Deze samenvatting is gemaakt op basis van de lessen en van het boek (syllabus: Inleiding tot sociologie) van Walter Weyns. Je vindt elk hoofdstuk erin terug dat te kennen was. Gemaakt in het jaar .
=> heropbloei na Middeleeuwen: wetenschappen in zelfde volgorde herontdekt
1. sterrenkunde
2. natuurkunde
3. biologie
4. psychologie
5. sociologie (vanaf 18de à 19de eeuw)
Opmerkelijk:
Het eerste wat ze ontdekte = verste weg van de mens
makkelijker om verafgelegen zaken wetenschappelijk te benaderen, te objectiveren
menswetenschappen als laatste ontstaan: moeilijk om een analyse te maken van
mensen, religies, gevoelens,…
Psychologie: onderzoekt het innerlijk van de mens
Sociologie: onderzoekt de sociale voorwaarden waaronder men een “mens” wordt
Een mens heeft zijn identiteit, taal, kennis, … te danken aan de sociale verbanden
waarin hij leeft
2. 'TIJDPERK VAN DE SOCIOLOGIE'
“om sociologische verbeelding te maken, moeten uw evidenties even dooreen geschud
worden”
Kantelmomenten hebben ons wakker geschud (FR, IR)
Bewustzijnsproces
Tijdperk van de sociologie
1.2 De sociale verbeelding ontstond in crisistijden
Waarom heeft sociologie zo lang op zich laten wachten?
1. NATUURLIJKE DISTANTIE TUSSEN INDIVIDUELE MENS EN MAATSCHAPPIJ ONTBREEKT
Natuurlijke distantie = mensen maken zichzelf niet gemakkelijk tot object van de
weten schap
De maatschappij zit IN ons en werkt via de opvoeding, wetten, gewoonten, zeden en
sociale structuren in op onze innerlijke roerselen, motieven, denkbeelden en
gevoelens ze bepaalt onze identiteit
,Sociologie
We maken en worden gemaakt door de maatschappij moeilijk om objectief naar
de samenleving te kijken
Meest menselijke aan mens = vermogen om te denken en verhoudingen in te nemen
(d.m.v. taal)
o Vb. geestelijk aanwezig
Je bent alleen in de natuur, maar toch denk je hele tijd na. Nadenken
d.m.v. taal taal ontstaan uit de samenleving moeilijk om te
objectiveren
Sociale druk vb. sluitspier controleren op bepaalde plaatsen en momenten
2. SOCIOLOGIE ONTLUISTERT EN WEKT WEERSTAND OP (NOOD AAN DEMOCRATIE)
Mensen zijn geneigd zich beter voor te doen dan dat ze zijn
o Sociologie brengt dit aan het licht
objectieve/rationele analyse wekt weerstand op
Sociologie = subversief = ze ontmaskert, ze wijst op pijnlijke situaties in onze
samenleving en laat zien hoe deze tot stand zijn gekomen
o (mensen zijn bang dat waarheid aan het licht komt, positie gaan verliezen, …)
o Socioloog gelooft niet in de “”officiële” voorstelling van zaken
o Sociologie werd niet getolereerd in oude maatschappijen
=> democratie nodig
Socioloog = ontdekkingsreiziger, die een onbekende (maar dichtbij) wereld leert
kennen
o Vb. Du Bois: eerste zwarte Amerikaanse socioloog
Als zwarte in Amerika voelde hij zicht een buitenstaande, hij leeft in
een samenleving maar behoort er niet toe
o Vb. Montesquieu van ontluisterende satire en sociologische verbeelding
Lettres Persannes: Perzische brieven
2 perzen die reizen door Fr en beschrijven de eigenaardige levenswijze
van de Fransen.
Doel: de Fransen naar hun eigen leventje laten kijken alsof het vol rare
gewoontes zat
Het leerde dat gewoonten en wetten verschillen van regio tot regio,
land tot land en van tijdperk tot tijdperk De l'esprit des lois = over
de geest der wetten
Als buitenstaander maatschappij bekijken en beseffen wat je doet
vervreemding is nodig voor een sociologische analyse
3. HET SOCIOLOGISCH BEWUSTZIJN WORDT GEPRIKKELD DOOR CRISIS`
18de en 19de eeuw: grote maatschappelijke veranderingen (in West-Eu en Noord-Am)
