Inhoudsopgave
1 ETHIEK: OVER HET GOEDE EN HET JUISTE .............................................................................................. 1
1.1 BEGRIPPENKADER ..................................................................................................................................... 1
1.2 HET FUNDERINGSPROBLEEM ....................................................................................................................... 2
1.3 HET PROBLEEM VAN RELATIVISME: ............................................................................................................... 3
1.4 MORELE WAARDEN: WAARDEN, AUTHENTICITEIT EN GELUK ............................................................................... 3
1.5 UTILITARISME VS. ETHIEK VAN KANT ............................................................................................................. 5
1.6 CASUS 1: BIODIVERSITEIT EN KLIMAAT MORELE VERANTWOORDELIJKHEID IN HET ANTROPOCEEN .............................. 7
2 SOCIALE EN POLITIEKE FILOSOFIE (DE RECHTVAARDIGE SAMENLEVING).............................................. 10
2.1 POLITIEKE FILOSOFIE ................................................................................................................................ 10
2.2 RECHTVAARDIGHEID ................................................................................................................................ 13
2.3 DEBAT OVER VERZORGINGSSTAAT .............................................................................................................. 15
2.4 CASUS 2: DEMOCRATIE EN POPULISME ....................................................................................................... 17
3 CULTUURFILOSOFIE: IDENTITEIT EN CULTUUR ..................................................................................... 22
3.1 ROMANTIEK ........................................................................................................................................... 22
3.2 MARXISME ............................................................................................................................................ 23
3.3 MODERNITEIT ........................................................................................................................................ 24
3.4 DE ONTWIKKELING VAN HET MODERNE CULTUURBEGRIP ................................................................................. 25
3.5 KRITIEK OP DE MODERNE CULTUUR ............................................................................................................. 27
3.6 DE GEESTWETENSCHAPPELIJKE TRADITIE ...................................................................................................... 28
3.7 MASSACULTUUR ..................................................................................................................................... 29
3.8 CULTUUR, SOCIALE IDENTITEIT EN LEEFSTIJL .................................................................................................. 32
3.9 POSTMODERNISME EN GLOBALISERING ........................................................................................................ 32
3.10 CASUS 3: IDENTITEITSPOLITIEK, ANTIRACISME EN DEKOLONISERING ................................................................... 34
4 WETENSCHAP, TECHNOLOGIE EN SAMENLEVING ................................................................................ 38
4.1 HET STANDAARDBEELD VAN WETENSCHAP ................................................................................................... 38
4.2 KENNIS EN HANDELEN .............................................................................................................................. 41
4.3 SOCIAAL CONSTRUCTIVISME ...................................................................................................................... 42
4.4 ACTOR-NETWERK THEORIE ....................................................................................................................... 43
4.5 DE TECHNO-WETENSCHAPPELIJKE MAATSCHAPPIJ .......................................................................................... 45
4.6 DE RISICOMAATSCHAPPIJ .......................................................................................................................... 45
4.7 CONCLUSIE ............................................................................................................................................ 46
5 BEGRIPPENKADER ............................................................................................................................... 47
,Inleiding tot de Filosofie
1 Ethiek: over het goede en het juiste
Vanuit de ethiek is er een verschil tussen het goede en het juiste om te doen.
1.1 Begrippenkader
Er zijn enkele belangrijke concepten:
• Waarden zijn algemene morele uitgangspunten, het zijn aspecten van het leven die we
belangrijk of waardevil vinden. Ze drukken een beoordeling of evaluatie uit
o Bv “alles staat of valt bij eerlijkheid”, je drukt uit dat je eerlijkheid belangrijk vindt
waardoor het een waarde wordt.
o Bv “gezondheid is een kostbaar goed”, de overheid waakt over de gezondheid van
haar bewoners, ze baseren zich op de waarde van gezondheid.
• Deugden zijn waardevolle karaktereigenschappen van een persoon, dus niet alleen maar
gezondheid, tolerantie of geluk. Het moet een eigenschap van een mens zijn.
o Bv: eerlijkheid
• Normen zijn concrete gedragsbepalingen of specifieke regels die ons voorschrijven wat we
moeten of mogen doen, ze drukken een plicht of een permissie of een verbod uit.
o Bv. “Een leugentje om bestwil is toegestaan” kan een morele uitspraak zijn waarin je
mag liegen als het voor the greater good is.
o Bv. “Je moet de waarheid spreken” is gebaseerd op de waarde ‘eerlijheid’
De ethiek is een deeldiscipline van de filisofie, ook wel eens de morele filosofie genoemd
De ethiek houdt zich bezig ‘waarom’-vragen en vragen naar waarheid en fundering maar het heeft
een eigen domein waarin ze actief is. Dat domein wordt afgebakend tussen volgende onderdelen:
• Moreel: wat overeenstemt met de heersende waarden en normen
o Bv. de zieken verzorgen
• Immoreel: wat de heersende waarden en normen schendt
o Bv. Uitsluiting obv racisme
• A-Moreel: datgene waar geen waarden en normen bij betrokken zijn
o Uitspraken die een oordeel over persoonlijke voorkeuren uitdrukken heeft niets te
maken met de ethiek
Een moraal is een stelsel van normen en waarden dat betrekking heeft op het handelen van mensen,
het is iets wat je toeschrijft aan de mensen.
è In de moraal van de antiek-Griekse cultuur stond dapperheid hoog aangeschreven
è Je kan achter de moraal van bepaalde groepen in bepaalde tijden komen door bv. geschriften
te lezen uit een bepaalde tijd.
De ethiek is de studie van normen en waarden, die zich richt op de vraag welke normen en waarden
we kunnen rechtvaardigen. Dat is een moeilijkere vraag.
