vraag te beantwoorden.
Deze principes zijn beide niet als wetenschappelijke wetten aan te merken, omdat ze niet aan de
voorwaarde voor falsifieerbaarheid voldoen (Karl Popper, 1902-1994). Er zou dus een experiment
opgesteld moeten kunnen worden die deze principes weerleggen:
i – als een experiment geen sporen kan vinden na contact, kan het ook betekenen dat slechts de
feilbaarheid van het detectie proces.
ii – het principe dat geen twee objecten identiek zijn behoeft geen bewijs, omdat in de regel twee
identieke objecten betekent dat ze bij definitie één object zijn. Helaas kunnen we ook vaak niet de
bron vinden wat een object identiek maakt…
(iii) Individualisatie principe: als er genoeg overeenkomsten zijn tussen twee objecten om de
kans op toeval uit te sluiten, dan zouden de twee objecten van dezelfde bron afkomstig
moeten zijn.
,Of in de woorden van Tuthill, H. (1994):
The principles which underlie all proof by comparison of handwritings are very simple, and, when
distinctly enunciated, appear to be self-evident. To prove that two documents were written by the same
hand, coincidences must be shown to exist in them which cannot be accidental.
When any two items have characteristics in common of such number and significance as to preclude
their simultaneous occurrence by chance, and there are no inexplicable differences, then it may be
concluded that they are the same, or from the same source.
… we look for unique characteristics in the items under examination. If we find a sufficient number of
characteristics to preclude the possibility of probability of their having occurred by coincidence in two
different objects, we are able to form a conclusion of individualization. It is as simple as that.
Principe is problematisch, omdat:
- De kans op toeval kan nooit compleet worden uitgesloten.
- Er is geen algemene regel mogelijk voor het aantal toevalligheden om een individualisatie vast
te stellen, hoe zeker we van onze zaak willen zijn hangt af van de zwaarte en ernst van het
delict (bijv. moord t.o.v. winkeldiefstal). Ook wordt het gebaseerd op bewijs en andere feiten
en omstandigheden van het delict.
- Dus: de rol van de forensische wetenschapper is niet om te beslissen over het probleem, maar
om de beschrijven wat de waarde is van het bewijs. Dit principe zou daarom niet moeten
worden toegepast.
1.2 Dreyfus, Bertillon and Poincaré
Alfred Dreyfus (1959-1935) werd beschuldigd van spionage, waarbij een van de belangrijkste
bewijsstukken een beschuldigend briefje in Dreyfus’ zijn handschrift was. Een van de getuigen was
Alphonse Bertillon (1853-1914). Hij verwees naar bepaalde overeenkomsten, en vermenigvuldigde de
kansen dat deze bij toeval tegelijk aanwezig waren. Hij kreeg kritiek van Poincaré, een wiskundige.
Hij had drie kritiekpunten:
1) Het getal wat hij had berekend was gebaseerd op de waarschijnlijkheid dat de vier
overeenkomsten tussen de vier onderzochte kenmerken aanwezig waren. Er waren veel meer
kenmerken aanwezig/onderzocht, dus waren de kansen om de vier overeenkomsten te vinden
veel groter dan wat Bertillon had berekend.
2) Gebeurtenissen die werkelijk hebben plaatsgevonden, lijken vooraf hoogst onwaarschijnlijk.
Het gemaakte voorbeeld hierbij was het trekken van een reeks getallen voor de loterij. De kans
dat een bepaalde reeks getallen wordt getrokken is extreem laag. Wanneer echter een bepaalde
reeks getallen eruit komt, betekent dit dus niet gelijk dat de trekking oneerlijk is geweest.
3) ‘Inversed probability problem’: omgekeerde kans probleem. Het verschil tussen vooraf
berekenen van een effect en het achteraf berekenen van de meest waarschijnlijke oorzaak van
een effect: vaas met 9 witte ballen en 1 zwarte, en een vaas met 9 zwarte ballen en 1 witte. Je
trekt uit een van de vazen 1 witte bal: wat is de kans dat de bal uit vaas 1 kwam?