Maatschappij werd ervaren als door en door problematisch mensen werden zich
bewust van de sociale werkelijkheid
Sociale werkelijkheid = de mensen werd een werkelijkheid gewaar die hij nog niet
kende omdat ze te vanzelfsprekend was
,Sociologie
1.3 De twee revoluties (of waren er meer?)
Transformaties hebben gezorgd voor schokken die alle vanzelfsprekendheden dooreen
hebben geschud
Historische drempeloverschrijdingen
1. BEHEERSING VAN HET VUUR: CLANMAATSCHAPPIJ
Omslag in machtsbalans in de natuur = clanmaatschappij
Chef aan het hoof: op basis van charisma (= mensen geloven hem)
Aanpassen aan de natuur => kleine groepen en vaak verplaatsen
'Rechtssysteem' was gebaseerd op vroegere voorvallen
Geen voorraden mogelijk
Men geloofde dat alles een ziel had en dat je de wereld goed gezind moest stemmen
2. NEOLITHISCHE REVOLUTIE: VAN LANDBOUW NAAR INDUSTRIE: DE OPKOMST VAN INDUSTRIËLE
MAATSCHAPPIJ
Overgang van jacht- en verzameleconomie naar de landbouw
De nomadische levenswijze word opgegeven en ze gaan zich vestigen => dorpen en
steden: nieuwe organisatie van sociaal leven
Eigendom: akkers bewerken
Landbouwmaatschappij
o Natuur temmen, dorpen en steden bouwen, voorraden aanleggen ,
boerenmentaliteit = stabiliteit, handelen en ruilen
o Recht werd op geschreven
o Mensen hadden specialisaties
Massale sociale transformaties (nu)
3. INDUSTRIËLE REVOLUTIE DIE SAMENVALT MET POLITIEKE OMWENTELINGEN
Franse revolutie
o Politieke verandering in Fr democratisch worden (op een snel tempo)
o Ruimere betekenis dan de gebeurtenissen in Fr: staat symbool voor politieke
modernisering en democratisering
o Nieuwe idealen: vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid
Industriële revolutie
o 18e eeuw England en 19e eeuw West-Eu
o Industriële maatschappij
(Technische) innovatie, diversiteit en bestuur wordt gekozen
Wetenschap onderzoekt of oude kennis klopt
Fabricatie
Grondwet als basis voor alles
Kortom: sociale veranderingen kunnen onder de noemer van industrialisering en
democratisering worden gebracht. De sociologie probeert het samenspel van
verandering te begrijpen in het licht van toegenomen menselijke interdependentie (=
samenhang of afhankelijkheid) . Modernisering is belangrijk als het over
veranderingen gaat.
,Sociologie
4. INFORMATIEMAATSCHAPPIJ
Sociologisch bewustzijn = ontstaan doordat de maatschappij slachtoffer is geweest
van (r)evoluties
Sociologie = wetenschap van het sociaal handelen of wetenschap van de
HEDENDAAGSE maatschappij (geïnteresseerd in modernisering)
Als er 1 ding wisselt in de maatschappij, wisselt alles mee (zie p20 schema)
Onderzoeken: hoe landbouwmaatschappij => nu
o Kennis verwerven over sociale processen en ze zo te beheersen
Sociologie wil het samenleven organiseren
1.4 Intermezzo: beleefde verandering
Zweig beschrijft de turbulente veranderingen van de maatschappij
1.5 Het sociaal probleem als bron van sociologische benadering
Basis sociologische vraagstelling => sociaal probleem (als het maakbaar zou kunnen
gemaakt worden)
1. WAT IS EEN SOCIAAL PROBLEEM?
Hangt af van een aantal factoren.
Vb. druggebruik, migratie, racisme, …
Socioloog zal zaken die in de maatschappij aanbodkomen afstandelijk analyseren en
verklaren
Objectief aspect: er moet iets zijn, aanwijsbaar met feiten
Subjectief aspect: moet als problematisch ervaren worden
Collectief aspect: door bepaalde groepen als problematisch ervaren (jij alleen
kan dat niet vinden) (vb. druggebruik kan voor politie problematisch zijn ,maar
voor een gebruiker niet)
Niet alleen aandacht voor de overheid en haar problematisch gedefinieerde
toestanden
Oplosbaar
1.6 Wright Mills over sociologische verbeelding
Sociologische verbeelding = capaciteit om verbanden te zien tussen het leven van
individuen en de historische en maatschappelijke contexten waarin ze leven.