è Waarom vinden we gezondheid zo belangrijk?
o Een typisch soort vraag in de ethiek
De kerntaak van de ethiek is de geldigheid te onderzoeken van waarden en normen. Ze wilt niet
beschrijven of verklaren.
è Is bv. zelfmoord op een bepaald model een nobele handeling?
1
,Inleiding tot de Filosofie
Je rechtvaardigt een norm door te redenen te formuleren vor die norm.
è Welke normen en waarden kunnen we met goede redenen verdedigen? Wat zijn goede
redenen?
De ethiek is normatief, ze vormt een oordeel over de geldende normen en waarden en geeft aan
welke normen en waarden we zouden moeten naleven
è Moreel versus immoreel
1.2 Het funderingsprobleem
Er is een logische kloof tussen het zijn en het behoren of het moeten.
è Uit de constatering dat iets het geval is, volgt niet dat we iets moeten doen. Uit een feit kan
je niet zonder meer een norm afleiden. (belangrijke regel)
o Mensen verantwoorden zich door te verwijzen naar hoe de zaken nu eenmaal zijn,
de manier waarop de dingen zijn, zijn niet persé een norm. Het is niet omdat iets
altijd zo geweest is, dat het altijd zo moet zijn.
o Uit feiten kan je geen normen afleiden
Er zijn twee verregaande implicaties:
• Het hele wetenschappelijke instrumentarium van feiten, verklaringen, experimenteel bewijs
etc. is niet bruikbaar in de ethiek.
• De hele exacte wetenschap of de empirie kan geen sluitend argument geven van hoe we ons
leven moet leiden.
Een correcte redenering om normen te rechtvaardigen bevat feitelijk ook normatieve argumenten
è Er moet een gegeven van moeten bijkomen
Niet geldig:
Vlees eten veroorzaakt leed bij dieren dus we mogen geen vlees eten
Wel geldig:
Vlees eten veroorzaakt leed bij dieren, we mogen geen leed veroorzaken bij dieren dus we mogen
geen vlees eten.
è Zelfs als premise a bewezen is, staat premise b mogelijks nog ter discussie want die bewering
moet ook gerechtvaardigd worden.
Elke norm die we aannemen, moet opnieuw gefundeerd worden. In de Westerse samenleving
bestaat er geen geldige basis of bron voor morele normativiteit (zoals bv. God).
è Je krijgt een ‘regressus ad infinitum’, een eindeloze reeks ‘waarom?’-vragen
Het onmogelijk om tot een ultieme fundering voor ethische stellingnamen te komen.
è Op een bepaald moment botsen we op een ‘omdat het moet’-argument of een
autoriteitsargument, ‘omdat het in de wet staat’.
Het is moeilijk om te verdedigen dat de ethiek een wetenschap is, het is een volledig ander soort
wetenschap want ze heeft geen ultiem fundament waardoor ze extra belangrijk is.
2
, Inleiding tot de Filosofie
Je hebt twee uitersten:
• Het objectivisme stelt dat de juistheid van algemene normele uitgangspunten bewezen kan
worden.
o Het is objectief het beste, gaan vaak uit van een religieus fundament
• De relativist zegt dat uiteindelijk alle normen en waarden altijd relatief zijn, het niet mogelijk
om ze te rechtvaardigen.
De ethiek zoekt de tussenweg, het heeft zin om algemene morele uitgangspunten te onderzoeken en
na te gaan welke morele consequenties ze met zich meebrengen.
1.3 Het probleem van relativisme:
è Ten opzichte van wat zijn normen en waarden relatief?
Je hebt twee soorten relativisme:
• Cultuurrelativisme (geografisch en historisch), bv. de aanvaardbaarheid van de doodstraf.
o Fundamentele verschillen tussen culturen
o Je hebt ook cultuuroverstijgende normen en waarden, bv. vriendschap of liegen
• Subjectivisme, zoals bv. het emotivisme
o De morele uitspraak is de uitdrukking van een gevoel
o Er is een ethische discussie, probeer je gevoelens te beïnvloeden door de eigen
gevoelens uit te drukken?
Er zijn enkele bezwaren tegen het emotivisme:
• Afkeer leidt niet altijd tot morele afkeuring en waardering niet altijd tot morele goedkeuring.
o Bv. bewondering voor de schurk
o Je emoties kunnen negatief zijn, maar je ziet het toch als moreel juist.
• We hechten veel betekenis aan de rechtvaardiging van onze morele keuzes
• Gevoelens zijn niet de oorzaak, maar het gevolg van morele opvattingen
o De causale verbontenis tussen gevoelens en morele opvattingen zijn omgekeerd, je
maakt een keuze waardoor je beter of slechter voelt en niet andersom.
o Bv. ecologische keuzes voor de trein ipv het vliegtuig
o De voldoening is een gevolg van een morele keuze, eerst de morele keuze en dan pas
het gevoel.
1.4 Morele waarden: waarden, authenticiteit en geluk
1.4.1 Waarden
Het zijn algemene uitdrukkingen van wat we in ons leven belangrijk vinden, het zijn de bestanddelen
van het goede leven.
We zoeken een tussenweg tussen het objectivisme en het relativisme om redenen te geven waarom
we deze waarden belangrijk vinden.
Je kan kapitalisme zien als een vrijheid of een onvrijheid
è Met de “two concepts of liberty” worden twee soorten vrijheden beschreven:
o Negatieve vrijheid: de afwezigheid van beperkingen
o Positieve vrijheid: de aanwezigheid van reële keuzemogelijkheden
è Is het je verantwoordelijkheid om voor negatieve of positieve vrijheid te zorgen?
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ygael. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.06. You're not tied to anything after your purchase.