1.
Meneer de Jong wilt graag onderzoeken wanneer studenten beter leren. Hij vraagt zich af of studenten de stof voor het tentamen beter tot zich nemen wanneer zij de colleges live bijwonen of ze later online terugkijken. Om dit te onderzoeken verzamelt hij data van 300 studenten waarbij hij de prestaties op het tentamen van blok 2.2 van de studenten die de colleges bijwoonden vergelijkt met die van de studenten die de colleges terugkeken.
Kijkend naar de resultaten blijkt dat de studenten die de colleges bijwoonden gemiddeld 0,9 punten hoger scoorden op het tentamen dan de studenten die de colleges terugkeken. Dit verschil was significant.
Kan meneer de Jong uit deze resultaten uitgaan van een causaal verband?
A) Nee, er is geen causaal verband omdat het verschil tussen de prestaties van de groepen niet groot genoeg is.
B) Nee, er is in dit onderzoek te weinig sprake van het manipuleren van variabelen waardoor er derde variabelen aan de orde zouden kunnen zijn. Aan de andere assumpties wordt wel voldaan.
C) Ja, aan alle voorwaarden voor causatie wordt voldaan.
D) Nee, in het onderzoek van meneer de Jong is sprake van het bidirectionele probleem omdat er geen rekening is gehouden met temporal order
Réponse: Antwoord
De voorwaarden voor causatie zijn:
• Er is een relatie tussen oorzaak (X) en gevolg (Y): als X verandert, verandert Y (covariation). Aan deze voorwaarde wordt voldaan: er is een relatie tussen oorzaak (manier van college kijken) en gevolg (prestatie) aangetoond. Het verschil in prestatie t.a.v. de colleges bijwonen of online terugkijken was significant. (Studenten die college’s bijwoonden behaalden hogere scores.)
• Veranderingen in X gaan altijd vooraf aan veranderingen in Y (temporal order), - er zijn geen plausibele alternatieve oorzaken voor Y. Aan deze voorwaarde wordt ook voldaan: de volgorde van het bekijken van college’s en het tentamen zijn in het experiment vastgesteld. Er is dus geen sprake van dat de prestatie op het tentamen het wel of niet bekijken van de college’s beïnvloedt. (Antwoord D is dus niet correct)
• Er zijn geen plausibele alternatieve oorzaken voor Y. Aan deze voorwaarde wordt niet voldaan (Antwoord C is dus niet correct): in dit onderzoek worden er geen variabelen gemanipuleerd. Meneer de Jong deed namelijk alleen een passieve observatie door de verschillen tussen bepaalde al bestaande groepen studenten te vergelijken. Het “derde variabele probleem” zou hier dus aan de orde kunnen zijn. Zo zou motivatie bijvoorbeeld een derde variabele kunnen zijn wat ervoor zorgt dat studenten die gemotiveerd zijn, de college’s willen bijwonen en door deze motivatie ook beter presteren op het tentamen. (Antwoord B is correct)
De grootte van het verschil tussen de prestaties van de twee groepen heeft niks te maken met causatie. (Antwoord A is dus niet correct)