o Vb. tandpijn: je denkt niet aan de ruimere sociale context, het is een gevolg
van een bepaalde levensstijl die samenhangt met het sociaal milieu waarin je
opgroeit => klacht omzetten naar sociaal probleem
1. PERSOONLIJKE KLACHTEN VERSUS SOCIALE PROBLEMEN
Mijn probleem houdt verband met een groot maatschappelijk probleem je maakt
er een sociale kwestie van
o Vb. file => mobiliteitsprobleem
,Sociologie
2. HET INDIVIDUELE KUNNEN ZIEN ALS HET COLLECTIEVE (EN OMGEKEERD)
Vb. Emile Durkheim over zelfdoding
o Zelfdoding vaker in steden, meer mannen en verschil tussen godsdienst
o Verklaring: sociale integratie (= opgenomen in de grp en dat je aan die
mensen hulp kunt vragen, er zijn ook gewoontes waarop je kunt terugvallen)
is het minst groot bij grp die het meest aan zelfdoding doet
Vrouwen zijn meer sociaal geïntegreerd
Platteland toen waren dorpen en steden was anoniemer
Protestanten (individueel) meer dan Katholieken (steun zoeken bij
elkaar) omdat protestanten minder rituelen en sociale acitivi. hadden
3. HET EIGENE ZIEN ALS HET EXOTISCH (EN OMGEKEERD)
= Het ontwrichten van vanzelfsprekendheden
Vb. tandenpoetsen, ander perspectief -> raar ritueel
Vb. Nacirema (boek p49,50)
Vb. Ruth Benedict over kannibalisme: je kan het zien als respect (ze draait het
perspectief om en verandert je vooroordelen)
1.7 Twee voorbeelden van sociologische verbeelding: Comte en Spencer
Grondleggers van de sociologie
3 basisvragen van de sociologie
1. Hoe baken je sociologie als wetenschap af?
2. Hoe verklaar je sociale orde?
3. Hoe verklaar je sociale verandering?
1. COMTE (1798-1857)
Biografie
O leefde sober, Katholiek opgevoed maar was atheïst
O eigen filosofie: het positivisme (behoefte aan simpele en feitelijke
wetenschap), omgezet in politiek systeem
o stierf door het vasten
o 'Plan des trauvaux scientifiques pour réorganiser la société'
Sociologie als wetenschap der mensheid
o = zelfstandige wetenschap, eigen methoden en een eigen domein
o Volgens Compte: sociologie is de overkoepelende wetenschap
(metawetenschap), die de andere wetenschappen hun plaats toewees
o Wet der drie stadia en opvatting over doorbraak van de rede => ! nodig om dit
te begrijpen
Wet der drie stadia
o Compte is sterk beïnvloed dood de filosofie van de Verlichting (= rede, rationaal
denkende mens en het geloof in menselijke vooruitgang staan centraal)
o Ontwikkeling doormaken in 3 stadia
,Sociologie
A. Theologisch stadium
Mensen geloven in denkbeeldige/irreële dingen (geesten, monsters)
animisme: geloven dat alles bezield is
B. Metafysisch stadium (overgangsfase)
= denken in abstracte, zuivere ideeën
mens zoekt naar 'wezen' der dingen
Wereld zit in elkaar naar het model van volmaakte abstracte figuren
Vb. Men gelooft niet meer dat sterren een eigen wil hebben maar is ervan
overtuigd dat ze cirkelvormige bewegingen maken omdat ze cirkel een
volmaakte figuur is.
C. Positieve stadium = wetenschappelijk stadium
Bijgeloof en metafysische fantasie overwonnen
Alleen nog rekening houden met wat hij dubbelzinnig kan waarnemen
(positieve)
Positieve = objectief, feitelijk, geen vooroordelen
Mens onderzoekt de werkelijkheid zoals hij is
Positief denken (= tot de feiten beperkt) kan je terugvinden in de natuurwetenschappen.
Volgens Comte is de taak van de sociologie het ondervinden van de groei van het positieve
denken situeren in de evolutie van de mensheid.
Sociale verandering als vooruitgang der rede
o Sociologie houdt zich bezig met
Ontwikkeling van maatschappijen
De oorzaken van deze veranderingen aan het licht brengen
o Franse revolutie: oorzaak van deze verandering (doorbreek van de rede)
o Analoog met drie stadia van het denken: drie stadia van het staatsbestuur
Theologisch denken: theocratie (regels van goddelijke oorsprong)
Metafysisch denken: abstracte idealen beïnvloeden bestuurders
Frankrijk in de eerste jaren na de revolutie: gelijkheid, vrijheid,
broederlijkheid maar men miste zin voor realiteit
Positieve fase: maatschappij bestuurd op perfecte manier
(feitenkennis)
o Hoe maatschappelijke verandering verklaren?