Dus, hij maakte het punt dat losse bewijsstukken ons in staat stellen om onze beoordeling van de
waarschijnlijkheid van een gebeurtenis aan te passen, maar ze kunnen de waarschijnlijkheid van een
gebeurtenis niet bepalen op zichzelf:
Om de kans op een bepaalde oorzaak, van een geobserveerde gebeurtenis, te berekenen, hebben we
bepaalde data nodig:
- We moeten weten wat a priori, voor de gebeurtenis, de kans op deze oorzaak was;
- En we moeten weten wat de kans was op het gevolg (dus de geobserveerde gebeurtenis) voor
elke mogelijke oorzaak.
Alphonse Bertillon (1853-1914): bedacht het systeem van antropometrie (Bertillonnage): er werd een
foto gemaakt van mensen en bepaalde botstructuren werden opgemeten, waarvan bekend stond dat
deze niet veranderen na de adolescentie. Daarna werden ook vingerafdrukken toegevoegd aan de
metingen. Het idee was dat twee mensen nooit dezelfde metingen zou hebben, en zo konden men
,recidivisten vinden. Echter kon deze methode agenten niet helpen vaststellen of iemand bijvoorbeeld
aanwezig was geweest bij een bepaald (plaats) delict.
Kritiek:
- Langzaam, duur
- Feilbaar: de agenten die de metingen deden moesten speciaal worden opgeleid, en zelfs dan
zouden twee agenten niet bij dezelfde persoon dezelfde metingen noteren.
- Het systeem kon niet toegepast worden op jeugdigen.
Vingerafdrukken werden wel toegevoegd aan het systeem, maar er was geen formeel classificatie
systeem. Pas later ontwikkeld in Engeland, India en Argentinië.
In het eerste jaar van het gebruik van vingerafdrukken, leverde dit 3x meer verdachten op dan
Bertillonnage, en twee jaar later 10x zo veel.
Voordeel: simpeler en goedkoper te krijgen van een persoon, en konden agenten helpen daders van
delicten te achterhalen.
1.3 Requirements for Forensic Scientific Evidence
De minpunten van bertillonnage zorgen ervoor dat we gaan nadenken over het ideale
wetenschappelijke systeem voor het identificeren van mensen. Dit houdt in:
- Dat gebruik wordt gemaakt van eigenschappen die sterk variëren tussen personen;
- Dat deze eigenschappen niet of weinig veranderen over tijd;
- Dat deze eigenschappen ondubbelzinnig zijn, zodat twee experts dezelfde eigenschap op
dezelfde manier omschrijven;
- Dat deze eigenschappen overdraagbaar zijn in de vorm van sporen op een plaats delict;
- En dat het redelijk simpel en goedkoop is om uit te voeren.
Inmiddels zijn er systemen van DNA profielen en vingerafdrukken. Zo kan de politie personen vinden
die sporen hebben achtergelaten op een PD. Als iemand als verdachte wordt aangemerkt, en de
waargenomen eigenschappen van deze persoon zijn overeenkomstig met sporen op de PD, moeten we
evalueren wat deze eigenschappen waard zijn. Als de verdachte niets te maken heeft met het delict,
wat zou dan de kans zijn op het vinden van deze overeenkomsten? Deze kans kan worden
berekend/opgezocht met de hulp van databases van bepaalde eigenschappen die representatief zijn
voor een deel van de populatie.
Advocaten negeren vaak bewijs dat geen zekerheid biedt. Dit is echter zonde, want zo gaat
bewijskrachtig en relevant bewijs verloren. Poincaré vertelde ons niet simpelweg zulk bewijs te
verwerpen, maar de kans te bekijken op de geobserveerde effecten voor de mogelijke oorzaken.