Comte verklaart het eigenlijk niet echt, hij poneert haar gewoon
Sociale orde als consensus
o Sociologie: verklaren hoe sociale orde mogelijk is en op welke mechanismen
deze berust (volgens Comte)
Sociale orde = dat betrekkingen tussen mensen op geregelde en
voorspelbare manier plaatsvinden
o Sociale orde vloeit voort uit een universele consensus: nood aan normen,
waarden en gewoonten waar iedereen het over eens is
,Sociologie
o Consensus denken/consensustheorie = mensen in groepen hebben een
minimumregels nodig
o Consensustheorie komt in elk stadium voor
Theologische fase: gebaseerd op overleveringen en gewoontes die in
der loop der jaren spontaan zijn gegroeid zonder dat iemand de
herkomst er van kent, men gedraagt zich zoals iedereen
Metafysische fase: gebaseerd op grote abstracte ideeën en idealen
Overgangsfase: overgang van oude universele consensus naar
nieuwe stabiele consensus
Positieve fase: gebaseerd op het redelijk inzicht dat mensen elkaar
nodig hebben
=> maatschappij gekenmerkt door altruïsme
2. SPENCER (1820-1903)
Biografie
o Groeit op in Engeland na IR
o Spoorwegingenieur
o Evolutiedenker en liberaal
o Eigen evolutietheorie tegelijkertijd als Darwin
Sociologie als wetenschap van de sociale evolutie
o Alle wetenschappen bestuderen evolutie
o “wet van de evolutie” geldt ook buiten de biologie
Fysische en. Chemische processen = resultaat van evolutie
Menselijke samenleving en cultuur ook onderworpen aan evolutie
Elke wetenschap zou dezelfde universele evolutiewet ontdekken
van homogeen naar heterogeen
van ongeïntegreerd naar geïntegreerd
van ongedifferentieerd naar gedifferentieerd
Vb. atoomsoorten (130 soorten)
→ die atomen beginnen te clusteren, krijgen kenmerken en zo
krijg je diverse moleculestructuren, met relatief weinig verschillen
die toch door combinatie zeer veel verscheidenheid creëren .
=> integratie leidt tot differentiatie
→ Atomen - moleculen - levende wezens (verschillende soorten)-
bewustzijn (verschillende ideeën) : sprongen in de evolutie
o Toenemende integratie gaat gepaard met toenemende heterogeniteit
o Sociologie houdt zich bezig met de meest geëvolueerde zijnsvormen:
maatschappijen
Sociale verandering als evolutie
o Evolutie = ontwikkelingen in de maatschappij bestuderen
o Engeland voor de IR: zeer homogene, ongedifferentieerde samenlevingen
(allemaal landbouwdorpen, iedereen deed hetzelfde, …)
o Na de IR: heterogene, gedifferentieerde samenlevingen
o Groei stuwt evolutie voort
,Sociologie
Sociale orde als evolutie
o groei zorgt voor toename van structurele differentiatie
structurele differentiatie = onderscheiden en als herkenbare delen
gaan aftekenen. Deze delen vervullen onderscheiden functies ten
dienste van het geheel.
o toename van de structuur gaat gepaard met specialisering naar functie
o door structurele differentiatie en functionele specialisatie verandert de
samenleving => heterogener + integratie (regels opstellen…)
Spencer: “evolutie bestaat uit drie deelprocessen: structurele differentiatie,
functionele specialisatie en toenemende integratie
3. VERGELIJKING TUSSEN COMTE EN SPENCER
Rede versus evolutie
o Spencer: zoekt verklaring in de grootte van de maatschappijen en spreekt niet
over het menselijk bewustzijn
o Comte: verklaart maatschappelijke ontwikkeling door de rede die in de loop
van de geschiedenis wordt geleid. Waarom dat dat zo is, behandelt hij niet
o Hoezeer ze ook van elkaar verschillen, ze kunnen elkaar aanvullen
Consenus versus integratie door arbeidsindeling
o Comte
Sociale orde = universele consensus
Nadruk op bewustzijn
o Spencer
Sociale orde is zoals een organisme
De orde van een maatschappij is het lichaam, waarvan de
organen op elkaar afgestemd zijn en onbewust functioneren.
Toepassen op een maatschappij: de organen zijn organisaties
en instituties. De sociale orde is het verlengstuk van de
arbeidsindeling.
Als de arbeidsindeling ver is doorgevoerd zijn de mensen
afhankelijk van elkaar.