1.4 What We Will Cover
In dit boek…
- Leggen we de fundamenten uit van logisch redeneren over bewijs en laten we zien hoe deze
principes toegepast worden op alle vormen van bewijs in strafzaken. Deze principes leggen uit
hoe over individuele bewijsstukken gedacht moet worden (hoofdstuk 2 en 3);
- Overwegen we welk soort vragen forensisch wetenschappelijk bewijs kan beantwoorden
(hoofdstuk 4);
- Bespreken we hoe de sterkte van bewijs uitgelegd kan worden (hoofdstuk 5);
- Laten we zien hoe we bewijs kunnen combineren met de zaak als geheel (hoofdstuk 6);
- Kijken we meer met detail naar hoe forensische wetenschappers bewijs evalueren en welke
methodes zij gebruiken (hoofdstuk 7);
- Bespreken we de analyse van sommige specifieke types wetenschappelijk bewijs om te laten
zien hoe de principes toegepasts worden op bepaalde problemen (hoofdstuk 8);
- Bespreken we meerdere misleidende stijlen van het presenteren van bewijs, waarvan sommige
nog steeds worden gebruikt (hoofdstuk 9 en 10);
- En onderzoeken we sommige van de meer traditionele juridische vragen in het licht van onze
analyse, en doen we aanbevelingen tot hervorming (hoofdstuk 11).
, Week 2
Reader
Berger, C. (2012). Criminalistiek is terug redeneren. Nederlands Juristenblad, 13.
Er is sprake van een schijnkeuze: een logisch incorrecte conclusie die goed begrepen wordt is geen
alternatief voor een logisch correcte conclusie die uitleg behoeft.
Forensische wetenschap wordt vaak eenvoudigweg gedefinieerd als de toepassing van wetenschap op
vragen die van belang zijn voor de rechtbank. De criminalistiek is daarbij het deel waarin de exacte
wetenschappen worden toegepast.
Locard’s principle: every contact leaves a trace (maar heeft hij nooit ergens gezegd). Het kan
bovendien ook niet of nauwelijks als zodanig fungeren. Je kunt met dezelfde geldigheid zeggen; every
contact wipes a trace.
In Charles’ visie is forensische wetenschap de wetenschap van het terugredeneren, van een bekend
gevolg naar een oorzaak, gebruikmakend van de eerder genoemde drie pijlers: logica, kansrekening en
methodologie.
Redeneren is gebaseerd op logica. Als logica wordt toegepast op onzekere gebeurtenissen is
kansrekening vereist voor het meest rationele resultaat. Het wordt zelfs als definitie van kansrekening
gehanteerd: de extensie van logica naar onzekere gebeurtenissen.
Drie hoofdvormen van redeneren die een belangrijke rol in de criminalistiek spelen:
1. Abductie: het type redenering waarmee we creatief hypothesen genereren die – wanneer juist
– de initiële waarnemingen het best verklaren. Zo kunnen we bij het aantreffen van modderige
voetstappen vanaf het raam, tot de hypothese komen dat de inbreker via het raam naar binnen
kwam.
2. Deductie: type redenering waarmee je tot harde, zekere conclusies kunt komen (categorische
conclusies), die noodzakelijk juist zijn. Dit is de soort van redenering die we toepassen als we
een hypothese kunnen uitsluiten, zoals wanneer onze waarnemingen absoluut onmogelijk zijn
wanneer de hypothese juist zou zijn. Zoals een waterdichte alibi.
3. Inductie: gebruiken we wanneer we waarnemingen doen die meer steun voor de ene hypothese
vormen dan voor de andere, maar geen van beide hypothesen uitsluiten. Bij dit type
redenering geven onze waarnemingen steun aan een hypothese maar kunnen deze nooit met
zekerheid bewijzen. Bij herhaalde bevestigende waarnemingen blijft onze overtuiging
toenemen, maar zekerheid wordt nooit bereikt.
Onze kennis (of mate van overtuiging) omtrent de hypothesen kan worden uitgedrukt in een
kansverhouding: de kans dat H1 waar is, gedeeld door de kans dat H2 waar is (= odds).
Een relevante nieuwe waarneming zal de odds van de hypothesen doen veranderen. Volgens de
kansrekening definieert de mate waarin een waarneming de odds verandert de bewijskracht van die
waarneming.
De kansverhouding voor de waarneming wordt ook wel prior odds genoemd. De kans na de
waarneming wordt posterior odds genoemd.
Het theorema van Bayes laat zien dat de bewijskracht een vermenigvuldigingsfactor is, en definieert
deze als de likelihood ratio:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller babskracht1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.60. You're not tied to anything after your purchase.