Sociale problemen doen zich voor wanneer de mate van
arbeidsindeling (structurele differentiatie en specialisatie) niet
is aangepast aan de omvang van de bevolking.
Altruïsme versus individualisme
o Comte: verwacht toename van het altruïsme: mensen zouden zien dat ze
elkaar nodig hebben
o Spencer: verwacht toename van het individualisme: arbeidsverdeling vergroot
verschillen tussen de mensen en verscherpt besef van individualiteit
=> andere grondleggers van de Sociologie: Emile Durkheim en Max Weber
=> sociologie is een verzameling van sociologieën
,Sociologie
Hoofdstuk 2: Cultuur en maatschappij
2.1 Het begrip cultuur
1. Cultuur ruimer dan ‘hogere cultuur’
Omvat al wat aangeleerd is en betekenis heeft voor mensen
Aangeleerde manieren van handelen, denken en voelen
o Doorgegeven van generatie op generatie = cultuurcyclus
4 belangrijke elementen
o Symbolen en denkbeelden
= Al wat door leden van een bepaalde groep wordt herkend als drager van
een betekenis
Vb. taaltekens, gebaren
Maken de wereld tot een zinvolle omgeving
Mensen die dezelfde symbolen delen = leven in zelfde
betekenisuniversum
Niet natuurlijk + in verschillenden culturen hebben ze een andere
betekenis
o Waarden
= Abstracte idealen of streefdoelen
Wat een groep/samenleving belangrijk vindt
o Normen
= Gedragsregels die mensen verondersteld worden na te leven
Concretisering van waarden, duidelijk aangegeven
Impliciet (niet letterlijk uitgesproken/geschreven) <-> expliciet
o Materiële goederen
= Artificiële (door de mensen gemaakt) en natuurlijke
voorwerpen/grondstoffen die in het handelen van mensen een betekenis
hebben
Materialiseren van waarden
Vb. waarde = privacy; manier waarop onze woningen zij gebouwd
Materiële cultuur
= Materiële voorwerpen die een belangrijke plaats innemen in het leven van een
bepaalde groep of samenleving
Vb. Onze materiële cultuur gekenmerkt door auto’s, machines, gsm’s …
Verband tussen mentaliteit van mensen en hun materiële omgeving
Sociale structuur cultuur:
, Sociologie
Sociale structuur = de relatief duurzame verhouding tussen individuen en groepen
die ten opzichte van elkaar herkenbare sociale posities bekleden (vb. sociale
structuur van een familie)
Cultuur = “opvattingen, normen en waarden” en "wijzen van denken, handelen en
voelen” van mensen in een sociale structuur (vb. conservatieve gezinscultuur)
Structuur vs. cultuur
o Structurele veranderingen verandert cultuur MAAR ook culturele
veranderingen verandert structuur
o Structuralisten (structuur belangrijker dan cultuur, vb. Spencer) &
culturalisten (cultuur belangrijker dan structuur, vb. Comte)
2. Cultuur en maatschappij
Maatschappij = structuur van interrelaties of sociale verhoudingen dat individuen
verbindt
Cultuur = binnen maatschappij een dominante manier van denken en handelen
(aangeleerde manier)
Cultuur zou niet bestaan zonder maatschappij
Maatschappij zou niet bestaan zonder cultuur: geen taal, geen techniek, geen
tradities, …
2.2 De menselijke soort en co-evolutie
1. Evoluti e
Darwin: evolutie is het gevolg van twee mechanismen die op elkaar inwerken
o Genetische variatie
= Bij de overgang naar de volgende generatie, passen organismen zich aan
Gevolg van mutatie
o Natuurlijke selectie
= Organismen met verbeterde/andere eigenschappen hebben een betere
overlevingskans. Gunstige eigenschappen worden doorgegeven en minder
gunstige gaan verloren.
Struggle for life
o Domesticatie
= Dieren passen zich aan de door de mensen gecreëerde omgeving
De culturele omgeving selecteert biologische kenmerken
vb. huisdieren
Mensen en apen
Menselijke wezens = deel van hogere zoogdieren, primaten
Tussen de eerste recht oplopende primaten en huidige mens -> heel wat tussenstadia
geweest van hominiden (mensachtigen)
o Culturele ontwikkeling was toen al bezig
o Culturele evolutie: belangrijke rol in evolutie van de menselijke soort
Co-evolutie = verband tussen de evolutie van cultuur en van de mens
o Versmelting van culturele en biologische evolutie
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller liesherreman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.17. You're not tied to anything after your purchase.